Campus

Van stinckputten tot afvalcontainers

De Gemeente Reiniging Delft bestaat 125 jaar. Er is een jubileumboek verschenen en in het Techniek Museum is een expositie over vuilverwerking ingericht. ,,Je kunt er van alles over zeggen”, aldus organisator Caroline Nieuwendijk, ,,maar je drol komt uiteindelijk in zee terecht.”


1 Toen urine niet meer in de gracht verdween: bakstenen urinoirs voor de Delftenaar-op-pad

Nederland staat van oudsher bekend als een proper landje, waar vrouwen iedere dag de stoep stonden te schrobben. Althans, dat beeld bestaat in het buitenland. Of het ook daadwerkelijk zo was, is de vraag. Het was vroeger namelijk niet ongebruikelijk, zoals afbeeldingen laten zien, dat men tobbes met vuil of volle pispotten met een gul gebaar uit het raam gooide. Een wandeling over straat had aangename verrassingen in petto. Het was een tijd waarin UFO’s nog echt bestonden.

,,Tot de vijftiende eeuw werd bijna al het afval in de gracht gekieperd of buiten de stad op het land gedumpt”, licht Caroline Nieuwendijk toe. Aangezien er veel minder mensen in de stad woonden, gaf dat geen al te grote overlast. Men was trouwens wel wat gewend. ‘Hygiëne’ kwam in het vocabulaire niet voor. Bovendien produceerden de mensen veel minder afval dan nu en was het allemaal organisch, dus snel afbreekbaar.

Vanaf de vijftiende eeuw, toen het inwonertal van de steden groeide, werd het allemaal anders. Het Delftse stadsbestuur verplichtte de inwoners halverwege de eeuw dat deze hun afval in beerputten moesten werpen. Tot die tijd beschikten alleen de huizen van de rijken over een beerput, een soort gemetselde put van uiteenlopende grootte met een stenen koepel erbovenop waar een gat in zit. Daarna werden er in opdracht van het bestuur ‘openbare’ beerputten gegraven, die bekend stonden als ‘stinckputten’. Nieuwendijk: ,,Het was verboden om nog langer iets in de gracht te gooien. Men wilde het water schoonhouden.”


2 De stratenveger met bakfiets. Actief in Delft van 1956 tot 1982
Fecaliën

De expositie in het Techniek Museum over afvalverwerking is opgezet in samenwerking met de Gemeente Reiniging Delft en is ingericht door Marcel Wouters Ontwerpers. Het bestaat uit twee onderdelen. In de Expohal wordt een historisch overzicht gegeven over het ontstaan van Gemeente Reiniging Delft en in Hal 2 komt de huidige afvalverwerking aan bod.

Het geheel omschrijft Nieuwendijk als een ‘doe’-tentoonstelling die zich vooral richt op kinderen tussen de acht en veertien jaar. Er zitten interactieve elementen in, zoals dat heet. Als voorbeeld noemt ze de gesloten wand-vitrines met oude foto’s en archiefmateriaal in de Expohal, waarvan het licht aangaat als je de deur opent, ,,net zoals bij een koelkast”. In een kubus die een beerput moet voorstellen kun je de stank opsnuiven die erbij hoort.En in twee nagebouwde wc’s hoor je geluiden of stemmen.

In de beerput-kubus is afval geëxposeerd dat afkomstig is uit een echte beerput, gelegen aan het Hofje van Pauw aan de Paardenmarkt. De etensresten en fecaliën zijn natuurlijk verdwenen, maar de mensen gooiden er ook servieswerk en keukengerei in. En met de fecaliën viel soms ook de pispot in de beerput – en wellicht af en toe ook de persoon zelf. Er staat een hele serie po’s uit de achttiende eeuw opgesteld. ,,De pispotten zetten de mensen naast hun bed”, verklaart Nieuwendijk. ,,’s Ochtends werden ze leeg gegooid in de beerput. De po’s, die meestal van aardewerk of tin waren gemaakt, zijn simpel vormgegeven: een ronde kom met een handvat. In de loop van de eeuwen zijn deze nauwelijks van vorm veranderd.”


