Wetenschap

Wat er wèl in staat, is niet gerustellend

Het kabinet wil met minder geld krachtiger wetenschapsbeleid voeren. Dat zegt staatssecretaris Nuis in zijn deze week verschijnende Wetenschapsbudget 1995.

Erg concreet over de uitwerking is hij nog niet, maar duidelijk is dat het fundamentele onderzoek verder onder druk komt om nuttig en wendbaar te worden. Want in ruil voor ‘co-financiering’ wil Nuis bedrijven en belangengroepen sturende invloed geven.

Als de dikte van beleidsstukken iets over politieke prioriteiten zegt, gaat het slecht met het wetenschapsbeleid. Want nooit eerder was het spoorboekje op dit beleidsterrein, het Wetenschapsbudget, zo dun. Van ooit 150 pagina’s is het geslonken tot veertig vellen, waarvan een groot deel bedrukt met bestaande teksten. Er zijn wel verzachtende omstandigheden: de nieuwe bewindsman heeft het te druk met Cultuur en de stelselherziening in het hoger onderwijs. Maar ook dat laatste bevestigt dat het wetenschapsbeleid niet hoog op de politieke agenda staat: niet eerder in de afgelopen twintig jaar had dit terrein een zo ondergeschoven positie, als sub-portefeuille van een staatssecretaris.

Sinds Prinsjesdag werd al duidelijk dat de overheid, ondanks een zorgelijke daling van onderzoekuitgaven in de afgelopen jaren, in 1995 opnieuw zo’n tweehonderd miljoen gaat bezuinigen. Het Wetenschapsbudget voegt daar geen hard nieuws aan toe, zelfs waar iedereen erop zit te wachten. Voor de eigen omstreden ‘subsidiekorting’ heeft Nuis nog geen alternatief gevonden. Over hoe collega-ministers hun bezuinigingen op onderzoek aanpakken, kan hij evenmin klaarheid scheppen – behalve dat er ,,duidelijke keuzen zullen worden gemaakt”. En met zijn standpunt over maatschappelijke ‘sturing’ van universitair onderzoek via de geldkraan komt Nuis pas in het voorjaar.
Veelzeggend

Toch is het Wetenschapsbudget 1995 veelzeggend. Want wat er wèl in staat, is voor universitaire onderzoekers niet geruststellend. De vastberaden boodschap is: met minder geld gaan we een krachtiger wetenschapsbeleid voeren. Dus moet ook het fundamentele onderzoek nuttiger, leniger en meer door de maatschappij gestuurd worden. Volgens Nuis en zijn ambtenaren is er weinig keus. Aan de ene kant is kennisontwikkeling van levensbelang voor vernieuwing van onze economie. Tegelijk dwingt het overheidstekort tot bezuinigingen, ook op onderzoek. Dus zijn er ,,scherpere keuzes” nodig om het geld effectief te besteden. Om dat te compenseren moet er gezocht worden naar co-financiering door belanghebbende bedrijven en andere organisaties.

Het effect van beide acties is: meer externe invloed op het onderzoek. De versterking van banden met bedrijven en andere ‘gebruikers’ van onderzoek was al een thema op Prinsjesdag, maar wordt door Nuis nu iets verder uitgewerkt. Ondermeer doorbedrijven op te nemen in adviesraden en promovendi met ze uit te wisselen zou de ‘strategische samenwerking’ met hen sterker moeten worden. Volgens de staatssecretaris kan dat er ook toe leiden dat bedrijven meer aan onderzoek meebetalen – in ruil voor meer sturende invloed.

Maar ook vakgebieden waar niet direct betalende klanten in beeld zijn, krijgen met maatschappelijke relevantie te maken – in de vorm van ‘scherpe keuzes’ van de overheid. Nuis is daarover nog niet erg concreet. Hij kiest de door Ritzen opgezette dialoog op basis van ‘verkenningen’ als vertrekpunt, maar blijft summier over het slepende debat met de universiteiten rond zes HOOP-prioriteiten van Ritzen. Over een jaar wil hij er meer over zeggen. Ruim voor die tijd zal hij zich uitspreken over hoe de sturing van het universitaire onderzoek via de geldkraan versterkt kan worden. Want, aldus Nuis: er moet sneller geld verschoven kunnen worden van het ene onderzoeksthema naar het andere.

