Opinie

Uitzondering op harde knip onmisbaar

Een landelijke harde knip wettelijk vastleggen is onwenselijk, stelden collegelid Paul Rullmann en directeur onderwijs- en studentenzaken Anka Mulder vorige week op de website ScienceGuide. Veel te kort door de bocht, vindt VSSD-voorzitter Thomas Dekker.

In hun artikel stellen Rullmann en Mulder dat die wet volgens de plannen van minister Plasterk namelijk uitzonderingen zou bevatten op de harde eis van het behalen van de volledige bachelor. Verder stellen Rullmann en Mulder dat de harde knip internationalisering zal bevorderen.
Het klopt dat het bachelor-mastersysteem (bama) oorspronkelijk is opgesteld om de internationalisering in het Europese hoger onderwijs te bevorderen. Wat echter vergeten wordt, is dat het internationale studentenorgaan European Student Union (ESU) ervoor gezorgd heeft dat de bama Europees is ingevoerd. Onlangs heeft de ESU laten weten dat zij negatief tegenover de harde knip staat. De ESU is niet overtuigd van het nut betreffende internationalisering en ziet grote nadelen voor studenten.
Daarnaast zijn er geluiden van internationale studenten in Nederland dat de structuur van het bama-curriculum wel degelijk verschilt van buitenlandse universiteiten. Zij ervaren de opvolging van de master na de bachelor als een ‘natuurlijk’ vervolg. Hierdoor is de scheiding vanzelf al minder hard en is de invoering van een harde knip niet echt nodig. Buitenlandse studenten vinden dat het accent in Nederland ligt op het vergaren van kennis, in plaats van het halen van examens. Een knip zou deze filosofie omkeren en daarmee de focus juist leggen op het halen van examens.
Er bestaat in Nederland een uniek samenspel tussen het hbo en de universiteit. Een hbo-student kan met een afgeronde opleiding direct de arbeidsmarkt op. De TU-student is met een bachelordiploma niet goed genoeg voorbereid op het bedrijfsleven. De universitaire bachelor is te breed en te theoretisch van aard en dient in Nederland als opstap voor de master. De master zorgt wel voor die diepgang en praktijkervaring.
Rullmann en Mulder hebben gelijk als ze zeggen dat de praktijk in Nederland anders is dan elders. Dit wordt echter binnen en buiten Nederland gezien als een positieve eigenschap en zorgt juist voor een unieke plek op de internationale markt. Als Nederland zich internationaal sterk wil maken, kan het beter haar eigen kwaliteiten verbeteren dan opgaan in de massa.
Mocht het toch tot een wet komen, dan zijn de duidelijke randvoorwaarden van Plasterk wel degelijk belangrijk. Hij wil wellicht een uitzondering maken voor studenten die bestuurswerk hebben gedaan en daardoor een aantal studiepunten missen. Rullmann en Mulder bestempelen studievertraging door bestuurlijke activiteiten als negatief en meer onderwijsinstellingen erkennen niet direct het nut van actieve studenten.
Maar ‘bestuurlijke activiteiten’ omvatten een breed scala aan richtingen. Denk aan studieverenigingen, medezeggenschapsraden, studentenbelangenorganisaties, sportorganisaties, cultuurverenigingen, en prestigieuze studentenprojecten zoals het Nuna Solar Team. Veel van deze verenigingen hebben direct een positieve invloed op de instelling en de onderwijskwaliteit.
Rullmann en Mulder bestempelen het ‘missen van enkele studiepunten’ als het resultaat van bewust eigen handelen van studenten. Dit is echter te kort door de bocht: het opstellen van de randvoorwaarden dient juist een antwoord te geven op de vraag waarom deze studiepunten niet behaald zijn. Naast ziekte of zwangerschap spelen andere persoonlijke factoren vaak een rol. Deze zijn moeilijk definieerbaar, maar kunnen toch ingrijpende gevolgen hebben voor de student. Waar de lijn getrokken moet worden is lastig, maar de beslissing hierover is zeker niet minder belangrijk.
Rullmann en Mulder eindigen met een gemakkelijke vergelijking met andere instellingen in het buitenland. Dat kan, maar maak zeker ook de verschillen duidelijk. Britse studenten hebben inderdaad veel activiteiten naast de studie en voldoen toch aan de harde knip. Maar, dit komt vooral bij de private instellingen voor, waar alleen de allerbeste en de meest gemotiveerde studenten worden toegelaten. Daarbij, als de Nederlandse student al goed presteert op de arbeidsmarkt, waarom dan nog meer veranderingen? Het is immers datgene wat je anders doet waarom je geprezen zult worden, niet datgene waarin je meegaat.

Thomas Dekker is voorzitter van studentenbelangenvereniging VSSD.

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.