Onderwijs

Prioriteiten voor de volgende eeuw vastgesteld

Goed onderwijs belonen in het allocatiemodel en een evaluatie van de MOD. Dit zijn twee van de prioriteiten uit het Implementatieplan 2000 van de TU Delft.

Het TU-beleid voor de komende drie jaar kenmerkt zich door een gefaseerde aanpak. Voor de periode 2000 – 2003 is een instellingsplan vastgesteld met drie hoofddoelstellingen. Deze zijn: verhoging van de waardering voor het onderwijs en verhoging van zowel de wetenschappelijke als de maatschappelijke impact van het onderzoek van de TU.

Het instellingsplan vormt het algemene beleidskader en zet de koers uit. In het implementatieplan 2000 worden de doelen en ambities geconcretiseerd tot beleidsvoornemens. Om de voortgang van het proces te kunnen meten zijn in het plan streefcijfers voor 2000 (soms doorlopend tot 2003) opgenomen. Uit dat impelmentatieplan zijn door de Groepsraad en het college van bestuur (cvb) elf punten geselecteerd (zie kader) die in 2000 extra prioriteit krijgen.

Ondanks de veranderingen die op stapel staan, moet één facet onaangetast blijven: de degelijkheid van de Delftse ingenieursopleiding. Dat is de mening van college-voorzitter dr. N. de Voogd. ,,Aan hun gedegen vakbekwaamheid hebben onze ingenieurs hun internationale reputatie te danken. Bedrijven weten dat als een Delftse ingenieur een fabriek neerzet of een brug bouwt, deze voldoet aan de eisen voor bedrijfszekerheid, economie, milieu en veiligheid. Dankzij de vakkennis en de vaardigheden, bijgebracht door de TU, hebben onze ingenieurs internationaal een betrouwbare en professionele reputatie. Dit imago moeten we vasthouden.”

De vakbekwaamheid van de Delftse ingenieur is volgens De Voogd net zo belangrijk voor de internationale reputatie van de TU als het wetenschappelijke onderzoek van de universiteit. Ieder jaar studeren er 1600 tot 1700 ingenieurs af die terecht komen bij (internationale) bedrijven en de overheid. ,,Vaak zijn ze dertig tot veertig jaar actief. Hun werk, hun houding, hun bekwaamheid en hun vakkennis ondersteunen de goede reputatie van de TU Delft.” Aanpassing van het onderwijs mag deze degelijke reputatie van de ingenieur niet aantasten maar alleen versterken.

Door een goede begeleiding tijdens het eerste jaar wil het cvb het aantal uitvallers na de propedeuse terugdringen. ,,Uiteindelijk belandt 22 procent van studenten van de TU op het hoger technisch onderwijs. Dat is zonde van de kostbare tijd van zowel de student als van de instelling. Wij willen dat de propedeuse zodanig functioneert dat in principe alle studenten die aan de TU hun propedeuse halen hun studie ook daadwerkelijk afmaken. Dat betekent in de komende periode een intensivering van de begeleiding van de studenten in het eerste jaar. Wij willen hen beter ondersteunen zodat ze desgewenst kunnen overstappen naar een andere studie of een andere opleiding.”
Transpiratievakken

De uitbreiding van de rol van ict binnen het onderwijs is een ander aandachtspunt. Het is de bedoeling dat de computer niet alleen een hulpmiddel is bij het schrijven van een scriptie maar een eigen rol krijgt binnen het onderwijs. De bekendmaking van tentamenuitslagen en roosters zou via de computer kunnen lopen. Eveneens wordt bekeken of het mogelijk is om de ’transpiratievakken’ te onderwijzen met behulp van de computer. Hieronder valt de verplichte kennis van bijvoorbeeld wiskunde en mechanica die iedere ingenieur zich eigen moet maken. ,,De docent is hierbij niet overbodig, maar kan zich in het contact met de student op andere facetten richten”, meent De Voogd. ,,Hierbij denk ik aan discussies over de geleerde stof waarmee je de kennis kunt verdiepen.”

Veel aandacht zal er in 2000 uitgaan naar de internationalisering van het onderwijs. Naast technische kennis neemt het belang van internationale ervaring voor een ingenieur toe. Op dit moment onderzoekt de TU met drie buitenlandse universiteiten of de onderwijsprogramma’s meer op elkaar afgestemd kunnen worden. Onderdeel hiervan is de overweging om de bachelors/masters (BSc/MSc) opzet te introduceren op de TU. ,,Het cvb zou graag zien dat onze studenten, na afronding van de BSc-fase hun studie kunnen vervolgen op één van de drie andere universiteiten.”

