Campus

Tekentafeltalenten – Dank u voor uw afval

Joepie, een nieuwe smart-phone! Kan dat oude mobieltje eíndelijk de prullenbak in. Of de elektronica-afvalbak, maar waar vind je die? Was er nu maar de E-Waste Wall van IO-student Dorine Poelhekke.


Optimaal gerecycled is wel het laatste wat je kunt zeggen van elektronisch afval. Sterker nog: het is de snelst groeiende afvalstroom ter wereld, ontdekte Dorine Poelhekke (23) tijdens het onderzoek voor haar bachelor-eindproject bij IO. “Mensen kopen steeds sneller nieuwe elektrische apparaten”, zegt ze. Dan kan Nederland de afgedankte boel wel naar Afrika sturen voor ‘het goede doel’, maar daar verdwijnt het op een paar waardevolle onderdelen na óók doodleuk op de afvalberg. En de kapotte apparaten die in Nederland niet naar de vuilstort worden gebracht? Die belanden in de la of gewoon in de prullenbak. Daar gaat de schone toekomst voor je kinderen. En die van betaalbare elektronica. “Want over elf jaar zijn de benodigde, schaarse materialen op en is China nog de enige die erover beschikt”, weet Poelhekke. “Je snapt dat China dan de prijs bepaalt.” Afgedankte elektronica kun je gewoon kwijt bij de kringloop of in containerparken. “Maar dat weet niet iedereen en een scheerapparaat naar een milieustraat brengen kost nu eenmaal moeite”, aldus de student. En dat is zonde. Niet alleen voor het milieu; dat afval is óók ordinair geld waard. “Een groot deel kan zo terug naar de fabriek, waar er weer nieuwe mobieltjes mee gemaakt worden. Dat maakt de inzameling van elektronica-afval ook voor gemeenten interessant.” Afvalscheiding is omstreden: veel mensen denken dat het geen zin heeft, omdat achter de schermen alles gewoon op één grote hoop belandt. “En dat klopt ook”, zegt de student. “Maar elektronisch afval scheiden heeft wél nut. Juíst voor kleine afgedankte apparaten, batterijen, kleine accu’s en spaar- en led-lampen. Dus ontwierp ze voor afvalcontainerfabrikant Koninklijke Bammens een E-Waste Wall, met drie gescheiden compartimenten van plexiglas: één voor klein elektronisch en elektrisch afval, één voor batterijen en één voor spaar- en led-lampen. “Zo zien mensen wat ze weggooien. Zodra hun afval in de bak verdwijnt, licht een boodschap op in de trant van ‘Bedankt! U verlichtte zojuist de wereld van een stukje elektronisch afval’. Een kleine beloning voor de moeite”, aldus Poelhekke.


Voor Bammens zou het een fluitje van een cent zijn om zo’n bak te produceren, want het leegsysteem werkt hetzelfde als bij de glasbakken met gescheiden kleuren die ze al jaren produceert. Aantrekkelijk, vond het bedrijf. “Maar de E-Waste Wall brengt een nieuwe markt met zich mee, inclusief risico’s.” Dus kreeg Poelhekke weliswaar een acht voor haar eindproject, maar blijft haar ontwerp in de conceptfase. Best jammer, vindt ze. “Ik ben er heel ambitieus mee bezig geweest. Heb die afvalbergen met eigen ogen gezien in Ghana, ik wéét hoe groot het probleem is – en hoe aantrekkelijk de oplossing.” 

Nieuwe ict-oplossingen zijn vaak projecten die door de baas zijn bedacht, maar waarbij werknemers mopperend in een digitaal doolhof belanden. Grassroots zijn heel anders, zegt Mirjam Bril (onderwijs- en studentzaken) die het Grassrootsproject coördineert. “Deze ict-projecten komen van onderop.” Ze wijst naar het logo dat is gemaakt van grassprieten. “Als je gras zaait, oogst je meer dan je zaait. Zo werkt het ook bij deze projecten. Wij geven een klein beetje geld, de docenten maken het zelf tot een succes.”

Docenten weten zelf het beste waar ze behoefte aan hebben om goede colleges te geven met behulp van ict, zegt Bril. Grassroots is een digitale kweekvijver. Docenten brengen de wildste ideeën in, onderwijskundigen en technici helpen hen vervolgens om hun plannen in een werkbare ict-vorm te gieten.
Dat levert veel op. Neem videoconferencing. Dat maakt het mogelijk om colleges te volgen van docenten uit het buitenland en met Collegerama is het voor studenten eenvoudig om de lessen vanuit bed te zien. Met het computerprogramma Wimba kijkt een docent in de computer van studenten en geeft aanwijzingen met behulp van een paar simpele muisklikken. “Daardoor is het net alsof de docent achter je staat”, zegt Bril. “Dat is handig, want vroeger moesten docenten en studenten samen naar een project op de computer kijken om dat soort wijzigingen door te voeren, of heel intensief met elkaar bellen en e-mailen. Dat hoeft nu niet meer.”

