De hongerige dood zit de angstige Elckerlyc op de hielen. De voorstelling van het Delfts Toneelgezelschap in de Oude Kerk heeft met een promovendus, een laboratoriummedewerker en twee alumni in de gelederen een opvallend sterk TU-tintje.
“Heeft u enig idee hoe lang het heeft geduurd voor ik u te pakken kreeg?” vraagt een gezette man in een donker pak verongelijkt. Hij kijkt vanuit zijn ooghoeken stuurs naar een in zwart geklede man met half lang haar. “In wat voor bedrijf werkt u eigenlijk?” Op telefoontjes en mails wordt niet gereageerd, bijt de man hem vervolgens toe. Er zou wat moeten veranderen tot op directieniveau.
De opening van de voorstelling
Elckerlyc lijkt een gesprek tussen een zakenman en een arbeider. Maar zodra de Laudateklok van de Oude Kerk luidt, verandert op slag de verhouding tussen de twee. De ‘zakenman’ kijkt op zijn horloge en zegt: “Ik ben te laat.” De ‘arbeider’ maakt duidelijk dat hij nergens meer naar toe gaat. “Wie denk je wel niet dat je bent”, zegt de man in pak. “De dood”, antwoordt de ander grimmig.
Dan pas is voor het publiek duidelijk dat de arbeider Magere Hein is. En dat de voorstelling niet over een zakenman gaat, maar over Elckerlyc – Alleman – die symbool staat voor de mens.
“Dat is mijn favoriete scène”, zegt medewerker ing. Jan Moraal van het laboratorium voor weg- en railbouwkunde (Civiele Techniek en Geowetenschappen). Hij neemt de rol van Vroescap op zich. “Het is een bizar, pakkend begin.” Bouwkunde-alumnus en voorzitter van het Delfts Toneelgezelschap ir. Jano van Gils: “De kijker wordt op het verkeerde been gezet en denkt misschien dat het over de kredietcrisis gaat, maar wordt zo het stuk in getrokken.” Van Gils is een van de kistdragers in de begrafenisstoet die volgt op de openingsscène. De dood laat Elckerlyc daar zijn eigen teraardebestelling zien. Wanhopig kijkt hij ernaar. “Iemand probeert mij gek te maken.” Die zin echoot tussen de dikke muren van de Oude Jan.
Het is het moderne begin van een van de oudste Nederlandse toneelstukken met een Delftse traditie. Elckerlyc werd voor het eerst in Delft gedrukt (1496). Tussen 1950 en 1972 werd het stuk er vrijwel jaarlijks opgevoerd. “Die traditie willen we in ere herstellen”, zegt Van Gils. “Aanleiding dit keer is het Delfts cultuurjaar. We hopen dat het stuk volgend jaar weer op de planken staat. Dat hoeft dan niet per se door ons gespeeld te worden. Ik zou graag zien dat een andere Delftse toneelvereniging de fakkel van ons overneemt.”
Elckerlyc vertelt het verhaal van een man die van de dood te horen krijgt dat hij een pelgrimstocht moet maken, waarvan hij niet meer zal terugkeren. Hij verzet zich er uit alle macht tegen, omdat hij nog midden in het leven staat. Hij zoekt daarom naarstig naar anderen die hem op zijn helletocht kunnen vergezellen. Hij maakt een rondgang langs gepersonificeerde begrippen als Tgoet (Bezit), Vroescap (Wijsheid) en Schoenheit. Maar hij vangt bij allen bot. “Eigenlijk is het een middeleeuws moralistisch verhaal”, zegt Van Gils. “Toch doet het eigentijds aan. Veel mensen vinden het nog steeds verschrikkelijk dat ze alles, van vriendschap tot bezit, op moeten geven als ze doodgaan en willen ook niet sterven.”
De voorstelling van Elckerlyc heeft een TU-tintje. Onder de toneelspelers zijn een promovendus, een laboratoriummedewerker en twee bouwkunde-alumni. Ze acteren niet alleen, maar drukken ook op een andere manier hun stempel op deze productie. Van Gils en ir. Arjen Spreeuwers, ook bouwkunde-alumnus, ontwierpen namelijk het decor van de voorstelling. “We begonnen met schetsen en hebben daarna een model en 3D-tekeningen gemaakt”, zegt Spreeuwers, die ook de rol van Tgoet op zich neemt, enthousiast. “Het uiteindelijke ontwerp bestaat uit steigers en zwarte kleden, dat steeds meer uit elkaar valt naarmate de voorstelling vordert. Dat symboliseert dat Elckerlyc dichter bij de dood komt.”