TU’s moeten hun huiswerk overdoen

,,De TU’s zijn uitgenodigd hun notitie aan te vullen.” In vriendelijke bewoordingen rapporteert staatssecretaris Nuis deze week hoe het staat met de poging van zijn departement om via een dialoog het universitaire onderzoek op zes gebieden bij te sturen. Toch zit in die woorden de kiem van botsingen over de afbraak van volgens de overheid achterhaald onderzoek. Vooral de technische universiteiten moeten oppassen.

Met name over informatietechnologie moeten de TU’s hun huiswerk overdoen, blijkt uit het Wetenschapsbudget. Dat is geen toeval, want sinds vier jaar bestaat over dit onderwerp heftig onenigheid met het departement.

In februari 1991 liet minister Ritzen weten dat de uitgaven aan chip-laboratoria omlaag moeten, ten gunste van meer softwaregericht informatica-onderzoek. Bij de TU’s, die tot dan toe met overheidssteun vele tientallen miljoenen in hun laboratoria staken, kwam dat hard aan. Begrijpelijk dus dat ze enige tijd tegensputterden.

Maar nu is het 1994 en het is de TU’s nog niet gelukt om Zoetermeer van hun gelijk te overtuigen. Integendeel: de wens om een accentverschuiving van chips naar informatica tot stand te brengen, geldt inmiddels als een van de test cases voor het wetenschapsbeleid. Concreet gaat het om een verschuiving ter waarde van twintig miljoen gulden, zei Ritzen vorig jaar in het Hoger Onderwijs en Onderzoeksplan (HOOP).

Toch houden de TU’s vol. Deze zomer kwamen ze met een nieuw strijdplan voor het chiponderzoek: in plaats van twintig miljoen inkrimping was er twintig miljoen aan extra investeringen nodig.

In zijn wetenschapsbudget gaat Nuis niet expliciet op deze brutale actie in, maar beperkt hij zich er toe om de TU vriendelijk nog een kans te bieden. Hij nodigt ze uit hun notitie ,,aan te vullen” met een uiteenzetting over de systeemkant van het vak. Verder houdt hij zijn kruit droog.

Uiteraard zullen de TU’s een antwoord op schrift stellen. Maar dat ze alsnog met eigen plannen voor bezuiniging op hun trotse chip-laboratoria komen, is ondenkbaar. Evenzeer is het haast ondenkbaar dat Nuis bakzeil haalt. Het heen en weer sturen van notities zal dus niet voor dialoog zorgen, maar vormt slechts de aanloop naar de echte krachtmeting – ergens in 1995. En hetis de vraag welke troeven de TU’s dan op tafel kunnen leggen.

Op de vijf andere terreinen waar Ritzen vorig jaar om nieuwe prioriteiten had gevraagd (van klassieke talen tot chronisch zieken) gaat het rustiger toe. Dat komt vooral doordat de wensen van de overheid daar scherp botsen met wat er in die vakgebieden al op stapel stond. Maar ook hier geldt, dat de door Ritzen gekozen dialoog lang en stroperig dreigt te worden.

In de politiek kan de ervaring met de zes HOOP-prioriteiten daarom wel eens als bewijs gaan gelden dat er andere, snellere manieren nodig zijn om ‘maatschappelijke prioriteiten’ door te laten werken in het universitaire onderzoek. Voorstellen van Ritzen in die richting werden twee jaar geleden nog door de Kamer geblokkeerd. Maar Nuis, die met zoveel woorden rept van ,,vlugger verschuiven” lijkt straks goede kans te hebben zulke plannen alsnog aanvaard te krijgen. (HOP/F.S.)