Grassroots zijn niet alleen bedoeld om lessen toegankelijker en makkelijker te maken, benadrukt Bril. “Met behulp van stemkastjes, de clickers, willen we studenten meer bij de colleges betrekken. Dat lukt, omdat iedere student anoniem op de knoppen drukt om meerkeuzevragen te beantwoorden.” Studenten vinden het leuk en interessant om interactief en met veel media te werken”, zegt Bril. Ook wiki’s zijn daar een goed voorbeeld van. “Studenten vinden het prachtig om iets op internet te maken en kunnen al hun ideeën en schetsen meteen op de wiki’s zetten. Ze hoeven geen ingewikkelde prototypes of maquettes meer te maken omdat ze virtueel kunnen bouwen. Dat scheelt veel tijd en geld.”

Wiki’s kunnen ook een belangrijke rol spelen bij peer assessment. Bij peer assessment beoordelen studenten elkaar en geven ze elkaar tips. Bij wiki’s gebeurt dat al. Ze zijn gemakkelijk in te zien door studenten en docenten en commentaar achterlaten is ook eenvoudig. Peer assessment wordt in de toekomst belangrijker, denkt Bril. “Er komen steeds meer studenten bij. Het is knap lastig om ze allemaal goed te beoordelen tijdens groepswerk. Als de studenten elkaar feedback kunnen geven via internet, beoordelen ze elkaar. Daarmee inspireren ze elkaar. En ze hoeven niet altijd samen te komen om samen te werken, dat is ook handig. Peer assessment kan een belangrijke rol spelen in het op peil houden van de onderwijskwaliteit. Grassroots helpen daarbij de juiste instrumenten ontwikkelen. Docenten kunnen in de toekomst bij hun lessen altijd terugvallen op interactieve media.” 

Thema’s
Grassroot 2009-2010 was gegroepeerd rond vier thema’s: digitaal toetsen en tentamineren voor grote groepen; activeren van studenten in colleges met ict; blended onderwijs: online variant van je vak; en blended onderwijs: Collegerama en videoconferencing. Ieder project kreeg duizend euro. In totaal was er 40 duizend euro beschikbaar. In 2010-2011 is er eveneens 40 duizend euro beschikbaar voor: versterken van zelfstudie door het ontwikkelen van digitaal lesmateriaal; verlagen van de doceerlast en stimuleren van studiegedrag via digitale toetsing; verminderen van meelifters en belonen van uitblinkers binnen groepswerk via peer assessment; stimuleren van online samenwerking van studenten en docenten. 

Videoconferencing
Maarten Sierhuis werkt in de Verenigde Staten bij Nasa en geeft les aan Carnegie Mellon Silicon Valley. Toch heeft een groep Delftse TU-studenten college bij hem gevolgd. Sierhuis pendelde daarvoor niet op en neer naar Delft maar hield een videoconference. Om negen uur ’s morgens stond hij in zijn eigen collegezaal, klaar voor zijn college agent based modelling and simulation of organization and work practice. In Delft was het dan zes uur ’s avonds en in Canada, aan de New Brunswick University, één uur ’s middags. De Canadese studenten volgden de lessen van Sierhuis op hun laptop, de Delftse studenten in een collegezaal op de TU-campus. “Het werkte heel goed”, zegt Sierhuis vanuit Amerika. “Het was net alsof ik gewoon college gaf. Als ik iets op het bord schreef, was dat goed op camera te zien. En voor de studenten was het leuk en interessant om les te krijgen van iemand die bij Nasa werkt. Zonder videoconferencing was dat niet mogelijk geweest.” Inhoudelijk hebben de studenten evenveel meegekregen van het vak als het jaar ervoor, toen Sierhuis wel in Delft was om de colleges te geven. “De studenten hebben het vak op dezelfde manier beoordeeld.” Toch kleven er ook nadelen aan college geven op afstand. “Ik zie de gezichten wel via mijn scherm, maar ik kan er niet steeds op letten, omdat ik met mijn verhaal en mijn dia’s bezig ben”, zegt Sierhuis. “Als je in een collegezaal staat, zie je wie er aan het e-mailen is tijdens jouw lessen. Dan spreek je die persoon aan. Nu had ik geen idee. Als er een stilte viel, praatte ik maar door. Ik was veel sneller klaar dan het jaar ervoor, terwijl ik dezelfde stof behandelde. Ook waren er minder discussies en vragen tijdens het college.”
Na de lessen was er wel veel interactie, zegt Sierhuis. “De studenten stelden mij veel vragen als het college voorbij was, via een Google-groep, en via email. Blijkbaar vonden ze dat gemakkelijker.” 

