Onderwijs

Ontruiming van een spookgebouw

Het leek wel een militaire operatie. De taken waren streng verdeeld. Mannen en vrouwen met gele hesjes moesten luisteren, de mensen met de oranje hesjes gaven de opdrachten.

Niemand mocht meer dan twee uur naar binnen. Afgelopen weekend trokken TU-vrijwilligers en slopers tijdens een bergingsactie door Bouwkunde.

“We hadden geen idee wat wel of niet in kabinet 1.32 lag. We hadden twintig minuten de tijd om spullen uit de kamer te halen. Ik had hoofdpijn van de spanning. Je weet niet wat je aan zal treffen. En het gebouw op die locatie is zo deprimerend. Je wilt er eigenlijk het liefste meteen weg”, zegt Herman Schoffelen. De secretaris van de faculteit Bouwkunde was het centrale aanspreekpunt tijdens de ontruimingsactie afgelopen vrijdag en zaterdag. Bij de speciale reddingsacties ging hij ook zelf het gebouw in.

Zoals in kabinet 1.32, dat tegen de kern van de hoogbouw aanligt en een van de minst veilige plekken van de te bergen locaties van de afgebrande faculteit is. Maar wel een ruimte waarvan bekend was dat er belangrijke maquettes lagen, ook al was niet gedocumenteerd wat er precies lag. “Die kamer lag op de grens van wel of niet betreden. We openden de deur, sorteerden snel en tien minuten later stonden we weer buiten. We mochten maximaal zeventig stukken redden. De helft moesten we achterlaten”, zegt Schoffelen. “Als er geen beperking is, ga je maar door en breng je anderen en jezelf in gevaar.” Schoffelen bleek naar buiten te zijn gekomen met maquettes van de bekende architect Mikmak.

Het betreden van de riskante ruimte gebeurde aan het eind van de dag toen het gebouw al vrijwel leeg was. Het was een van de meest onvoorspelbare acties van de berging. Want op andere locaties in het gebouw was het net alsof er een militaire operatie aan de gang was. De taken waren streng verdeeld. Mannen en vrouwen met gele hesjes moesten luisteren, de mensen met de oranje hesjes gaven de opdrachten en wezen aan wat er moest gebeuren. Wie makkelijk vervangbare spullen mee wilde nemen, werd streng toegesproken. Niemand mocht meer dan twee uur naar binnen. Dozen werden snel ingepakt en even snel naar buiten getild. Na een half uur buiten bijkomen, gingen de teams weer naar binnen.

En met resultaat. De 35 duizend boeken van de Bouwkundefaculteit zijn zo goed als onbeschadigd uit de voormalige bibliotheek gehaald, net als kostbare stukken uit het prentenkabinet en de kaartenkamer. Waaronder twee atlassen van Georg Braun uit 1575 en originele prenten van de Italiaanse kunstenaar Piranesi. “Maar vijfhonderd tot zeshonderd bibliotheekboeken die op de kamers van de medewerkers stonden, zijn als verbrand opgegeven”, zegt Marcel Broekman. Hij leidde de operatie in de bibliotheek. “De boeken en tijdschriften in het depot beschouwen we ook als verloren, want daar kunnen we niet bij. Dat is erg, maar als je weet dat we vreesden dat alle boeken verloren waren gegaan tijdens de brand, is dit geweldig nieuws.”
Emotioneel

Het is een gevoel dat bijna iedereen heeft, die het gebouw heeft betreden tijdens de reddingsoperatie. Het gevoel van euforie om teruggevonden spullen. Een paar uur later liepen diezelfde mensen verdrietig rond om spullen die verloren zijn gegaan. En weer later wederom euforie. “Een aantal medewerkers mocht naar binnen om hun spullen te bergen”, vertelt Robert Riemslag, die de regie had namens de TU en opzichter was op de slooplocatie tijdens de berging. “We hebben collega’s elkaars bureaus laten ontruimen. Iedereen mocht drie dozen meenemen. Door collega’s elkaars kamers te laten bergen, ging het werk sneller en het maakte het werk bovendien minder heftig. Andere mensen werden heel emotioneel bij het zien van hun half verwoeste kantoor.”

Niet iedereen schaamde zich daarvoor. “Iemand zei tegen me: Ik vind het erg fijn dat ik het van binnen heb gezien. Het zag er afschuwelijk uit, maar voor mij was het gebouw als een dode, waarin je de levende al bijna niet meer herkent. Maar toch is het prettig om er afscheid van te kunnen nemen.”, zegt Riemslag.

“Ik heb mijn eigen kamer ook niet ontruimd”, zegt Erik Ootes, verantwoordelijk voor de ontruiming van de Blokkenhal. “Een collega van mij heeft de spullen van mijn kamer geborgen.”

