Als voorzitter van de studentenraad begrijpt Caroline Streng dat een stok achter de deur belangrijk is om studievertraging tegen te gaan, maar verplichte aanwezigheid of verplichte zelftoetsen voor studenten ziet ze niet zitten. “Wat een goede oplossing zou zijn, is een zachte knip.”
Wie is Caroline Streng
Caroline Streng (1988) is een sportmens: ze houdt van hockey, tennis en snowboarden. Dat blijkt ook uit haar bestuurservaring: ze was secretaris van de Delftse Studenten Lawn Tennis Club en de Delftse Studenten Alpen Club. Ook zat ze in de muziek- en de promotiecommissie van het corps. Streng werd geboren in Venlo. Haar vader studeerde elektrotechniek en werkt bij Océ, haar moeder heeft een baan in de thuiszorg. Streng volgde na het tweetalige vwo de bachelor molecular science & technology en begon dit jaar met haar master chemical engineering. Ze is sinds september namens Oras voorzitter van de studentenraad, want: “Ik denk dat dit veel toevoegt aan mijn ontwikkeling en vind het fijn me in te zetten voor studenten.”
Om langstuderen te voorkomen wil de TU studenten meer structuur bieden. Hebben zij dat nodig?
“Allereerst vind ik dat vakken bij opleidingen niet evenwichtig verdeeld zijn over de verschillende perioden. Bij werktuigbouw bijvoorbeeld heb je in de vierde periode van het laatste jaar het bachelor-eindproject inclusief een struikelvak. Dat is iets wat de TU zou kunnen aanpakken. Ik ben erg voor persoonlijk onderwijs en de mogelijkheid voor studenten om docenten of student-assistenten aan te spreken, dat motiveert beter dan verplicht huiswerk maken en verschoolsing.”
Maar als je daardoor je vakken en studiepunten haalt?
“Ik vind dat bij een academische opleiding een bepaalde vrijheid hoort. Om nu studenten te gaan verplichten opdrachten te maken of aanwezig te zijn bij vakken waardoor je – als je er een keer niet bent – je vak niet haalt… Ik denk niet dat dat de oplossing is.”
Bij meer structuur wordt bijvoorbeeld gedacht aan het opdelen van een lesblok in kleinere eenheden.
“Als het gaat om vakken op elkaar laten aansluiten en in kleine stapjes geven, vind ik dat goed.”
Een ander voorbeeld is computerondersteunde zelfstudie, waarbij studenten zelf via een toets meteen kunnen zien of ze stof beheersen.
“Ook goed, als het maar niet verplicht is.”
Waarom niet verplicht? Het kan toch helpen als je vroegtijdig weet dat je de stof niet beheerst?
“Ik denk dat studenten op een bepaalde leeftijd zelfstandig genoeg moeten zijn en dat ze dat ook al zijn. En dan bedoel ik niet de op de bank hangende student, want daar spreek ik absoluut niet voor. Ik snap dat ze die willen aanpakken, maar er zijn ook studenten die waardevolle dingen naast hun studie doen. Stel, je bent een bedrijfje aan het opzetten en je hebt een afspraak met iemand die jou daarbij kan helpen, maar je hebt net een verplicht college. Dan word je daardoor belemmerd. “
Dan kun je die afspraak toch later plannen?
“Dat zou kunnen, maar studenten moeten de vrijheid hebben zelf prioriteiten te stellen. Ik vind het goed dat ze de mogelijkheid van tussentoetsjes bieden. Ik zou er zelf gebruik van maken, maar ik vind niet dat verplichtingen oké zijn.”
Gedacht wordt ook aan klasjes met dertig studenten.