3 Rond 1930 haalde reinigingsdienst ‘Hof van Delft’ alle afval op met paard en wagen (
Klik voor grotere foto)
Tonnenboer

De snelle industrialisering en modernisering van Nederland rond 1870 had ook zijn weerslag op de afvalverwerking. Onderzoek naar de regelmatig terugkerende cholera-epidemieën bracht aan het licht dat deze ziekte werd veroorzaakt door het drinken van met fecaliën verontreinigd water. Voortaan moesten de fecaliën gescheiden worden ingezameld van het overige afval. Daartoe werd in 1873, als één van de eersten in Nederland, de voorloper van de Gemeente Reiniging Delft opgericht. Van de beerputten ging men over op het tonnenstelsel. Ieder gezin kreeg een houten ton, die eenmaal vol gepoept werd opgehaald door de tonnenboer. Nieuwendijk: ,,De Gemeentereiniging is dus begonnen met het ophalen van poep. Het andere afval kwam er later bij.”

Pas vanaf de jaren dertig kwam de aanleg van rioleringen op gang, eerst in nieuwbouwwijken. Na de Tweede Wereldoorlog werden ook de oude binnensteden erop aangesloten. Toch duurde het nog tot 1974 dat de laatste ton in Delft werd opgehaald. De omgang met fecaliën heeft deze eeuw dus een ware omwenteling ondergaan. Dat gold ook het gebruik van wc-papier, dat een relatief jong product is. Vroeger gebruikten de mensen stro en later krantenpapier. Bovendien ligt de verantwoordelijkheid voor de rioleringen niet meer in handen van de Gemeentereiniging, maar in die van het hoogheemraadschap.


4 Een zogenaamde ‘roltrommelwagen’ uit de jaren’50
Baggerspecie

In Hal 2 staat de huidige afvalverwerking centraal. De hoeveelheid afval die we produceren groeit nog steeds. Vorig jaar was de gemiddelde Nederlander goed voor ongeveer vijfhonderd kilo. Wereldwijd staan we daarmee op de vierde plaats, na Amerikanen die gemiddeld 730 kilo afscheiden en de Finnen (620 kg per jaar) en de Noren (510 kg per jaar). Het huishoudelijk afval neemt overigens maar een bescheiden elf procent voor zijn rekening. Bijna de helft bestaat uit baggerspecie!

Dat de huidige afvalverwerking is gescheiden naar het soort product zien we terug op de expositie. Afzonderlijke kubussen gaan in op papier/textiel, glas, gft, grof afval, restafval en op de overlaadstations. Alle Delftse afval gaat tegenwoordig in trailers naar het AVR (Afval Verwerking Rijnmond) in Rozenburg en in Rotterdam, waar het wordt verbrand. ,,Het AVR voldoet aan de hoogste milieu-eisen ter wereld”, zegt Nieuwendijk. ,,Het afval wordt eerst gezuiverd van metalen. Met batterijen lukt dat niet voor de vollehonderd procent, maar de luchtvervuiling is nihil.”

Gemeente Reiniging Delft houdt zich al lang niet meer uitsluitend bezig met het ophalen van afval. De instelling baggert de grachten leeg, bestrijdt ongedierte, veegt de straten, verwijdert wespennesten en houdt zich zelfs bezig met het maken van straatnaamborden. ,,Gemeente Reiniging Delft heeft dus een heel divers takenpakket”, besluit Nieuwendijk. ,,De expositie in het Techniek Museum richt zich echter alleen op het afval-verhaal.”

De tentoonstelling ‘Afval, een verhaal apart – 125 jaar Gemeente Reiniging Delft’ loopt t/m 18 apr. in Techniek Museum Delft.

,,,


1 Toen urine niet meer in de gracht verdween: bakstenen urinoirs voor de Delftenaar-op-pad

Nederland staat van oudsher bekend als een proper landje, waar vrouwen iedere dag de stoep stonden te schrobben. Althans, dat beeld bestaat in het buitenland. Of het ook daadwerkelijk zo was, is de vraag. Het was vroeger namelijk niet ongebruikelijk, zoals afbeeldingen laten zien, dat men tobbes met vuil of volle pispotten met een gul gebaar uit het raam gooide. Een wandeling over straat had aangename verrassingen in petto. Het was een tijd waarin UFO’s nog echt bestonden.

,,Tot de vijftiende eeuw werd bijna al het afval in de gracht gekieperd of buiten de stad op het land gedumpt”, licht Caroline Nieuwendijk toe. Aangezien er veel minder mensen in de stad woonden, gaf dat geen al te grote overlast. Men was trouwens wel wat gewend. ‘Hygiëne’ kwam in het vocabulaire niet voor. Bovendien produceerden de mensen veel minder afval dan nu en was het allemaal organisch, dus snel afbreekbaar.

