Het is ‘beperkt en kortzichtig denken’ om de kwaliteit van faculteiten af te meten aan rankings. Dat vindt decaan Industrieel Ontwerpen (IO) Cees de Bont.
Uitspraken die Harrie van den Akker – afdelingsvoorzitter van Multi-Scale Physics – vorige week deed in Delta, leveren weerstand op. Met mogelijke bezuinigingen in het vooruitzicht wierp hij de vraag op of alle faculteiten wel even belangrijk zijn voor de TU.
Van den Akker vroeg zich af of het erg is als sommige faculteiten tien tot twintig procent kleiner zouden zijn. “Het is niet zinnig als Technische Natuurwetenschappen (TNW) kleiner zou worden. Dat is niet in het belang van de TU, vanwege rankings.”
Bij die rankings scoort de TU 1,62 als het gaat om het aantal citaties van artikelen. Voor TNW is dat getal 1,9. De TU zonder TNW scoort 1,05, waar het wereldgemiddelde 1,0 is.
De Bont van IO erkent dat TNW ‘fantastisch scoort’, “Tegelijkertijd: wat is het belangrijkst? Het lijkt wel of die rankings een doel op zich worden. Rankings kunnen een middel zijn om geld en goede mensen binnen te halen. Bij Bouwkunde en IO zijn dergelijke rankings volstrekt onbelangrijk. Dit kun je niet als keurslijf opleggen. Beperkt en kortzichtig denken.”
Decaan Daan Lenstra van de faculteit Elektrotechniek, Wiskunde & Informatica (EWI) wijst op andere manieren om kwaliteit te meten. “Ik heb een faculteit waar natuurkunde niet in zit. Dat wil niet zeggen dat zij minder goed is. Er zijn ook google ratings. Je kunt je ook verdiepen in personen en kwaliteit, of kijken naar peers. Ik vind het een beetje simplistisch wat Van den Akker zegt.”
Lenstra verwijst naar een visitatie voor computer science die voor zijn faculteit erg goed verliep. “De visitatiecommissie zei: een universiteit die zichzelf serieus neemt, zorgt dat zij een stevige computer science heeft. Wij zijn de computer science van Delft.”
Bovendien, zo stelt Lenstra, is EWI voor tachtig procent een ict-faculteit. “De handicap van ict is dat het altijd verborgen is. Ict is enabling, stelt in staat. Het is bijna ondenkbaar zonder ict iets te bereiken. En wat ben je als universiteit zonder wiskunde? Sommige faculteiten denken te kunnen besparen door wiskunde zelf te doen. Ik zie de logica niet om het door amateurs te laten doen.”
Van den Akker stelde in Delta dat de goede naam die de TU heeft in de wereld en in Nederland ‘allereerst komt door weg- en waterbouw en door TNW’. “En ook door Bouwkunde en Luchtvaart- & Ruimtevaarttechniek. Maar geldt dat ook voor andere faculteiten?”
Decaan Theo Toonen van Techniek, Bestuur & Management wil daar niet op ingaan. EWI-decaan Lenstra noemt het ‘dapper’ dat Van den Akker een aantal faculteiten durft te noemen. “TNW is een heel goede faculteit. Mooi. Maar ik wil niet zeggen de beste.” Cees de Bont van IO meent dat in elke faculteit ‘goede mensen en internationale toppers’ zitten.
De Bont kijkt liever naar de vele middelen die de TU in onderzoek stopt. “Hoe verhoudt zich dat tot het onderwijs? Is onderwijs niet nog belangrijker dan onderzoek? Wij hebben hier wel eens vips uit het bedrijfsleven en ministeries. Die geven aan dat de TU er voor moet zorgen studenten goed op te leiden.”
Er is volgens De Bont fundamentele en toegepaste kennis nodig. “IO speelt een rol in de vertaalslag tussen technologie en mensen. Wij zorgen ervoor dat mensen met techniek kunnen omgaan. Het is moeilijk te zeggen dat het één belangrijker is dan het ander.”
Van den Akker stelde ook dat de TU sommig onderzoek misschien beter in Twente of Eindhoven kan doen. In 3TU-verband. “Voor bachelor-onderwijs is een lokale universiteit onmisbaar, maar voor master-onderwijs hoef je niet in elke universiteit het complete pakket aan te bieden.”
