Dik 6500 kilometer met een oude bus van Amsterdam naar Banjul in het Afrikaanse Gambia. Vier studenten luchtvaart- en ruimtevaarttechniek doen mee aan de wedstrijd Amsterdam-Dakar.
Een oude rammelbak van maximaal vijfhonderd euro, voor hooguit 150 euro opgelapt. Alleen met voertuigen die aan deze eisen voldoen, mogen waaghalzen meedoen aan de race Amsterdam-Dakar, die 5 november start.
Dat leek vier tweedejaars studenten luchtvaart- en ruimtevaarttechniek wel een leuke uitdaging. Dus surften zij naar marktplaats en voor ze het wisten hadden ze in de Haagse Schilderswijk voor tweehonderd euro een Renault Traffic uit 1991 op te kop getikt. Alleen de apk-keuring moet nog even geregeld worden, naast wat kleine noodzakelijke dingetjes. “Maar zover wij kunnen beoordelen, is hij wel oké”, zegt teamlid Steven Quaak. “We hoeven ook alleen maar heen.”
Het roomkleurige busje, dat slechts kleine roestplekjes vertoont, wordt dagen en dagen achtereen de leefomgeving van de vier studenten, die afwisselend zullen sturen. Met in het raam uitzicht op de wegen van Europa en Marokko, of op de woestijn van Mauritanië. En met een gasstelletje om op te koken, ingeblikt eten, grote hoeveelheden water en drie jerrycans diesel achterin.
Hun ouders reageerden wel een beetje ongelovig toen ze hen vertelden van hun plannen, vertelt Quaak namens de rest. “Dat gaat hij toch niet doen, dachten mijn ouders. Toen ze merkten dat het echt ging gebeuren, vonden ze het wel een beetje eng. Inmiddels zien ze de lol ervan in. De andere ouders hetzelfde.”
En als de wagen het begeeft, is er volgens Quaak nog geen man overboord. Niet dat ze onderweg ondersteuning krijgen van de organisatie van de race. Nee, ze moeten het hebben van de andere deelnemers, want de wagens en motors rijden in een konvooi. Zodat niemand moederziel alleen in de woestijn achterblijft. Want een satelliettelefoon en gps zijn wel handig, maar wie moet je bellen en wie kan je komen helpen midden in de woestijn?
Toch blaakt Quaak van het zelfvertrouwen. “We hebben afgesproken dat we sowieso aankomen in Banjul, het eindpunt van de race. Is het niet in deze auto, dan in een andere.”
Op het eindpunt is het de bedoeling dat de teams hun auto’s of het geld dat zij opbrengen, doneren aan een goed doel. Omdat auto’s ouder dan vijf jaar niet mogen worden ingevoerd in Senegal kan het tot de verbeelding van iedere raceliefhebber sprekende Dakar geen eindpunt zijn. Gekozen is voor een paar steden verderop, Banjul in Gambia.
Daar doneren de Delftenaren hun barrel aan een Brits scholenproject. Quaak hoopt dat hij het dan nog doet. “Maar anders kunnen ze hem daar vast goedkoper maken dan in Nederland.” En de studenten gaan vervolgens lekker snel met het vliegtuig naar huis. (SB)
www.amsterdamdakar.com
www.pageant.org
Een oude rammelbak van maximaal vijfhonderd euro, voor hooguit 150 euro opgelapt. Alleen met voertuigen die aan deze eisen voldoen, mogen waaghalzen meedoen aan de race Amsterdam-Dakar, die 5 november start.
Dat leek vier tweedejaars studenten luchtvaart- en ruimtevaarttechniek wel een leuke uitdaging. Dus surften zij naar marktplaats en voor ze het wisten hadden ze in de Haagse Schilderswijk voor tweehonderd euro een Renault Traffic uit 1991 op te kop getikt. Alleen de apk-keuring moet nog even geregeld worden, naast wat kleine noodzakelijke dingetjes. “Maar zover wij kunnen beoordelen, is hij wel oké”, zegt teamlid Steven Quaak. “We hoeven ook alleen maar heen.”
Het roomkleurige busje, dat slechts kleine roestplekjes vertoont, wordt dagen en dagen achtereen de leefomgeving van de vier studenten, die afwisselend zullen sturen. Met in het raam uitzicht op de wegen van Europa en Marokko, of op de woestijn van Mauritanië. En met een gasstelletje om op te koken, ingeblikt eten, grote hoeveelheden water en drie jerrycans diesel achterin.
Hun ouders reageerden wel een beetje ongelovig toen ze hen vertelden van hun plannen, vertelt Quaak namens de rest. “Dat gaat hij toch niet doen, dachten mijn ouders. Toen ze merkten dat het echt ging gebeuren, vonden ze het wel een beetje eng. Inmiddels zien ze de lol ervan in. De andere ouders hetzelfde.”
En als de wagen het begeeft, is er volgens Quaak nog geen man overboord. Niet dat ze onderweg ondersteuning krijgen van de organisatie van de race. Nee, ze moeten het hebben van de andere deelnemers, want de wagens en motors rijden in een konvooi. Zodat niemand moederziel alleen in de woestijn achterblijft. Want een satelliettelefoon en gps zijn wel handig, maar wie moet je bellen en wie kan je komen helpen midden in de woestijn?
Toch blaakt Quaak van het zelfvertrouwen. “We hebben afgesproken dat we sowieso aankomen in Banjul, het eindpunt van de race. Is het niet in deze auto, dan in een andere.”
Op het eindpunt is het de bedoeling dat de teams hun auto’s of het geld dat zij opbrengen, doneren aan een goed doel. Omdat auto’s ouder dan vijf jaar niet mogen worden ingevoerd in Senegal kan het tot de verbeelding van iedere raceliefhebber sprekende Dakar geen eindpunt zijn. Gekozen is voor een paar steden verderop, Banjul in Gambia.
Daar doneren de Delftenaren hun barrel aan een Brits scholenproject. Quaak hoopt dat hij het dan nog doet. “Maar anders kunnen ze hem daar vast goedkoper maken dan in Nederland.” En de studenten gaan vervolgens lekker snel met het vliegtuig naar huis. (SB)
www.amsterdamdakar.com
www.pageant.org
Comments are closed.