,,Natuurlijk moet het BSc-concept nog verder uitgewerkt worden”, licht De Voogd toe. ,,Krijgt een student zijn bachelorgraad als hij of zij 126 studiepunten heeft? Of moeten er meer zijn? We beseffen dat de verkenning van de mogelijkheden van het BSc/MSc-traject veel tijd zal vergen maar we vinden het noodzakelijk dat de student, in internationaal opzicht, mobieler wordt. Om die reden moet er ook goed nagedacht worden over de invoering van Engelstalig onderwijs. Dat is zowel van belang voor de buitenlandse studenten die in Delft willen studeren als voor onze studenten die straks een internationale werkkring zullen krijgen.”

Als vierde onderwijs-prioriteit noemt De Voogd de maatregelen naar aanleiding van de Nipo-enquête van de TU Delft. Op de langere termijn wordt er aandacht besteed aan het studietempo, het wetenschappelijke denken, de haalbaarheid van het doctoraal en de mogelijkheid om colleges in een ander vakgebied te volgen. Aan het einde van 2000 moet echter al geregeld zijn dat er meer studieplaatsen en computerfaciliteiten op diverse faculteiten komen en dat de tentamenuitslagen binnen de vastgestelde termijn bekend zijn.

,,Daarnaast willen wij onderzoeken of de mogelijkheid bestaat om goed onderwijs te belonen”, legt hij uit. ,,In het allocatiemodel wordt excellent onderzoek financieel gewaardeerd maar voor bizonder goed onderwijs is die beloning er in het huidige model niet. Dat vinden wij niet juist. Daarom willen wij het allocatiemodel dusdanig herzien dat het verzorgen van uitstekend onderwijs ook extra geldelijke middelen oplevert.”
Grensverleggend

Bij het onderzoek is betere profilering van de Dioc’s een van de prioriteiten. ,,In toenemende mate weten instellingen en de overheid de weg naar de Dioc’s te vinden. Wij willen echter ook dat het grotere publiek en andere universiteiten meerinzicht krijgen in de resultaten van deze samenwerkingsverbanden.”

Een ander aandachtspunt is het formuleren van een wetenschappelijk criterium voor het ontwerpen. Het cvb gaat hierbij uit van een brede definitie van ontwerpen. Daaronder vallen zowel de systemen die worden ontwikkeld door scheikundig technologen als de architectuur van bouwkunde. Bij wetenschappelijk onderzoek is belangrijk dat het grensverleggend is maar dit aspect is bij ontwerpen heel lastig te bepalen. ,,Wanneer draagt een ontwerp van een systeem, een gebouw of een product bij aan nieuwe inzichten in een vakgebied? Deze kwestie willen wij nog een keer goed onderzoeken.”

In het allocatiemodel geeft de beoordeling van het ontwerpen eveneens problemen. Ontwerpers laten hun ontwerp niet altijd vergezeld gaan van een publikatie. Dat is van belang voor het allocatiemodel omdat het toewijzen van geldelijke middelen aan een faculteit mede afhankelijk is van het aantal publicaties. ,,Beschik je over een ander criterium voor het beoordelen van de wetenschappelijke impact van een ontwerp, dan zou je dat kunnen laten meewegen in plaats van een publicatie.”
Blauwdruk

Voor de organisatie en dienstverlening zijn eveneens vier prioriteiten geselecteerd. De meest in het oog springende hiervan is het onderzoek naar de resultaten van de Modernisering Ondersteunende Diensten (MOD). Het cvb heeft besloten tot een procesevaluatie van de MOD die eind 1999 afgerond moet zijn. Deze wordt gevolgd door een tussenrapportage over de stand van zaken na de MOD-operatie. Bij deze rapportage wordt ook gekeken naar de resultaten van de invoering van de informatiserings- en automatiseringssystemen.

De vraag die centraal staat is of de MOD heeft geleid tot kwaliteitsverbetering en een blijvende kostenverlaging van de ondersteuning. Eveneens wordt gelet op de kwaliteit van deze ondersteuning met de nadruk op de menselijke aspecten zoals: Is de expertise verbeterd? Hoe zit het met de veranderingsvaardigheid van de medewerkers? Ook zal scherp gelet worden op het gebruikersgemak van de nieuwe computerprogramma’s.