Dat vindt De Bont geen rare gedachte. Onderwijs aan promovendi en de organisatie van afstudeerprojecten doet zijn faculteit al in 3TU-verband. “Ik zou juist zeggen: daar waar onderzoek bijdraagt aan het oplossen van maatschappelijke problemen hoort het bij uitstek thuis bij een technische universiteit. Het is voor mij niet altijd duidelijk waarom sommig natuurkundeonderzoek plaatsvindt op een technische universiteit en niet in Utrecht of Groningen.”
De IO-decaan denkt dat het nodig is een kam door de universiteit te halen. “We moeten veel meer gericht zijn op het ontwikkelen en overdragen van ingenieurskennis die bijdraagt aan oplossingen van problemen. Van mij mag er wat minder curiosity-driven onderzoek plaatsvinden. Ik denk dat civiele techneuten minder ver waren gekomen als ze zelf hadden bedacht wat ze leuk vonden om te onderzoeken.”
Decaan Marco Waas van Werktuigbouwkunde, Maritieme Techniek en Technische Materiaalwetenschappen (3mE) wil niet specifiek op Van den Akker ingaan, maar zegt dat er meer moet worden gekeken naar samenwerking. “Zowel inter- als buitenfacultair. Bijvoorbeeld met TNO of ECN Petten. Het gevaar is dat we ons in onszelf keren en elkaar de tent uit gaan vechten.”
De TU moet volgens Waas oppassen niet te veel naar de korte termijn te kijken. “We moeten ook aan studenten en de maatschappij laten zien dat we dingen doen die zinnig zijn. Het probleem van technische universiteiten is dat we wat betreft vergoedingen voor infrastructuur gelijkgetrokken worden met universiteiten die geen grote labs hebben. Dat geld moeten we krijgen uit projecten of uit rechtstreekse vergoedingen van het bedrijfsleven. Het systeem is veranderd zonder afspraken tussen overheid en bedrijfsleven.”
De TU moet daarom moeilijke keuzes maken, aldus Waas. “Dat is een discussie die we niet per faculteit moeten voeren. We moeten meer kijken tussen faculteiten en andere organisaties. De afgelopen jaren zijn enorm veel stappen gezet in wetenschappelijke excellentie en het binnenhalen van projecten. De verschillen tussen die twee worden steeds kleiner binnen de TU.”
Avondcollege’s? Geen sprake van, op geen van de TU-faculteiten! Een cijfercalculator? ‘Nu de TU zich voorbereidt op een internationale markt zal de cijferlijst steeds vaker bij een buitenlandse instelling terecht komen’, verkondigt de studentenraad (sr). Dus of het college van bestuur (cvb) met een TU-breed omrekenprogramma wil komen om ‘onze’ cijfers elders inzichtelijk te maken. En een tekort aan studieplekken? Op de hele TU moet elke student de hele dag op de campus kunnen studeren.
De sr heeft eenheid van de TU hoog in het vaandel staan. Zeg maar: the TU and nothing but the whole TU. Die lijn bespeurde Paul Rullmann van het cvb steeds in het optreden van de sr. Tot het overleg op 7 mei over de becijfering van studieresultaten.
Waarom eigenlijk die unificering van de regels en richtlijnen van de examencommissie die het college van bestuur voorstaat?, vroeg de sr zich af. Wat is er mis mee als de examencommissie van de ene opleiding of faculteit in de bachelor een paar vijfjes of zelfs een 4,5 toestaat, terwijl de commissie van een andere opleiding uitsluitend voldoendes wil zien? De ene faculteit is de andere niet. En een vak als analyse is niet in elke opleiding even belangrijk. Een voldoende voor dat vak dus ook niet.
Met die vraag wist Rullmann, geholpen door Eric Logtenberg van onderwijs & studentenzaken, wel raad. Logtenberg maakte klip en klaar dat het belang van bepaalde vakken voor een opleiding niet de reden is voor het al dan niet toestaan van onvoldoendes. “Bij elke opleiding heeft de examencommissie gewoon zijn eigen wiel uitgevonden.” En bovendien: we zijn één instituut.” Rullmann maakte af: “Stel dat twee studenten dezelfde minor volgen en beiden een 5,7 halen. Bij de ene opleiding geldt die als een voldoende, bij de andere niet.” Of unificering dan toch niet leidde tot meer gelijke kansen en gelijke rechten, vroeg hij retorisch.
En dus ligt bij de decanen het voorstel om voor de hele TU de lijn te volgen in de bachelor géén onvoldoendes toe te staan, cijfers slechts in helen of halven uit te drukken én om opleidingen vrij te laten hun eigen ‘met lof’-regelingen te volgen.

Comments are closed.