Wetenschap
Geldgebrek

Universiteiten mogen startersbeurzen halveren

Bij geldgebrek mogen universiteiten nieuwe universitair docenten (ud’s) in vaste dienst een lagere startersbeurs geven dan aanvankelijk afgesproken.

Een onderzoeker in een TU-lab. (Foto: Justyna Botor)

Translation in progress

De startersbeurzen bedroegen aanvankelijk standaard 300 duizend euro per persoon. Vanaf 1 april 2024 mogen de universiteiten de beurzen verlagen tot minimaal 150 duizend euro. Dat schreef demissionair minister Robbert Dijkgraaf vlak voor het kerstreces in een brief aan de Tweede Kamer.

Rust en ruimte

Het was één van Dijkgraafs grootste ingrepen in de academische wereld: sinds 2022 ontvangen de universiteiten per jaar 300 miljoen euro voor starters- en stimuleringsbeurzen. Die zouden wetenschappers meer ‘rust en ruimte’ moeten geven, doordat ze er ongebonden onderzoek mee kunnen financieren.

Startersbeurzen (in totaal 156 miljoen euro per jaar) waren bedoeld voor nieuwe ud’s in vaste dienst. Stimuleringsbeurzen (144 miljoen euro per jaar) waren voor andere onderzoekers: bestaande ud’s in vaste dienst, universitair hoofddocenten en hoogleraren.

Te weinig geld

Sinds de invoering van de beurzen, krijgen steeds meer ud’s een vast contract: eind 2022 was nog maar 20 procent van hen in tijdelijke dienst, tegen 30 procent in het jaar ervoor. Dat leidt ertoe dat de universiteiten niet genoeg hebben aan het toegekende geld voor de startersbeurzen.

Zo schrijft de TU Delft in haar financieel jaarverslag 2022 niet te weten hoe ze de te beperkte toegekende middelen (5,7 miljoen euro voor starters- én stimuleringsbeurzen in dat jaar) moet verdelen. Dat leidde ertoe dat de TU besloot te wachten met uitkeren tot 2023.

Tweede Kamer

Maar duidelijkheid over hoe met de beurzen om te gaan als er te weinig geld is, is er nu pas. Niet alleen mogen de universiteiten de startersbeurzen vanaf april verlagen, ze mogen ook het budget voor de stimuleringsbeurzen aan nieuwe vaste ud’s geven.

De demissionair minister schrijft er wel vanuit te gaan dat de universiteiten ‘alle middelen ten behoeve van de startersbeurzen inzetten voor de toekenning van startersbeurzen’ en de stimuleringsbeurzen zoveel mogelijk bewaren voor ‘zittende universitair docenten, universitair hoofddocenten en de hoogleraren’.

Volgende week bespreekt de Tweede Kamer de onderwijsbegroting voor 2024. Hoe de Tweede Kamer over Dijkgraafs besluit denkt – of het überhaupt een onderwerp van gesprek is nu de onderhandelingen voor een nieuw kabinet nog in volle gang zijn – wordt dan duidelijk.

HOP, Bas Belleman/Delta, Saskia Bonger

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.