Onderwijs

Zestig procent OOD-geld gaat naar onderzoek

Het college van bestuur gaat in beginsel akkoord met de uitgewerkte voorstellen van de commissie-Luyben over de besteding van de OOD-gelden op de lange termijn.

Een commissie onder leiding van TNW-decaan prof.ir. Karel Luyben heeft al eerder adviezen uitgebracht over de vraag hoe OOD-geld het beste kan worden ingezet om de kwaliteit van onderwijs en onderzoek te versterken. Een rapport met concrete voorstellen over de besteding van OOD-geld op de lange termijn liet op zich laten wachten, tot groeiend ongeduld van de ondernemingsgraad. De or ziet een verbetering van de ‘core business’ van de TU Delft als de voornaamste rechtvaardiging van de ingrijpende reorganisatie bij de ondersteuners.

Nu liggen die concrete voorstellen op tafel. De commissie heeft intensief gepraat met de decanen, die hun stempel op het eindresultaat hebben gedrukt. Belangrijk uitgangspunt in het advies is dat er voor een langere periode steeds 20 miljoen euro OOD-geld per jaar vrij zal komen. Belangrijk criterium voor de voorstellen is dat ze als het even kan nieuw geld moeten helpen aantrekken uit de tweede en derde geldstroom.

De taart van het OOD-geld is in het advies op twee manieren verdeeld. Ten eerste gaat er jaarlijks zestig procent naar onderzoek, dertig procent naar onderwijs en tien procent naar kennisvalorisatie. Maar daarbinnen is 25 procent bestemd voor ‘faculteitsoverstijgende programma’s en initiatieven’: daar ligt het initiatief dus vooral bij het college van bestuur.

Onderzoek krijgt 12 miljoen euro per jaar. De drie ‘boxes’ science, engineering en design krijgen elk 1,5 miljoen om promovendi aan te trekken. Dat biedt faculteiten ruimte om het aantal extern gefinancierde promovendi te verhogen. Als deze stimuleringsmaatregelen werken, zouden er enkele honderden extra promovendi kunnen worden aangesteld.

Vier miljoen euro per jaar is gereserveerd voor een ‘bonus’ om onderzoekers te helpen bij het verwerven van gelden uit enkele door de TU Delft geselecteerde financieringsprogramma’s uit de tweede en derde geldstroom. De commissie stelt in het rapport dat de wetenschapper zo “middelen in handen heeft om nieuwe voorstellen te ontwikkelen en alvast nieuwe promovendi aan te trekken in afwachting van nieuwe externe middelen.” Daarnaast zou nog jaarlijks een half miljoen moeten worden gestoken in een programma om onderzoeksgroepen tijdelijk externe onderzoekers aan te laten stellen. Voorwaarde is wel dat dit programma succesvol blijkt.

Voor onderwijs is in totaal zes miljoen euro uitgetrokken. De helft gaat naar Focus op Onderwijs, het breed opgezette programma dat onder meer de studeerbaarheid en de logistieke kwaliteit moet verbeteren. Veel programma’s binnen Focus op Onderwijs die al lagen te wachten op uitvoering kunnen zo worden gerealiseerd. Anderhalf miljoen gaat naar innovatieve projecten op het gebied van ict in het onderwijs.

Een commissie onder leiding van TNW-decaan prof.ir. Karel Luyben heeft al eerder adviezen uitgebracht over de vraag hoe OOD-geld het beste kan worden ingezet om de kwaliteit van onderwijs en onderzoek te versterken. Een rapport met concrete voorstellen over de besteding van OOD-geld op de lange termijn liet op zich laten wachten, tot groeiend ongeduld van de ondernemingsgraad. De or ziet een verbetering van de ‘core business’ van de TU Delft als de voornaamste rechtvaardiging van de ingrijpende reorganisatie bij de ondersteuners.

Nu liggen die concrete voorstellen op tafel. De commissie heeft intensief gepraat met de decanen, die hun stempel op het eindresultaat hebben gedrukt. Belangrijk uitgangspunt in het advies is dat er voor een langere periode steeds 20 miljoen euro OOD-geld per jaar vrij zal komen. Belangrijk criterium voor de voorstellen is dat ze als het even kan nieuw geld moeten helpen aantrekken uit de tweede en derde geldstroom.

De taart van het OOD-geld is in het advies op twee manieren verdeeld. Ten eerste gaat er jaarlijks zestig procent naar onderzoek, dertig procent naar onderwijs en tien procent naar kennisvalorisatie. Maar daarbinnen is 25 procent bestemd voor ‘faculteitsoverstijgende programma’s en initiatieven’: daar ligt het initiatief dus vooral bij het college van bestuur.

Onderzoek krijgt 12 miljoen euro per jaar. De drie ‘boxes’ science, engineering en design krijgen elk 1,5 miljoen om promovendi aan te trekken. Dat biedt faculteiten ruimte om het aantal extern gefinancierde promovendi te verhogen. Als deze stimuleringsmaatregelen werken, zouden er enkele honderden extra promovendi kunnen worden aangesteld.

Vier miljoen euro per jaar is gereserveerd voor een ‘bonus’ om onderzoekers te helpen bij het verwerven van gelden uit enkele door de TU Delft geselecteerde financieringsprogramma’s uit de tweede en derde geldstroom. De commissie stelt in het rapport dat de wetenschapper zo “middelen in handen heeft om nieuwe voorstellen te ontwikkelen en alvast nieuwe promovendi aan te trekken in afwachting van nieuwe externe middelen.” Daarnaast zou nog jaarlijks een half miljoen moeten worden gestoken in een programma om onderzoeksgroepen tijdelijk externe onderzoekers aan te laten stellen. Voorwaarde is wel dat dit programma succesvol blijkt.

Voor onderwijs is in totaal zes miljoen euro uitgetrokken. De helft gaat naar Focus op Onderwijs, het breed opgezette programma dat onder meer de studeerbaarheid en de logistieke kwaliteit moet verbeteren. Veel programma’s binnen Focus op Onderwijs die al lagen te wachten op uitvoering kunnen zo worden gerealiseerd. Anderhalf miljoen gaat naar innovatieve projecten op het gebied van ict in het onderwijs.

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.