,,Alle faculteiten en diensten zijn opnieuw ingericht aan de hand van een blauwdruk die het cvb had samengesteld”, licht De Voogd toe. ,,Binnen deze blauwdruk hadden de faculteiten nog de mogelijkheid om zelf keuzes te maken. Sommigen hebben bijvoorbeeld gekozen voor een uitgebreide administratieve ondersteuning en anderen voor een beperkte. Zo koos één faculteit voor een klein bureau Planning & Control, maar heeft dit bureau wel bemand met duurdere professionals.”

,,Wij willen graag helder krijgen wat het resultaat van deze keuzes is”, meent hij. ,,Werkt de ene toch beter dan de andere? Verder is er veel gebeurd op het terrein van de functieomschrijvingen en ook daarvan willen wij een goed beeld krijgen. Het cvb is van mening dat het niet zinvol is een omvangrijke reorganisatie door te voeren zoals de MOD zonder deze te evalueren en daar lessen uit te trekken.”

De priorititen van het instellingsplan
Onderwijs:

– Betere selectie en verwijzing tijdens de propedeutische fase zodat een groter percentage studenten de studie succesvol afrondt.

– Binnen de opleidingen plaatsmaken voor de overdracht van kennis via ICT.

– Aandacht voor de Bologna-verklaring en met name voor de bachelors/masters structuur en het Engelstalige onderwijs.

– Een ‘must’ voor elke faculteit is een pakket van concrete maatregelen naar aanleiding van de Nipo-enquête.
Onderzoek:

– De relatie onderwijs-onderzoek duidelijker uitwerken waarbij kennisintensief ontwerpen één van de hoofdkenmerken van de TU moet worden.

– Het bundelen en duidelijk(er) zichtbaar maken van de multi-disciplinaire TU-activiteiten zoals de Dioc’s.

– De verhoging van de wetenschappelijke en maatschappelijke impact van het onderzoek.
Organisatie:

– Een onderzoek naar de kwaliteitsslag die is gemaakt door de Modernisering Ondersteunende diensten (MOD). Hierbij zal aandacht worden besteed aan de kwaliteit van de ondersteuning zoals expertise, veranderingsvaardigheid en %capaciteit. Eveneens wordt de rol onderzocht van de informatiserings- en automatiseringssystemen hierin.

– Het huisvestingsbeleid.

– Het WP-beleid.

– Het ontwikkelen van Marketing & Communicatie als corporate activity gericht op een grotere visibility van de TU als geheel.

Het TU-beleid voor de komende drie jaar kenmerkt zich door een gefaseerde aanpak. Voor de periode 2000 – 2003 is een instellingsplan vastgesteld met drie hoofddoelstellingen. Deze zijn: verhoging van de waardering voor het onderwijs en verhoging van zowel de wetenschappelijke als de maatschappelijke impact van het onderzoek van de TU.

Het instellingsplan vormt het algemene beleidskader en zet de koers uit. In het implementatieplan 2000 worden de doelen en ambities geconcretiseerd tot beleidsvoornemens. Om de voortgang van het proces te kunnen meten zijn in het plan streefcijfers voor 2000 (soms doorlopend tot 2003) opgenomen. Uit dat impelmentatieplan zijn door de Groepsraad en het college van bestuur (cvb) elf punten geselecteerd (zie kader) die in 2000 extra prioriteit krijgen.

Ondanks de veranderingen die op stapel staan, moet één facet onaangetast blijven: de degelijkheid van de Delftse ingenieursopleiding. Dat is de mening van college-voorzitter dr. N. de Voogd. ,,Aan hun gedegen vakbekwaamheid hebben onze ingenieurs hun internationale reputatie te danken. Bedrijven weten dat als een Delftse ingenieur een fabriek neerzet of een brug bouwt, deze voldoet aan de eisen voor bedrijfszekerheid, economie, milieu en veiligheid. Dankzij de vakkennis en de vaardigheden, bijgebracht door de TU, hebben onze ingenieurs internationaal een betrouwbare en professionele reputatie. Dit imago moeten we vasthouden.”

De vakbekwaamheid van de Delftse ingenieur is volgens De Voogd net zo belangrijk voor de internationale reputatie van de TU als het wetenschappelijke onderzoek van de universiteit. Ieder jaar studeren er 1600 tot 1700 ingenieurs af die terecht komen bij (internationale) bedrijven en de overheid. ,,Vaak zijn ze dertig tot veertig jaar actief. Hun werk, hun houding, hun bekwaamheid en hun vakkennis ondersteunen de goede reputatie van de TU Delft.” Aanpassing van het onderwijs mag deze degelijke reputatie van de ingenieur niet aantasten maar alleen versterken.