Van Gils vult aan: “Eigenlijk was het ontwerpproces hetzelfde als bij een nieuwbouwproject. Als architect heb ik vaak wilde ideeën, maar dan zegt de ontwikkelaar dat zus en zo niet mag en vervolgens wordt het eindproduct een vereenvoudiging van het eerste idee. Zo hadden we nu als eerste idee om allemaal zwevende dingen in te passen, maar dat zou te duur worden. We mochten niet lassen in de kerk, dus daardoor viel allerlei materiaal af. Dat is helemaal niet erg, dat proces is nodig om tot een goed resultaat te komen.”
Vlak voor de generale repetitie kijken Van Gils en Spreeuwers trots naar de stellages, waar zwarte dekens overheen zijn gedrapeerd. “Ik hoop dat alles straks goed gaat”, zegt Spreeuwers. “Ik ben er zo gespannen over. We hebben toch alles vooral in ons hoofd bedacht.” De techniek werkt vlekkeloos tijdens de repetitie. Het decor valt stijlvol uit elkaar op de juist momenten. Spreeuwers haalt opgelucht adem.
Spreeuwers en Van Gils zijn niet de enige die tijdens de generale repetitie gefascineerd naar het decor kijken. “Ik zocht al een tijdje het graf van Antoni van Leeuwenhoek”, zegt ir. Bart Danon, promovendus proces en energie (faculteit Werktuigbouwkunde, Maritieme Techniek en Technische Materiaalwetenschappen). “Ik had al wel de praalgraven van zeehelden Piet Hein en Maarten Tromp ontdekt. Maar Van Leeuwenhoek kon ik nergens vinden. Tot ik achter het decor kwam. Toen bleek dat een van de pilaren van het decor op het graf van Van Leeuwenhoek staat.”
Aan de andere graven in de kerk moeten de acteurs nog wennen. Ze oefenden de voorstelling de afgelopen maanden in het vertrouwde Falie Bagijnhoftheater. Vlak voor de voorstellingen beginnen, repeteren ze in de zijbeuk van de Oude Kerk waar het stuk wordt opgevoerd. Een boodschappentas op wieltjes blijft haken achter het reliëf van een graf in de vloer. Een van de acteurs struikelt over een uitstekende grafsteen. Het zijn onbedoeld zeer toepasselijke taferelen bij een toneelstuk over de dood.
Wat opvalt aan de voorstelling zijn de contrasten tussen oud en nieuw. Zo blinkt de steiger tussen de dikke tufstenen van de Scheve Jan. De taal is ook zowel modern als ouderwets. Na het moderne begin van de voorstelling, waarin naast Franse rap Kyrie Eleison is te horen, schakelen de acteurs na zo’n veertig minuten midden in een scène plots over op Oudnederlands. “Dat vind ik een prachtige overgang”, zegt Danon, die ook improvisatietheater doceert in het Cultureel Centrum. “Ik ben een taalliefhebber en het is leuk als je mensen straks op ziet kijken of ze het wel goed hebben gehoord.” Of bezoekers het Oudnederlands begrijpen, daar twijfelt Danon niet aan. “Het is heel belangrijk dat je als acteur begrijpt wat je zegt. Als dat zo is, dan leg je de nadruk vanzelf op bepaalde woorden in de zin en bepaal je ook wanneer je pauzeert. Zolang ik begrijp wat ik bedoel, kan ik overbrengen wat ik wil zeggen. Of ik nou in het Oudnederlands of een fantasietaal praat.”
Het was wel lastig om de Oudnederlandse teksten zo te leren, dat ze vloeiend zijn mond verlaten, benadrukt Danon. “Ik heb mijn tekst overal op gezegd: onder de douche, voor de spiegel en op de bank terwijl ik tv keek. Ik wilde namelijk voorkomen dat ik hem zou scanderen, dat vind ik erg lelijk. Daar nodigt de tekst wel toe uit, omdat het op rijm is. Ik wil Oudnederlands spreken, alsof het eigentijds Nederlands is. Mijn script zit daarom vol met streepjes die aangeven op welke klinkers ik nadruk wil leggen.”
