Ongeveer honderdduizend studenten hebben last van dyslexie, chronische zieken of andere functiebeperkingen. Ze zouden graag betere voorlichting en begeleiding krijgen van hun universiteit of hogeschool.
Het gaat om bijna één op de zeven studenten (14 procent), staat in het rapport ‘Studeren met een functiebeperking 2017’ van onderzoeksbureau CHOI. Sinds 2014 worden het er bovendien steeds meer.
In het hbo hebben veel van deze studenten (38 procent) last van dyslexie of dyscalculie: ze lezen langzaam en kunnen met de beste wil van de wereld niet goed spellen, of draaien getallen om en slaan daardoor de plank mis in rekensommen. Aan de universiteiten is die groep ook behoorlijk groot: 28 procent van de studenten met een beperking. Andere studenten melden onder meer problemen met concentratie en hyperactiviteit (adhd) of hebben een chronische ziekte.Deze groepen studenten dringen kennelijk minder tot de masteropleidingen door. In bachelorfase heeft 16,3 procent (hbo) en 11,5 procent (wo) een beperking. In wo-masteropleidingen is dat slechts 7,9 procent.
Kritischer
Ze oordelen steeds kritischer over de voorlichting en begeleiding die ze krijgen. Met name in het wetenschappelijk onderwijs holt de waardering achteruit. Dat versterkt volgens CHOI het beeld “dat er voor studenten met een functiebeperking op papier best het nodige is geregeld, maar dat het – ondanks alle welwillende docenten – vaak nogal wat tijd en moeite kost om hier achter te komen en gebruik van te maken”.
Inderdaad krijgen docenten vooral in het hbo steeds hogere cijfers van hun studenten voor het begrip dat ze tonen. In de bacheloropleidingen zijn de hbo-docenten hun wo-collega’s intussen voorbijgestreefd.
Onder de grote hogescholen krijgt Windesheim opnieuw veel waardering van studenten met een beperking. Ook Avans en de Hogeschool Rotterdam doen het goed, terwijl de Hogeschool van Amsterdam en de Hogeschool Utrecht weinig lof oogsten.
Van de veertien universiteiten doet Wageningen het weer goed bij deze bachelorstudenten, met daar achteraan de Universiteit Twente en de Open Universiteit. Onderaan eindigt de Universiteit van Amsterdam, die volgens het rapport meer kritiek krijgt dan andere grote instellingen in de Randstad. Universitaire masterstudenten zetten de TU Eindhoven bovenaan en oordelen net iets scherper over de Erasmus Universiteit dan over de UvA.
Het is niet duidelijk waarom steeds meer studenten in de Nationale Studenten Enquête zeggen dat ze een beperking hebben, maar volgens CHOI kunnen we hun zelfrapportage maar beter serieus nemen. Er zijn 280 duizend studenten ondervraagd en daarvan zeggen er 39 duizend dat er iets met hen aan de hand is: een enorm aantal. Negentig procent van deze studenten heeft bovendien een medische verklaring of is bezig er een aan te vragen.
“Ligt het aan de huidige generatie studenten of aan de toenemende studiedruk dat er nu meer studenten in problemen raken?”, werpen de makers van het rapport op. “Of is het eerder zo dat studenten tegenwoordig makkelijker de ‘medische uitweg’ ontdekken als ze in problemen dreigen te komen?” Maar op die vraag kunnen ze zelf het antwoord niet geven. Dat zou nader onderzoek vergen.
HOP, Bas Belleman
Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?
redactie@hogeronderwijspersbureau.nl
Comments are closed.