Vanaf de vijftiende eeuw, toen het inwonertal van de steden groeide, werd het allemaal anders. Het Delftse stadsbestuur verplichtte de inwoners halverwege de eeuw dat deze hun afval in beerputten moesten werpen. Tot die tijd beschikten alleen de huizen van de rijken over een beerput, een soort gemetselde put van uiteenlopende grootte met een stenen koepel erbovenop waar een gat in zit. Daarna werden er in opdracht van het bestuur ‘openbare’ beerputten gegraven, die bekend stonden als ‘stinckputten’. Nieuwendijk: ,,Het was verboden om nog langer iets in de gracht te gooien. Men wilde het water schoonhouden.”


2 De stratenveger met bakfiets. Actief in Delft van 1956 tot 1982
Fecaliën

De expositie in het Techniek Museum over afvalverwerking is opgezet in samenwerking met de Gemeente Reiniging Delft en is ingericht door Marcel Wouters Ontwerpers. Het bestaat uit twee onderdelen. In de Expohal wordt een historisch overzicht gegeven over het ontstaan van Gemeente Reiniging Delft en in Hal 2 komt de huidige afvalverwerking aan bod.

Het geheel omschrijft Nieuwendijk als een ‘doe’-tentoonstelling die zich vooral richt op kinderen tussen de acht en veertien jaar. Er zitten interactieve elementen in, zoals dat heet. Als voorbeeld noemt ze de gesloten wand-vitrines met oude foto’s en archiefmateriaal in de Expohal, waarvan het licht aangaat als je de deur opent, ,,net zoals bij een koelkast”. In een kubus die een beerput moet voorstellen kun je de stank opsnuiven die erbij hoort.En in twee nagebouwde wc’s hoor je geluiden of stemmen.

In de beerput-kubus is afval geëxposeerd dat afkomstig is uit een echte beerput, gelegen aan het Hofje van Pauw aan de Paardenmarkt. De etensresten en fecaliën zijn natuurlijk verdwenen, maar de mensen gooiden er ook servieswerk en keukengerei in. En met de fecaliën viel soms ook de pispot in de beerput – en wellicht af en toe ook de persoon zelf. Er staat een hele serie po’s uit de achttiende eeuw opgesteld. ,,De pispotten zetten de mensen naast hun bed”, verklaart Nieuwendijk. ,,’s Ochtends werden ze leeg gegooid in de beerput. De po’s, die meestal van aardewerk of tin waren gemaakt, zijn simpel vormgegeven: een ronde kom met een handvat. In de loop van de eeuwen zijn deze nauwelijks van vorm veranderd.”


3 Rond 1930 haalde reinigingsdienst ‘Hof van Delft’ alle afval op met paard en wagen (
Klik voor grotere foto)
Tonnenboer

De snelle industrialisering en modernisering van Nederland rond 1870 had ook zijn weerslag op de afvalverwerking. Onderzoek naar de regelmatig terugkerende cholera-epidemieën bracht aan het licht dat deze ziekte werd veroorzaakt door het drinken van met fecaliën verontreinigd water. Voortaan moesten de fecaliën gescheiden worden ingezameld van het overige afval. Daartoe werd in 1873, als één van de eersten in Nederland, de voorloper van de Gemeente Reiniging Delft opgericht. Van de beerputten ging men over op het tonnenstelsel. Ieder gezin kreeg een houten ton, die eenmaal vol gepoept werd opgehaald door de tonnenboer. Nieuwendijk: ,,De Gemeentereiniging is dus begonnen met het ophalen van poep. Het andere afval kwam er later bij.”

Pas vanaf de jaren dertig kwam de aanleg van rioleringen op gang, eerst in nieuwbouwwijken. Na de Tweede Wereldoorlog werden ook de oude binnensteden erop aangesloten. Toch duurde het nog tot 1974 dat de laatste ton in Delft werd opgehaald. De omgang met fecaliën heeft deze eeuw dus een ware omwenteling ondergaan. Dat gold ook het gebruik van wc-papier, dat een relatief jong product is. Vroeger gebruikten de mensen stro en later krantenpapier. Bovendien ligt de verantwoordelijkheid voor de rioleringen niet meer in handen van de Gemeentereiniging, maar in die van het hoogheemraadschap.


4 Een zogenaamde ‘roltrommelwagen’ uit de jaren’50
Baggerspecie

In Hal 2 staat de huidige afvalverwerking centraal. De hoeveelheid afval die we produceren groeit nog steeds. Vorig jaar was de gemiddelde Nederlander goed voor ongeveer vijfhonderd kilo. Wereldwijd staan we daarmee op de vierde plaats, na Amerikanen die gemiddeld 730 kilo afscheiden en de Finnen (620 kg per jaar) en de Noren (510 kg per jaar). Het huishoudelijk afval neemt overigens maar een bescheiden elf procent voor zijn rekening. Bijna de helft bestaat uit baggerspecie!