“Persoonlijker onderwijs is goed, mits degenen die doceren dat ook daadwerkelijk goed kunnen. Met promovendi is dat lang niet altijd het geval, toch moeten zij doceren. Ik hoor dat daar veel problemen mee zijn. Ik heb eens college gehad van een promovendus die onverstaanbaar was door gebrekkig Engels. De helft van de studenten liep weg. Promovendi zijn intelligente mensen, maar niet opgeleid om didactisch aan de slag te gaan. Het verschilt per vak wat de beste onderwijsvorm is. Vooral de beschikbaarheid van docenten vind ik belangrijk. Klaarstaan om studenten te helpen en hun vragen te beantwoorden. Docenten die genomineerd waren voor de titel ‘beste docent van de TU Delft’ waren allemaal docenten die persoonlijk onderwijs gaven, klaarstonden voor studenten en vragen rustig beantwoordden.”
De TU denkt ook aan duidelijker voortgangsnormen, zoals het bindend studieadvies (bsa) en de eis om de propedeuse in twee jaar te halen.
“Met die voortgangsnormen ben ik niet zo blij.”
Het is toch fijn als je weet waar je aan toe bent?
“Als je die eis niet zou hebben, zou je ook weten waar je aan toe bent: namelijk dat je goed moet studeren. De norm voor het bindend studieadvies staat nu op dertig punten en is officieel een selectienorm, bedoeld om de uitval in het tweede en derde jaar naar voren te halen. Ik denk dat je eerst het bsa goed moet analyseren om te kijken of het het gewenste effect heeft. Dat kan pas na drie jaar. Als blijkt dat het bsa niet werkt en de uitval niet vermindert, moet je kijken hoe dat komt. Er zijn meer redenen waarom studenten uitvallen. Eerlijke voorlichting is ook heel belangrijk.”
Die voorlichting kan beter?
“De TU is er mee bezig. Toen ik zelf mijn studiekeus maakte, stond er iemand voor de klas die vertelde hoe geweldig civiel was. Ik dacht: hartstikke leuk, dat ga ik doen! Totdat ik me ging inlezen en bleek dat het helemaal niet iets voor mij was. Ik merkte dat vragen van studenten sociaal wenselijk werden beantwoord. Ik wilde namelijk heel graag een biomedische master doen. Daarvoor kun je het beste werktuigbouw of
industrieel ontwerpen volgen. Gezegd werd dat je die master ook prima bij civiel kon doen, maar wat bleek: daar moet je een overstapjaar voor doen. Dat was vijf jaar geleden. Ik heb het daar met de afdeling marketing & communicatie over gehad en zij zitten er nu bovenop.”
Rob Mudde, die in een werkgroep de aanpak van langstuderen onderzoekt, vindt dat de norm voor het bsa wel omhoog kan van dertig naar 45 van de zestig studiepunten.
“Daar ben ik niet zo positief over. Je legt een enorme druk op studenten. Als je het eerste jaar in Delft komt, heb je te maken met een nieuwe stad en een nieuwe manier van studeren, je moet een huis en nieuwe vrienden zoeken. Als je nog op en neer reist, wordt het wel zwaar. Als je daardoor je bsa niet haalt, terwijl je wel heel gemotiveerd bent, vind ik dat echt sneu. “
Precies die argumenten zijn voor Mudde aanleiding om te zeggen dat het bsa niet naar zestig studiepunten moet worden verhoogd, maar wel naar 45.
“Ik ken genoeg mensen die goed gestudeerd hebben en 42 punten hebben gehaald. Stel je haalt 42 punten in je eerste jaar, dat vind ik niet slecht, waarom moet die eis dan naar 45?”
Als je minder dan zestig studiepunten haalt, heb je een studieachterstand.
“Dat begrijp ik, maar technische opleidingen zijn gewoon zwaar. Ik heb daar niks op tegen, want ik weet dat als ik straks afgestudeerd ben, ik een papiertje heb dat veel waard is en een hoge standaard heeft. Daar ben ik heel blij mee. Als dat dan iets meer tijd heeft gekost dan ervoor staat, vind ik dat zelf niet zo erg. Tenzij je natuurlijk die drieduizend euro per jaar moet gaan betalen. De TU wil kijken naar opleidingen die te vol zijn, prima, maar ik wil absoluut niet dat dit ten koste gaat van de kwaliteit van het onderwijs. Daar ben ik bang voor. Dat willen we absoluut niet.”