Frank Steenkamp


Nuis: …scherpere keuzes…

Het kabinet wil met minder geld krachtiger wetenschapsbeleid voeren. Dat zegt staatssecretaris Nuis in zijn deze week verschijnende Wetenschapsbudget 1995. Erg concreet over de uitwerking is hij nog niet, maar duidelijk is dat het fundamentele onderzoek verder onder druk komt om nuttig en wendbaar te worden. Want in ruil voor ‘co-financiering’ wil Nuis bedrijven en belangengroepen sturende invloed geven.

Als de dikte van beleidsstukken iets over politieke prioriteiten zegt, gaat het slecht met het wetenschapsbeleid. Want nooit eerder was het spoorboekje op dit beleidsterrein, het Wetenschapsbudget, zo dun. Van ooit 150 pagina’s is het geslonken tot veertig vellen, waarvan een groot deel bedrukt met bestaande teksten. Er zijn wel verzachtende omstandigheden: de nieuwe bewindsman heeft het te druk met Cultuur en de stelselherziening in het hoger onderwijs. Maar ook dat laatste bevestigt dat het wetenschapsbeleid niet hoog op de politieke agenda staat: niet eerder in de afgelopen twintig jaar had dit terrein een zo ondergeschoven positie, als sub-portefeuille van een staatssecretaris.

Sinds Prinsjesdag werd al duidelijk dat de overheid, ondanks een zorgelijke daling van onderzoekuitgaven in de afgelopen jaren, in 1995 opnieuw zo’n tweehonderd miljoen gaat bezuinigen. Het Wetenschapsbudget voegt daar geen hard nieuws aan toe, zelfs waar iedereen erop zit te wachten. Voor de eigen omstreden ‘subsidiekorting’ heeft Nuis nog geen alternatief gevonden. Over hoe collega-ministers hun bezuinigingen op onderzoek aanpakken, kan hij evenmin klaarheid scheppen – behalve dat er ,,duidelijke keuzen zullen worden gemaakt”. En met zijn standpunt over maatschappelijke ‘sturing’ van universitair onderzoek via de geldkraan komt Nuis pas in het voorjaar.
Veelzeggend

Toch is het Wetenschapsbudget 1995 veelzeggend. Want wat er wèl in staat, is voor universitaire onderzoekers niet geruststellend. De vastberaden boodschap is: met minder geld gaan we een krachtiger wetenschapsbeleid voeren. Dus moet ook het fundamentele onderzoek nuttiger, leniger en meer door de maatschappij gestuurd worden. Volgens Nuis en zijn ambtenaren is er weinig keus. Aan de ene kant is kennisontwikkeling van levensbelang voor vernieuwing van onze economie. Tegelijk dwingt het overheidstekort tot bezuinigingen, ook op onderzoek. Dus zijn er ,,scherpere keuzes” nodig om het geld effectief te besteden. Om dat te compenseren moet er gezocht worden naar co-financiering door belanghebbende bedrijven en andere organisaties.

Het effect van beide acties is: meer externe invloed op het onderzoek. De versterking van banden met bedrijven en andere ‘gebruikers’ van onderzoek was al een thema op Prinsjesdag, maar wordt door Nuis nu iets verder uitgewerkt. Ondermeer doorbedrijven op te nemen in adviesraden en promovendi met ze uit te wisselen zou de ‘strategische samenwerking’ met hen sterker moeten worden. Volgens de staatssecretaris kan dat er ook toe leiden dat bedrijven meer aan onderzoek meebetalen – in ruil voor meer sturende invloed.

Maar ook vakgebieden waar niet direct betalende klanten in beeld zijn, krijgen met maatschappelijke relevantie te maken – in de vorm van ‘scherpe keuzes’ van de overheid. Nuis is daarover nog niet erg concreet. Hij kiest de door Ritzen opgezette dialoog op basis van ‘verkenningen’ als vertrekpunt, maar blijft summier over het slepende debat met de universiteiten rond zes HOOP-prioriteiten van Ritzen. Over een jaar wil hij er meer over zeggen. Ruim voor die tijd zal hij zich uitspreken over hoe de sturing van het universitaire onderzoek via de geldkraan versterkt kan worden. Want, aldus Nuis: er moet sneller geld verschoven kunnen worden van het ene onderzoeksthema naar het andere.

