Twaalf leden van het Delftse Pegasus zetten zaterdag 17 oktober in Groningen hun sportieve krachten in ten behoeve van de landelijke studententurncompetitie.
Bij de meerkampwedstrijden haalden Denise Stoeller (niveau dames 5) en Carla Velraeds (dames 3) een eerste plaats binnen. Zij promoveerden hierdoor naar een hoger niveau. Jochem Kempe won brons in de klasse heren 3. Op niveau 6, waarin alleen prijzen per onderdeel zijn te behalen, sleepten Fieke Beemster en Amber Vos goud binnen op respectievelijk brug en vloer. Bij de ‘omgekeerde wedstrijd’, waarin mannen turnen op twee vrouwentoestellen (balk en brug ongelijk) en vrouwen op mannentoestellen (ringen en brug gelijk) haalde Witek Nawara van Pegasus in de eerstgenoemde categorie de eerste prijs. “Supergoed”, vatte woordvoerster Elke Miedema de prestaties van haar clubgenoten verheugd samen.
Een week later klom voormalig IO-student Jelle Zijlstra in een ligfiets voor zijn honderdste deelname aan de zesmaal per jaar door zijn club Wtos georganiseerde tijdrit over tien kilometer. “Het was heel bijzonder”, sprak de coureur wiens jubileumrit op de rijksweg langs de A13 luister werd bijgezet met een heuse volgauto met mijn naam op de bumper en een motor met een cameraman. Veel leden en oud-leden zorgden langs de kant voor extra ambiance. Voor de gelegenheid had Zijlstra in een ligfiets plaatsgenomen. “Een Challenge NME, waarin je ontzettend laag bij de grond zit. In principe is die sneller dan een gewone racefiets.” In de praktijk viel dat vies tegen.
“Woensdag heb ik er voor het eerst op gefietst. Toen merkte ik al dat ik geen record zou rijden. Het is heel erg wennen, je kunt je vermogen niet goed kwijt. Het stuurgedrag vergt ook veel gewenning. Ik had twee enge momenten onderweg, toen er een auto aankwam van de andere kant. De ligfiets is heel instabiel als je hard gaat.” Normaal legt Zijlstra de tien kilometer af in een tijd van rond de 14.40 minuten. Zaterdag liet hij een eindtijd van 16.47 noteren. Behoorlijk slecht, concludeerde Zijlstra die ooit na 14.01 de finish passeerde. “Op de oorkonde die ik kreeg, stond dat ik de eerste tijdrit reed in 1987. Volgens mij deed ik daarvoor al een paar keer mee, toen de tijden nog niet officieel werden vastgelegd.” Twee jaar na de oprichting in 1983 werd hij lid van Wtos. “Die tien kilometer was een van de eerste vaste evenementen die ze organiseerden. Zo zie je toch dat Wtos een echte geschiedenis begint te krijgen.”
Eveneens geschiedenis is de derde competitiewedstrijd van de basketballers van Punch. In Barendrecht bleek thuisclub Binnenland zaterdag een betere dag te hebben dan de Delftse studentenploeg die met een nederlaag van 78-66 naar huis werd gestuurd. Voorlopig neemt Punch met twee punten een bescheiden plaats in in de landelijke promotiedivisie.
In hun artikel stellen Rullmann en Mulder dat die wet volgens de plannen van minister Plasterk namelijk uitzonderingen zou bevatten op de harde eis van het behalen van de volledige bachelor. Verder stellen Rullmann en Mulder dat de harde knip internationalisering zal bevorderen.
Het klopt dat het bachelor-mastersysteem (bama) oorspronkelijk is opgesteld om de internationalisering in het Europese hoger onderwijs te bevorderen. Wat echter vergeten wordt, is dat het internationale studentenorgaan European Student Union (ESU) ervoor gezorgd heeft dat de bama Europees is ingevoerd. Onlangs heeft de ESU laten weten dat zij negatief tegenover de harde knip staat. De ESU is niet overtuigd van het nut betreffende internationalisering en ziet grote nadelen voor studenten.
Daarnaast zijn er geluiden van internationale studenten in Nederland dat de structuur van het bama-curriculum wel degelijk verschilt van buitenlandse universiteiten. Zij ervaren de opvolging van de master na de bachelor als een ‘natuurlijk’ vervolg. Hierdoor is de scheiding vanzelf al minder hard en is de invoering van een harde knip niet echt nodig. Buitenlandse studenten vinden dat het accent in Nederland ligt op het vergaren van kennis, in plaats van het halen van examens. Een knip zou deze filosofie omkeren en daarmee de focus juist leggen op het halen van examens.
Er bestaat in Nederland een uniek samenspel tussen het hbo en de universiteit. Een hbo-student kan met een afgeronde opleiding direct de arbeidsmarkt op. De TU-student is met een bachelordiploma niet goed genoeg voorbereid op het bedrijfsleven. De universitaire bachelor is te breed en te theoretisch van aard en dient in Nederland als opstap voor de master. De master zorgt wel voor die diepgang en praktijkervaring.
Rullmann en Mulder hebben gelijk als ze zeggen dat de praktijk in Nederland anders is dan elders. Dit wordt echter binnen en buiten Nederland gezien als een positieve eigenschap en zorgt juist voor een unieke plek op de internationale markt. Als Nederland zich internationaal sterk wil maken, kan het beter haar eigen kwaliteiten verbeteren dan opgaan in de massa.
Mocht het toch tot een wet komen, dan zijn de duidelijke randvoorwaarden van Plasterk wel degelijk belangrijk. Hij wil wellicht een uitzondering maken voor studenten die bestuurswerk hebben gedaan en daardoor een aantal studiepunten missen. Rullmann en Mulder bestempelen studievertraging door bestuurlijke activiteiten als negatief en meer onderwijsinstellingen erkennen niet direct het nut van actieve studenten.
Maar ‘bestuurlijke activiteiten’ omvatten een breed scala aan richtingen. Denk aan studieverenigingen, medezeggenschapsraden, studentenbelangenorganisaties, sportorganisaties, cultuurverenigingen, en prestigieuze studentenprojecten zoals het Nuna Solar Team. Veel van deze verenigingen hebben direct een positieve invloed op de instelling en de onderwijskwaliteit.
Rullmann en Mulder bestempelen het ‘missen van enkele studiepunten’ als het resultaat van bewust eigen handelen van studenten. Dit is echter te kort door de bocht: het opstellen van de randvoorwaarden dient juist een antwoord te geven op de vraag waarom deze studiepunten niet behaald zijn. Naast ziekte of zwangerschap spelen andere persoonlijke factoren vaak een rol. Deze zijn moeilijk definieerbaar, maar kunnen toch ingrijpende gevolgen hebben voor de student. Waar de lijn getrokken moet worden is lastig, maar de beslissing hierover is zeker niet minder belangrijk.
Rullmann en Mulder eindigen met een gemakkelijke vergelijking met andere instellingen in het buitenland. Dat kan, maar maak zeker ook de verschillen duidelijk. Britse studenten hebben inderdaad veel activiteiten naast de studie en voldoen toch aan de harde knip. Maar, dit komt vooral bij de private instellingen voor, waar alleen de allerbeste en de meest gemotiveerde studenten worden toegelaten. Daarbij, als de Nederlandse student al goed presteert op de arbeidsmarkt, waarom dan nog meer veranderingen? Het is immers datgene wat je anders doet waarom je geprezen zult worden, niet datgene waarin je meegaat.
Thomas Dekker is voorzitter van studentenbelangenvereniging VSSD.

Comments are closed.