Wiki’s
Toen Carla Feijen dit jaar met haar colleges presentatie vormgeving van start ging, maakten studenten nog maar nauwelijks wiki’s. Wie nu op de IO-wiki kijkt, ziet filmpjes waarin studenten op een heldere en enthousiaste manier uitleggen hoe Photoshop, InDesign en Illustrator werkt. Deze filmpjes loodsen de kijker met aanwijzingen en muisklikken door lastige technische tekenprogramma’s.
Het lijkt op Wikipedia, maar ziet er door de zelfgemaakte filmpjes dynamischer uit. “Voordat deze collegereeks begon, wilden studenten liever passief leren en hadden ze nauwelijks wikimentaliteit”, zegt Feijen. “Nu vinden ze het steeds leuker en interessanter om iets op de wikipagina te zetten en zo actief bij te dragen aan het uitwisselen van kennis.”
En dat is belangrijk, zegt Feijen. “Vooral omdat kennis de laatste jaren zo snel evolueert. Drie jaar geleden wisten studenten die ik les gaf nog lang niet alles over Adobe, Photoshop en InDesign en hoe ze daarmee presentaties moesten maken.”
Nu kan Feijen ze vaak alleen nog kleine dingen bijbrengen. Veel studenten plukten hun praktische informatie over de programma’s namelijk liever van internet dan uit de lesboeken. “Studenten houden niet van lezen, ze zien liever meteen hoe programma’s werken op een scherm, en daarvoor zijn de tutorials van Photoshop op internet perfect.”
Feijen wilde inspelen op die ontwikkeling in haar vakgebied en had dan ook veel interesse in het opzetten van een wiki. “Ik denk dat het belangrijk is dat studenten op een dynamische manier samenwerken. Op een wikipagina kunnen ze datgene wat ze geleerd hebben aan anderen uitleggen, op hun eigen manier. En ze leggen die lastige programmaonderdelen niet alleen uit aan hun eigen klas, maar ook aan een breder publiek. Dat is ook leuk voor de studenten. Want normaal gesproken zien alleen je eigen klasgenoten je ontwerpideeën.” Nu kan iedereen hun filmpjes, en eigen gemaakte tutorials zien. Studenten geven elkaar ook tips. “Zo ontstaan er weer nieuwe, dynamische ideeën en meer wikimentaliteit. Studenten weten heel veel en willen die kennis graag delen. De wiki verdient een goede plek binnen het ontwerpvak.” 

Clickers
Iedere docent wordt er wel eens mee geconfronteerd tijdens colleges: studenten die de lesstof over zich heen laten komen. Moeilijke vragen die altijd door dezelfde studenten worden beantwoord. Met clickers is dat verleden tijd. Judith Bosboom (Civiele Techniek en Geowetenschappen) gebruikte de stemkastjes tijdens haar colleges coastal dynamics 1 en is heel positief. “Iedereen deed mee tijdens de lessen”, zegt ze enthousiast. Alle studenten drukten tijdens de colleges van Bosboom hun antwoord op de meerkeuzevragen in op het stemkastje. Anoniem. “Tijdens mijn reguliere lessen was het soms lastig om te ontdekken wat studenten moeilijk vonden, maar nu kon ik hun antwoorden meteen op het scherm zien”, zegt Bosboom. Ze ontdekte door een clickervraag dat de voorkennis van de studenten nog wat bijgespijkerd moest worden. “Ik dacht dat ik een simpele vraag had bedacht, omdat dat onderwerp al in een eerder vak was behandeld. Maar meer dan de helft gaf het verkeerde antwoord. Daardoor heb ik die stof nog maar eens uitgelegd.” Ze was ook positief verrast. “Bepaalde delen van de nieuwe lesstof begrepen ze al heel goed. Op een vraag gaf bijna negentig procent het goede antwoord, terwijl ik nog niet eens alles tot in details had uitgelegd.”
Bosboom is blij met de interactie tussen haarzelf en de studenten. “Je ziet vaak waar ze de fout ingaan. Bij een vraag had 65 procent het goede antwoord gegeven, en 35 procent het foute. Maar die 35 procent had wel bijna allemaal hetzelfde foute antwoord gegeven, waardoor ik wist waar de denkfout zat.” De antwoorden op de clickervragen zorgden ook voor nieuwe discussies tijdens de les. “Bij een vraag had de helft het goede en de helft het foute antwoord gegeven. Ik vertelde ze in eerste instantie niet wat het goede antwoord was, maar zei: overtuig je buurman of buurvrouw maar waarom jij het bij het juiste eind hebt.” De clickers zorgden voor actievere lessen, en betere, inhoudelijke discussies. 85 Procent van de studenten gaf aan dat ze meer leerden door de clickers. “En er gaan nu ook andere handen omhoog tijdens de les. Dat zorgt ook voor meer diversiteit”, zegt Bosboom.

De deadline voor het indienen van voorstellen is 1 september 2010.
www.icto.tudelft.nl/grassroots.

Op donderdag 17 juni is er een Grassroot lunchmanifestatie voor alle docenten waarbij de Grassrootprojecten van 2009-2010 te zien zijn. A-vleugel van TBM, zaal H. I en J, 12.00-14.00 uur. Ook is er een presentatie van Blackboard 9.1.

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.