Dat de huidige afvalverwerking is gescheiden naar het soort product zien we terug op de expositie. Afzonderlijke kubussen gaan in op papier/textiel, glas, gft, grof afval, restafval en op de overlaadstations. Alle Delftse afval gaat tegenwoordig in trailers naar het AVR (Afval Verwerking Rijnmond) in Rozenburg en in Rotterdam, waar het wordt verbrand. ,,Het AVR voldoet aan de hoogste milieu-eisen ter wereld”, zegt Nieuwendijk. ,,Het afval wordt eerst gezuiverd van metalen. Met batterijen lukt dat niet voor de vollehonderd procent, maar de luchtvervuiling is nihil.”

Gemeente Reiniging Delft houdt zich al lang niet meer uitsluitend bezig met het ophalen van afval. De instelling baggert de grachten leeg, bestrijdt ongedierte, veegt de straten, verwijdert wespennesten en houdt zich zelfs bezig met het maken van straatnaamborden. ,,Gemeente Reiniging Delft heeft dus een heel divers takenpakket”, besluit Nieuwendijk. ,,De expositie in het Techniek Museum richt zich echter alleen op het afval-verhaal.”

De tentoonstelling ‘Afval, een verhaal apart – 125 jaar Gemeente Reiniging Delft’ loopt t/m 18 apr. in Techniek Museum Delft.


1 Toen urine niet meer in de gracht verdween: bakstenen urinoirs voor de Delftenaar-op-pad

Nederland staat van oudsher bekend als een proper landje, waar vrouwen iedere dag de stoep stonden te schrobben. Althans, dat beeld bestaat in het buitenland. Of het ook daadwerkelijk zo was, is de vraag. Het was vroeger namelijk niet ongebruikelijk, zoals afbeeldingen laten zien, dat men tobbes met vuil of volle pispotten met een gul gebaar uit het raam gooide. Een wandeling over straat had aangename verrassingen in petto. Het was een tijd waarin UFO’s nog echt bestonden.

,,Tot de vijftiende eeuw werd bijna al het afval in de gracht gekieperd of buiten de stad op het land gedumpt”, licht Caroline Nieuwendijk toe. Aangezien er veel minder mensen in de stad woonden, gaf dat geen al te grote overlast. Men was trouwens wel wat gewend. ‘Hygiëne’ kwam in het vocabulaire niet voor. Bovendien produceerden de mensen veel minder afval dan nu en was het allemaal organisch, dus snel afbreekbaar.

Vanaf de vijftiende eeuw, toen het inwonertal van de steden groeide, werd het allemaal anders. Het Delftse stadsbestuur verplichtte de inwoners halverwege de eeuw dat deze hun afval in beerputten moesten werpen. Tot die tijd beschikten alleen de huizen van de rijken over een beerput, een soort gemetselde put van uiteenlopende grootte met een stenen koepel erbovenop waar een gat in zit. Daarna werden er in opdracht van het bestuur ‘openbare’ beerputten gegraven, die bekend stonden als ‘stinckputten’. Nieuwendijk: ,,Het was verboden om nog langer iets in de gracht te gooien. Men wilde het water schoonhouden.”


2 De stratenveger met bakfiets. Actief in Delft van 1956 tot 1982
Fecaliën

De expositie in het Techniek Museum over afvalverwerking is opgezet in samenwerking met de Gemeente Reiniging Delft en is ingericht door Marcel Wouters Ontwerpers. Het bestaat uit twee onderdelen. In de Expohal wordt een historisch overzicht gegeven over het ontstaan van Gemeente Reiniging Delft en in Hal 2 komt de huidige afvalverwerking aan bod.

Het geheel omschrijft Nieuwendijk als een ‘doe’-tentoonstelling die zich vooral richt op kinderen tussen de acht en veertien jaar. Er zitten interactieve elementen in, zoals dat heet. Als voorbeeld noemt ze de gesloten wand-vitrines met oude foto’s en archiefmateriaal in de Expohal, waarvan het licht aangaat als je de deur opent, ,,net zoals bij een koelkast”. In een kubus die een beerput moet voorstellen kun je de stank opsnuiven die erbij hoort.En in twee nagebouwde wc’s hoor je geluiden of stemmen.

