Gabriele Lueg (red.), ‘Made in Holland; Design aus den Niederlanden’ (Ernst Wasmuth, Tübingen etc., 1994)Een stijlvolle – in een Nederlandse letter gedrukte – catalogus bij een expositie die vorig jaar in het Museum voor Toegepaste Kunst te Keulen werd gehouden.
Deze was bedoeld om de oosterburen met onze, in Duitsland nog vrijwel onbekende, rijkdom aan fraaie en opvallende ontwerpen kennis te laten maken. Want de Nederlanders ,,hebben meer te bieden dan kaas, tulpen en de wijde zee”. De inrichters beperkten zich tot de thema’s industriële ontwerpen, interieurontwerpen, sieraden, grafiek en ‘public design’ (telefooncellen, belastingformulieren). Deze worden gepresenteerd door middel van foto’s met niet veel meer dan een jaartal en naam van de ontwerper(s). De nadruk valt daarbij op ontwerpen van de laatste vijftien jaar; alleen enkele ‘klassiekers’ geven een beeld van voorafgaande ontwikkelingen. Naast de foto’s enkele, niet al te lange, beschouwingen van zowel Duitse als Nederlandse (Premsela, Mijksenaar) kenners. De Duitse redactrice van het boek valt het op hoe de Nederlandse ontwerpers, ondanks hun verscheidenheid, altijd weer thema’s als helderheid, rechtlijnigheid, terughoudendheid, functionaliteit en menselijkheid noemen; ,,Juist die aspecten die Nederlands ontwerp in onze ogen zo bewonderenswaardig maakt.” Ook de afwezigheid van de typisch Duitse ‘Technikversessenheit’ wordt gewaardeerd.
J. Christiaan Boudri, ‘Het mechanische van de mechanica; Het krachtbegrip tussen mechanica en metafysica van Newton tot Lagrange’ (Eburon, Delft, 1994)
Een proefschrift is meestal geen lectuur voor op de bank of in bed, maar binnen het gebied van de wetenschapsgeschiedenis willen nog wel eens geschriften verschijnen die niet alleen redelijk toegankelijk zijn maar ook voor een breed publiek interessant zijn. Wie heeft immers niet al op de middelbare school kennis gemaakt met Newton en zijn duistere begrip ‘kracht’? En ongetwijfeld hebben velen zich toch daarna minstens één keer afgevraagd wat een kracht nu eigenlijk is. Op school maakte men ons, bewust of – eerder – door onwetendheid, wijs dat met Newton de kous af was, maar dit proefschrift beschrijft de moeizame invoering van het krachtsbegrip in de wetenschap in de eeuw na Newton (en ook daarna ging de discussie voort). De auteur begint bij Aristoteles en staat uitvoerig stil bij de denkbeelden (destijds lagen filosofie en natuurkunde nog dicht bij elkaar) van Leibniz, D’Alembert, Maupertuis en Lagrange.
B. Michael Andressen, ‘Brillen des 20. Jahrhunderts; Vom Kassenmodell zum Designobjekt’ (Klinkhardt & Biermann, München, 1994)
Hoewel een deel uit een reeks bedoeld voor verzamelaars, is dit boekje zodanig uitgevoerd dat het voor iedereen aardig is.Voor de brildrager die meer over zijn de geschiedenis en de fabricage van zijn prothese wil weten, voor de ontwerper die zich op de hoogte wil stellen van de huidige trends, voor de Elton John-fan, en voor de hippe zonnebrildrager. De schrijver kijkt overigens ook af en toe over de grens van de twintigste eeuw (monocle, knijpbril). De huidige tijd is wat brillen betreft echter extra interessant omdat ontwerpers, modekoningen en kunstenaars zich ermee zijn gaan bemoeien en omdat de dragers meer aan hun ‘image’ werken. Ook nieuwe materialen en technieken hebben in de brillenwereld de laatste decennia voor veranderingen gezorgd.