Door een goede begeleiding tijdens het eerste jaar wil het cvb het aantal uitvallers na de propedeuse terugdringen. ,,Uiteindelijk belandt 22 procent van studenten van de TU op het hoger technisch onderwijs. Dat is zonde van de kostbare tijd van zowel de student als van de instelling. Wij willen dat de propedeuse zodanig functioneert dat in principe alle studenten die aan de TU hun propedeuse halen hun studie ook daadwerkelijk afmaken. Dat betekent in de komende periode een intensivering van de begeleiding van de studenten in het eerste jaar. Wij willen hen beter ondersteunen zodat ze desgewenst kunnen overstappen naar een andere studie of een andere opleiding.”
Transpiratievakken

De uitbreiding van de rol van ict binnen het onderwijs is een ander aandachtspunt. Het is de bedoeling dat de computer niet alleen een hulpmiddel is bij het schrijven van een scriptie maar een eigen rol krijgt binnen het onderwijs. De bekendmaking van tentamenuitslagen en roosters zou via de computer kunnen lopen. Eveneens wordt bekeken of het mogelijk is om de ’transpiratievakken’ te onderwijzen met behulp van de computer. Hieronder valt de verplichte kennis van bijvoorbeeld wiskunde en mechanica die iedere ingenieur zich eigen moet maken. ,,De docent is hierbij niet overbodig, maar kan zich in het contact met de student op andere facetten richten”, meent De Voogd. ,,Hierbij denk ik aan discussies over de geleerde stof waarmee je de kennis kunt verdiepen.”

Veel aandacht zal er in 2000 uitgaan naar de internationalisering van het onderwijs. Naast technische kennis neemt het belang van internationale ervaring voor een ingenieur toe. Op dit moment onderzoekt de TU met drie buitenlandse universiteiten of de onderwijsprogramma’s meer op elkaar afgestemd kunnen worden. Onderdeel hiervan is de overweging om de bachelors/masters (BSc/MSc) opzet te introduceren op de TU. ,,Het cvb zou graag zien dat onze studenten, na afronding van de BSc-fase hun studie kunnen vervolgen op één van de drie andere universiteiten.”

,,Natuurlijk moet het BSc-concept nog verder uitgewerkt worden”, licht De Voogd toe. ,,Krijgt een student zijn bachelorgraad als hij of zij 126 studiepunten heeft? Of moeten er meer zijn? We beseffen dat de verkenning van de mogelijkheden van het BSc/MSc-traject veel tijd zal vergen maar we vinden het noodzakelijk dat de student, in internationaal opzicht, mobieler wordt. Om die reden moet er ook goed nagedacht worden over de invoering van Engelstalig onderwijs. Dat is zowel van belang voor de buitenlandse studenten die in Delft willen studeren als voor onze studenten die straks een internationale werkkring zullen krijgen.”

Als vierde onderwijs-prioriteit noemt De Voogd de maatregelen naar aanleiding van de Nipo-enquête van de TU Delft. Op de langere termijn wordt er aandacht besteed aan het studietempo, het wetenschappelijke denken, de haalbaarheid van het doctoraal en de mogelijkheid om colleges in een ander vakgebied te volgen. Aan het einde van 2000 moet echter al geregeld zijn dat er meer studieplaatsen en computerfaciliteiten op diverse faculteiten komen en dat de tentamenuitslagen binnen de vastgestelde termijn bekend zijn.

,,Daarnaast willen wij onderzoeken of de mogelijkheid bestaat om goed onderwijs te belonen”, legt hij uit. ,,In het allocatiemodel wordt excellent onderzoek financieel gewaardeerd maar voor bizonder goed onderwijs is die beloning er in het huidige model niet. Dat vinden wij niet juist. Daarom willen wij het allocatiemodel dusdanig herzien dat het verzorgen van uitstekend onderwijs ook extra geldelijke middelen oplevert.”
Grensverleggend

Bij het onderzoek is betere profilering van de Dioc’s een van de prioriteiten. ,,In toenemende mate weten instellingen en de overheid de weg naar de Dioc’s te vinden. Wij willen echter ook dat het grotere publiek en andere universiteiten meerinzicht krijgen in de resultaten van deze samenwerkingsverbanden.”