In de beerput-kubus is afval geëxposeerd dat afkomstig is uit een echte beerput, gelegen aan het Hofje van Pauw aan de Paardenmarkt. De etensresten en fecaliën zijn natuurlijk verdwenen, maar de mensen gooiden er ook servieswerk en keukengerei in. En met de fecaliën viel soms ook de pispot in de beerput – en wellicht af en toe ook de persoon zelf. Er staat een hele serie po’s uit de achttiende eeuw opgesteld. ,,De pispotten zetten de mensen naast hun bed”, verklaart Nieuwendijk. ,,’s Ochtends werden ze leeg gegooid in de beerput. De po’s, die meestal van aardewerk of tin waren gemaakt, zijn simpel vormgegeven: een ronde kom met een handvat. In de loop van de eeuwen zijn deze nauwelijks van vorm veranderd.”


3 Rond 1930 haalde reinigingsdienst ‘Hof van Delft’ alle afval op met paard en wagen (
Klik voor grotere foto)
Tonnenboer

De snelle industrialisering en modernisering van Nederland rond 1870 had ook zijn weerslag op de afvalverwerking. Onderzoek naar de regelmatig terugkerende cholera-epidemieën bracht aan het licht dat deze ziekte werd veroorzaakt door het drinken van met fecaliën verontreinigd water. Voortaan moesten de fecaliën gescheiden worden ingezameld van het overige afval. Daartoe werd in 1873, als één van de eersten in Nederland, de voorloper van de Gemeente Reiniging Delft opgericht. Van de beerputten ging men over op het tonnenstelsel. Ieder gezin kreeg een houten ton, die eenmaal vol gepoept werd opgehaald door de tonnenboer. Nieuwendijk: ,,De Gemeentereiniging is dus begonnen met het ophalen van poep. Het andere afval kwam er later bij.”

Pas vanaf de jaren dertig kwam de aanleg van rioleringen op gang, eerst in nieuwbouwwijken. Na de Tweede Wereldoorlog werden ook de oude binnensteden erop aangesloten. Toch duurde het nog tot 1974 dat de laatste ton in Delft werd opgehaald. De omgang met fecaliën heeft deze eeuw dus een ware omwenteling ondergaan. Dat gold ook het gebruik van wc-papier, dat een relatief jong product is. Vroeger gebruikten de mensen stro en later krantenpapier. Bovendien ligt de verantwoordelijkheid voor de rioleringen niet meer in handen van de Gemeentereiniging, maar in die van het hoogheemraadschap.


4 Een zogenaamde ‘roltrommelwagen’ uit de jaren’50
Baggerspecie

In Hal 2 staat de huidige afvalverwerking centraal. De hoeveelheid afval die we produceren groeit nog steeds. Vorig jaar was de gemiddelde Nederlander goed voor ongeveer vijfhonderd kilo. Wereldwijd staan we daarmee op de vierde plaats, na Amerikanen die gemiddeld 730 kilo afscheiden en de Finnen (620 kg per jaar) en de Noren (510 kg per jaar). Het huishoudelijk afval neemt overigens maar een bescheiden elf procent voor zijn rekening. Bijna de helft bestaat uit baggerspecie!

Dat de huidige afvalverwerking is gescheiden naar het soort product zien we terug op de expositie. Afzonderlijke kubussen gaan in op papier/textiel, glas, gft, grof afval, restafval en op de overlaadstations. Alle Delftse afval gaat tegenwoordig in trailers naar het AVR (Afval Verwerking Rijnmond) in Rozenburg en in Rotterdam, waar het wordt verbrand. ,,Het AVR voldoet aan de hoogste milieu-eisen ter wereld”, zegt Nieuwendijk. ,,Het afval wordt eerst gezuiverd van metalen. Met batterijen lukt dat niet voor de vollehonderd procent, maar de luchtvervuiling is nihil.”

Gemeente Reiniging Delft houdt zich al lang niet meer uitsluitend bezig met het ophalen van afval. De instelling baggert de grachten leeg, bestrijdt ongedierte, veegt de straten, verwijdert wespennesten en houdt zich zelfs bezig met het maken van straatnaamborden. ,,Gemeente Reiniging Delft heeft dus een heel divers takenpakket”, besluit Nieuwendijk. ,,De expositie in het Techniek Museum richt zich echter alleen op het afval-verhaal.”

De tentoonstelling ‘Afval, een verhaal apart – 125 jaar Gemeente Reiniging Delft’ loopt t/m 18 apr. in Techniek Museum Delft.