Gabriele Lueg (red.), ‘Made in Holland; Design aus den Niederlanden’ (Ernst Wasmuth, Tübingen etc., 1994)
Een stijlvolle – in een Nederlandse letter gedrukte – catalogus bij een expositie die vorig jaar in het Museum voor Toegepaste Kunst te Keulen werd gehouden. Deze was bedoeld om de oosterburen met onze, in Duitsland nog vrijwel onbekende, rijkdom aan fraaie en opvallende ontwerpen kennis te laten maken. Want de Nederlanders ,,hebben meer te bieden dan kaas, tulpen en de wijde zee”. De inrichters beperkten zich tot de thema’s industriële ontwerpen, interieurontwerpen, sieraden, grafiek en ‘public design’ (telefooncellen, belastingformulieren). Deze worden gepresenteerd door middel van foto’s met niet veel meer dan een jaartal en naam van de ontwerper(s). De nadruk valt daarbij op ontwerpen van de laatste vijftien jaar; alleen enkele ‘klassiekers’ geven een beeld van voorafgaande ontwikkelingen. Naast de foto’s enkele, niet al te lange, beschouwingen van zowel Duitse als Nederlandse (Premsela, Mijksenaar) kenners. De Duitse redactrice van het boek valt het op hoe de Nederlandse ontwerpers, ondanks hun verscheidenheid, altijd weer thema’s als helderheid, rechtlijnigheid, terughoudendheid, functionaliteit en menselijkheid noemen; ,,Juist die aspecten die Nederlands ontwerp in onze ogen zo bewonderenswaardig maakt.” Ook de afwezigheid van de typisch Duitse ‘Technikversessenheit’ wordt gewaardeerd.
J. Christiaan Boudri, ‘Het mechanische van de mechanica; Het krachtbegrip tussen mechanica en metafysica van Newton tot Lagrange’ (Eburon, Delft, 1994)
Een proefschrift is meestal geen lectuur voor op de bank of in bed, maar binnen het gebied van de wetenschapsgeschiedenis willen nog wel eens geschriften verschijnen die niet alleen redelijk toegankelijk zijn maar ook voor een breed publiek interessant zijn. Wie heeft immers niet al op de middelbare school kennis gemaakt met Newton en zijn duistere begrip ‘kracht’? En ongetwijfeld hebben velen zich toch daarna minstens één keer afgevraagd wat een kracht nu eigenlijk is. Op school maakte men ons, bewust of – eerder – door onwetendheid, wijs dat met Newton de kous af was, maar dit proefschrift beschrijft de moeizame invoering van het krachtsbegrip in de wetenschap in de eeuw na Newton (en ook daarna ging de discussie voort). De auteur begint bij Aristoteles en staat uitvoerig stil bij de denkbeelden (destijds lagen filosofie en natuurkunde nog dicht bij elkaar) van Leibniz, D’Alembert, Maupertuis en Lagrange.
B. Michael Andressen, ‘Brillen des 20. Jahrhunderts; Vom Kassenmodell zum Designobjekt’ (Klinkhardt & Biermann, München, 1994)
Hoewel een deel uit een reeks bedoeld voor verzamelaars, is dit boekje zodanig uitgevoerd dat het voor iedereen aardig is.Voor de brildrager die meer over zijn de geschiedenis en de fabricage van zijn prothese wil weten, voor de ontwerper die zich op de hoogte wil stellen van de huidige trends, voor de Elton John-fan, en voor de hippe zonnebrildrager. De schrijver kijkt overigens ook af en toe over de grens van de twintigste eeuw (monocle, knijpbril). De huidige tijd is wat brillen betreft echter extra interessant omdat ontwerpers, modekoningen en kunstenaars zich ermee zijn gaan bemoeien en omdat de dragers meer aan hun ‘image’ werken. Ook nieuwe materialen en technieken hebben in de brillenwereld de laatste decennia voor veranderingen gezorgd.
Comments are closed.