De laatste repetities in de Oude Kerk zijn spannend voor de acteurs. “We oefenden totnogtoe in het veel kleinere Falie Begijnhoftheater. Daarom moet ik wennen aan het spelen in de kerk”, zegt Jan Moraal. “Bij een van de laatste scènes loopt Elckerlyc met mij naar het graf. Als Vroescap sta ik voor de aardse wijsheid. Daarom kan ik niet mee het graf in. Vroescap wordt boos als Elckerlyc vraagt hem te vergezellen. Ik moet dat heel zelfverzekerd spelen. Ik ben immers wijsheid en moet me niet van de wijs laten brengen. In Falie Begijnhoftheater ben ik in drie stappen het toneel af. In de Oude Kerk moet ik veel verder lopen omdat het podium groter is. Daarom ben ik geneigd ook sneller te lopen. Maar dat moet juist niet. Elckerlyc roept mij terug, ik moet dan mijn pas inhouden en uiteindelijk toch doorlopen. Ik vind het nog lastig om daar aan te wennen. Dus oefen ik het lopen nu extra vaak, zodat ik straks mijn passen zelfverzekerd zet.”
Voor voorstellingen met publiek zijn de Delftenaren niet bang. “Ik kijk er juist naar uit”, zegt Moraal. “Het publiek zie je, omdat de lichten op het podium gericht staan, tijdens het spel niet. Dus dat is niet eng. Ik wil juist graag voor mensen spelen, daar hebben we voor gerepeteerd. Uiteindelijk doe je het voor het publiek.”
Na de voorstellingen van Elckerlyc staat al een nieuw project op stapel. “We gaan ons eigen theater verbouwen. Dat doen we natuurlijk zelf. Binnenkort begint het klussen. We blijven naast toneelliefhebbers tenslotte toch ingenieurs”, lacht Van Gils.
Elckerlyc is in de Oude Kerk te zien van 24-26 september. Kaarten kosten 15 euro en zijn te koop bij theater de Veste.
www.delftstoneelgezelschap.nl
www.elckerlycdelft.nl
“We zijn deze week begonnen met de interne verbouwing. Men bouwt dus nu de spreekkamers en wachtkamer en dergelijke”, vertelt Wim van Donselaar, directeur van de stichting Studentengezondheidszorg (SGZ). Het uitstel werd veroorzaakt door Duwo, die de nieuwe panden aan de Leeghwaterstraat later opleverde dan gepland.
De huisartsenvoorziening zal in het begin elke dag een inloopspreekuur hebben. Van Donselaar: “Het is nog niet bekend op welke tijden die spreekuren zullen plaatsvinden. Ik gok ergens rond het middaguur.” Alle studenten zijn welkom op de nieuwe locatie, ook studenten die elders een huisarts hebben. “Het moet laagdrempelig zijn. We hopen dat studenten zich daardoor toch bij ons inschrijven.”
Aanleiding voor de bouw van de praktijk is een onderzoek dat SGZ en de Delftse studentenvakbond VSSD drie jaar geleden deden. Daaruit bleek dat ruim zestig procent van de studenten niet is ingeschreven bij een huisarts in Delft. “Er is sprake van versnipperde zorg. Studenten gaan elders naar de huisarts en dan ineens weer hier. Dat is niet handig.”
Reden voor de versnippering is volgens Van Donselaar dat studenten simpelweg niet weten dat ze hier een huisarts kunnen nemen of dat te ingewikkeld vinden. “Bovendien zitten veel praktijken hier al aan hun maximale capaciteit. Als ze dan bellen en er is geen plek, zoeken ze vaak niet verder.”
De nieuwe praktijk wordt een dependance van de gezamenlijke huisartsenpraktijken in het gezondheidscentrum SGZ. “De praktijk wordt beheerd door een verbond van vijf huisartsen, die allemaal al een eigen praktijk hebben in het gezondheidscentrum. Buiten de spreekuren om, zullen zij vanaf daar zorg leveren.”

Comments are closed.