De TU wil opleidingen niet gemakkelijker maken, want ‘niemand wil minder kwaliteit’. “Maar op onderdelen worden opleidingen wel minder zwaar”, zegt collegelid Paul Rullmann. “Er zijn opleidingen die te vol zijn.”
“Ja, maar wat is dat dan: ‘minder zwaar’? Minder zwaar, zo zie ik het, is dat je minder van een vak hoeft te kennen voor je tentamen. Je gaat dan waarschijnlijk langzamer door de stof. Je hebt als student dan dus minder stof tot je genomen waardoor de kwaliteit omlaag gaat, want je weet minder. Nogmaals, ik vind het wel een goed punt om bepaalde vakken achter elkaar te doen of in dezelfde periode te stoppen, als het maar niet ten koste gaat van de hoeveelheid stof die je moet kennen. Als stof echt van belang is voor je opleiding moet je daar niet in gaan schrappen. Als je kijkt naar hoe je curricula indeelt, kun je daar veel mee oplossen. Een constante in plaats van een fluctuerende studiedruk is beter. Wat ook een goede oplossing zou zijn, is een zachte knip.”
Leg eens uit?
“Het moet niet zo zijn dat je je hele bachelor gehaald moet hebben voordat je met je master door kunt gaan. Ik ken genoeg studenten die net twee punten niet hebben en nu een heel jaar lang moeten wachten op doorstroom naar de master. Dat vind ik echt niet nodig. Je kweekt dan juist langstudeerders. Een zachte knip is beter. Studenten zien de harde knip als studievertrager. Ik begrijp dat men een bepaalde stok achter de deur wil, maar die stok mag wel wat zachter zijn.”
De TU onderzoekt het beste aantal contacturen. Er zijn te veel kleine vakjes en te veel uren.
“Ik ben er juist wel trots op dat we niet maar zes contacturen per week hebben. Je hebt behoefte aan contacturen voor uitleg. Techniek is vooral begrijpen en niet zozeer leren. Zolang je met minder contacturen maar niet minder stof aanbiedt.”
Een bestuur doen of lid worden van een vereniging, wordt met een langstudeerdersboete risicovol.
“Ja, dat vind ik echt heel jammer. Door de sociale controle vanuit verenigingen ligt er druk op studenten om goed te studeren. Dat weten veel mensen niet. Ik denk dat studenten met die maatregelen minder commissiewerk gaan doen en dat het sociale leven af kan nemen. Dat vind ik heel zorgwekkend, want extracurriculaire activiteiten zijn heel waardevol voor je ontwikkeling. ”
Heb je spijt van je bestuurswerk als die boete komt?
“Ik had na twee maanden Oras al het gevoel dat ik veel had geleerd: vergaderen, een mening vormen, je inleven in anderen, samenwerken, overleggen met de ondernemingsraad en het college van bestuur. Daar heb ik absoluut geen spijt van. Natuurlijk baal ik als het me drieduizend euro gaat kosten, maar die ervaring is het me meer dan waard.”
Gisteren al erkende woordvoerder Sebes van het coördinatieteam Studenten ov-chipkaart dat het systeem van de oplaadpunten hapert. Aangespoord door een campagne met voorlichters, staan er lange rijen bij de apparaten, maar die blijken vaak niet of slecht blijken te werken.
Tegen Voxlog zei Sebes: “We hopen het lek snel te vinden en verwachten dat we de problemen ruim voor 1 februari kunnen oplossen. Als dit niet het geval is, sluiten we geen enkele consequentie uit. Ons hoogste doel is om studenten te laten reizen.”
Staatssecretaris Huizinga heeft de Tweede Kamer laten weten dat zich zorgen maakt over de technische problemen, meldt het ANP. Ze heeft vanmiddag een gesprek met de top van Trans Links Systems (TLS), de organisatie achter de ov-chipkaart.
Begin deze week bleek dat ruim 400.000 van de 650.000 studenten hun ov-chipkaart niet hebben geactiveerd. Dat moet in principe voor 1 februari gebeuren.
Comments are closed.