Een ander aandachtspunt is het formuleren van een wetenschappelijk criterium voor het ontwerpen. Het cvb gaat hierbij uit van een brede definitie van ontwerpen. Daaronder vallen zowel de systemen die worden ontwikkeld door scheikundig technologen als de architectuur van bouwkunde. Bij wetenschappelijk onderzoek is belangrijk dat het grensverleggend is maar dit aspect is bij ontwerpen heel lastig te bepalen. ,,Wanneer draagt een ontwerp van een systeem, een gebouw of een product bij aan nieuwe inzichten in een vakgebied? Deze kwestie willen wij nog een keer goed onderzoeken.”

In het allocatiemodel geeft de beoordeling van het ontwerpen eveneens problemen. Ontwerpers laten hun ontwerp niet altijd vergezeld gaan van een publikatie. Dat is van belang voor het allocatiemodel omdat het toewijzen van geldelijke middelen aan een faculteit mede afhankelijk is van het aantal publicaties. ,,Beschik je over een ander criterium voor het beoordelen van de wetenschappelijke impact van een ontwerp, dan zou je dat kunnen laten meewegen in plaats van een publicatie.”
Blauwdruk

Voor de organisatie en dienstverlening zijn eveneens vier prioriteiten geselecteerd. De meest in het oog springende hiervan is het onderzoek naar de resultaten van de Modernisering Ondersteunende Diensten (MOD). Het cvb heeft besloten tot een procesevaluatie van de MOD die eind 1999 afgerond moet zijn. Deze wordt gevolgd door een tussenrapportage over de stand van zaken na de MOD-operatie. Bij deze rapportage wordt ook gekeken naar de resultaten van de invoering van de informatiserings- en automatiseringssystemen.

De vraag die centraal staat is of de MOD heeft geleid tot kwaliteitsverbetering en een blijvende kostenverlaging van de ondersteuning. Eveneens wordt gelet op de kwaliteit van deze ondersteuning met de nadruk op de menselijke aspecten zoals: Is de expertise verbeterd? Hoe zit het met de veranderingsvaardigheid van de medewerkers? Ook zal scherp gelet worden op het gebruikersgemak van de nieuwe computerprogramma’s.

,,Alle faculteiten en diensten zijn opnieuw ingericht aan de hand van een blauwdruk die het cvb had samengesteld”, licht De Voogd toe. ,,Binnen deze blauwdruk hadden de faculteiten nog de mogelijkheid om zelf keuzes te maken. Sommigen hebben bijvoorbeeld gekozen voor een uitgebreide administratieve ondersteuning en anderen voor een beperkte. Zo koos één faculteit voor een klein bureau Planning & Control, maar heeft dit bureau wel bemand met duurdere professionals.”

,,Wij willen graag helder krijgen wat het resultaat van deze keuzes is”, meent hij. ,,Werkt de ene toch beter dan de andere? Verder is er veel gebeurd op het terrein van de functieomschrijvingen en ook daarvan willen wij een goed beeld krijgen. Het cvb is van mening dat het niet zinvol is een omvangrijke reorganisatie door te voeren zoals de MOD zonder deze te evalueren en daar lessen uit te trekken.”

De priorititen van het instellingsplan
Onderwijs:

– Betere selectie en verwijzing tijdens de propedeutische fase zodat een groter percentage studenten de studie succesvol afrondt.

– Binnen de opleidingen plaatsmaken voor de overdracht van kennis via ICT.

– Aandacht voor de Bologna-verklaring en met name voor de bachelors/masters structuur en het Engelstalige onderwijs.

– Een ‘must’ voor elke faculteit is een pakket van concrete maatregelen naar aanleiding van de Nipo-enquête.
Onderzoek:

– De relatie onderwijs-onderzoek duidelijker uitwerken waarbij kennisintensief ontwerpen één van de hoofdkenmerken van de TU moet worden.

– Het bundelen en duidelijk(er) zichtbaar maken van de multi-disciplinaire TU-activiteiten zoals de Dioc’s.

– De verhoging van de wetenschappelijke en maatschappelijke impact van het onderzoek.
Organisatie:

– Een onderzoek naar de kwaliteitsslag die is gemaakt door de Modernisering Ondersteunende diensten (MOD). Hierbij zal aandacht worden besteed aan de kwaliteit van de ondersteuning zoals expertise, veranderingsvaardigheid en %capaciteit. Eveneens wordt de rol onderzocht van de informatiserings- en automatiseringssystemen hierin.

– Het huisvestingsbeleid.

– Het WP-beleid.

– Het ontwikkelen van Marketing & Communicatie als corporate activity gericht op een grotere visibility van de TU als geheel.

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.