TU’s moeten hun huiswerk overdoen

,,De TU’s zijn uitgenodigd hun notitie aan te vullen.” In vriendelijke bewoordingen rapporteert staatssecretaris Nuis deze week hoe het staat met de poging van zijn departement om via een dialoog het universitaire onderzoek op zes gebieden bij te sturen. Toch zit in die woorden de kiem van botsingen over de afbraak van volgens de overheid achterhaald onderzoek. Vooral de technische universiteiten moeten oppassen.

Met name over informatietechnologie moeten de TU’s hun huiswerk overdoen, blijkt uit het Wetenschapsbudget. Dat is geen toeval, want sinds vier jaar bestaat over dit onderwerp heftig onenigheid met het departement.

In februari 1991 liet minister Ritzen weten dat de uitgaven aan chip-laboratoria omlaag moeten, ten gunste van meer softwaregericht informatica-onderzoek. Bij de TU’s, die tot dan toe met overheidssteun vele tientallen miljoenen in hun laboratoria staken, kwam dat hard aan. Begrijpelijk dus dat ze enige tijd tegensputterden.

Maar nu is het 1994 en het is de TU’s nog niet gelukt om Zoetermeer van hun gelijk te overtuigen. Integendeel: de wens om een accentverschuiving van chips naar informatica tot stand te brengen, geldt inmiddels als een van de test cases voor het wetenschapsbeleid. Concreet gaat het om een verschuiving ter waarde van twintig miljoen gulden, zei Ritzen vorig jaar in het Hoger Onderwijs en Onderzoeksplan (HOOP).

Toch houden de TU’s vol. Deze zomer kwamen ze met een nieuw strijdplan voor het chiponderzoek: in plaats van twintig miljoen inkrimping was er twintig miljoen aan extra investeringen nodig.

In zijn wetenschapsbudget gaat Nuis niet expliciet op deze brutale actie in, maar beperkt hij zich er toe om de TU vriendelijk nog een kans te bieden. Hij nodigt ze uit hun notitie ,,aan te vullen” met een uiteenzetting over de systeemkant van het vak. Verder houdt hij zijn kruit droog.

Uiteraard zullen de TU’s een antwoord op schrift stellen. Maar dat ze alsnog met eigen plannen voor bezuiniging op hun trotse chip-laboratoria komen, is ondenkbaar. Evenzeer is het haast ondenkbaar dat Nuis bakzeil haalt. Het heen en weer sturen van notities zal dus niet voor dialoog zorgen, maar vormt slechts de aanloop naar de echte krachtmeting – ergens in 1995. En hetis de vraag welke troeven de TU’s dan op tafel kunnen leggen.

Op de vijf andere terreinen waar Ritzen vorig jaar om nieuwe prioriteiten had gevraagd (van klassieke talen tot chronisch zieken) gaat het rustiger toe. Dat komt vooral doordat de wensen van de overheid daar scherp botsen met wat er in die vakgebieden al op stapel stond. Maar ook hier geldt, dat de door Ritzen gekozen dialoog lang en stroperig dreigt te worden.

In de politiek kan de ervaring met de zes HOOP-prioriteiten daarom wel eens als bewijs gaan gelden dat er andere, snellere manieren nodig zijn om ‘maatschappelijke prioriteiten’ door te laten werken in het universitaire onderzoek. Voorstellen van Ritzen in die richting werden twee jaar geleden nog door de Kamer geblokkeerd. Maar Nuis, die met zoveel woorden rept van ,,vlugger verschuiven” lijkt straks goede kans te hebben zulke plannen alsnog aanvaard te krijgen. (HOP/F.S.)

Frank Steenkamp


Nuis: …scherpere keuzes…

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.