Tijdens de berging van de Blokkenhal kwam hij veel maquettes tegen met een hoge emotionele waarde. “De tweede afstudeerder na de brand, Laura van Kappel, was in tranen tijdens haar afstudeerpresentatie. Ze studeerde cum laude af, maar was intens verdrietig omdat haar maquette daar nog stond. We vonden hem terug in de Blokkenhal. De maquette staat nu bij Industrieel Ontwerpen.”

Tijdens de ontruiming werden wel meer bijzondere en bizarre ontdekkingen gedaan. Rob Maas was anderhalve dag in de kelder te vinden, waar hij de diacollectie borg. In die ruimte vond hij samen met Robert Riemslag een auto. De fourwheeldrive was gebruikt om materiaal voor de expositie ‘Architecture Collections . past, present & future’ naar binnen te rijden. Vlak erna brak de brand uit, en de auto was blijven staan.

Maas: “We hadden verwacht de auto terug te vinden achter de deur, maar hij stond met zijn neus bij het trappenhuis. Achteraf was het niet zo vreemd, want er stond een laag water in de kelder. We hadden veiligheidsschoenen besteld voor het bergen, maar daar hebben we maar veiligheidslaarzen van gemaakt toen we de laag water zagen. We hebben de pompen aangezet, en daardoor is de auto waarschijnlijk gaan schuiven.”

Dat was nog niet het vreemdste. “De auto zat onder de schimmel”, roept Riemslag. “zelfs het plafond van de auto. Op sommige plekken zat zelfs een laag van zeven centimeter schimmel. Maar we staken de sleutel in het contact en de radio begon te spelen. We hebben de auto er met brandende koplampen uit gereden. Niet dat je er nog iets mee kan, want het is een wrak geworden door twee weken in die natte kelder.” Toch zijn Riemslag en Maas blij dat de auto uit het gebouw is. “Je wilt geen brandbaar materiaal hebben staan tijdens een sloop.”
Paars tapijt

Het gebouw ziet er al erg genoeg uit zoals het nu is. “Op sommige plekken valt het mee. Een gedeelte van de Blokkenhal had nog mooi paars tapijt en witte kussens op de banken,” zegt Ootes. “Maar de kelder is er niet best aan toe”, vindt Maas. “Het is er donker, dus je loopt daar door het water met je zaklantaarn. Het stinkt er naar vocht en schimmel. Door al dat vocht zie je de vreemdste dingen. Karton is veranderd in een ondefinieerbare brij, en is vervolgens weer half opgedroogd. Vuilcontainers zwerven rond, samen met grote stukken hout. Je kunt niets vertrouwen. Je weet niet of iets nu hard of zacht is en er drijft van alles door zo’n ruimte heen. Daar loop je tussendoor.”

Toch redde hij het merendeel van de vochtige dia’s uit de kletsnatte kelder. Ook de computers uit de Blokkenhal werden druipend en al uit het gebouw gedragen. “De harde schijf kan nog gered worden”, zegt Ootes. Alles van belang werd als het enigszins kon meegenomen. “Op de eerste etage stond een machine die ik echt mee naar buiten wilde krijgen, maar ik had geen idee hoe”, zegt Riemslag. “Het ding was in het gebouw gemonteerd. Een sloper heeft toen de halve gevel weggehaald en binnen een kwartier was het apparaat los. Met een slijptol heeft hij de paaltjes beneden bij de trap weggehaald en kregen we het apparaat beneden. Dat was fantastisch.”

Ook de noodgebouwtjes waar de decaan tijdelijk gehuisvest was, werden met inhoud en al uit de gevarenzone getild. “De kopjes stonden nog op het bureau”, zegt Riemslag. Schoffelen kreeg zijn sleutelbos terug. “Pas na al deze heftige weken besef je de impact van een dergelijke brand”, zegt hij. “Ineens zit je zonder je spullen. Je bent alles kwijt, en je kunt nog wel zien waar het eerder gelegen heeft.”

Als de sloop wat verder gevorderd is, kunnen eventueel meer spullen gered worden. Maar over het bergen van spullen uit de hoogbouw is iedereen die binnen in het gebouw is geweest pessimistisch. “Je kunt via een raam de centrale hal inkijken”, zegt Riemslag. “Wat je dan ziet, is vreselijk. De espressobar is simpelweg gesmolten. Het lijkt net een levensgroot verwrongen wasrek. Er zit geen enkel leven meer in dat stuk. Er is alleen maar puin. Net alsof je in een slechte B-film bent beland en het monster achter de deur staat om toe te slaan en nog eens door het gebouw te denderen. Als je dat ziet heb je weinig hoop voor wat daarboven nog gevonden kan worden.”

Toch komen veel mensen naar Riemslag, Ootes, Maas en Schoffelen toe om te vragen naar hun spullen. Schoffelen: “Mensen vragen mij of ik hun motorpak heb gevonden en of ik hun fiets uit de kelder al heb geborgen. Ze zijn verbaasd als wij bepaalde gedeelten van het gebouw nog niet hebben betreden, terwijl we toch binnen zijn geweest. ‘Waarom ben je niet verder gegaan?’ vragen ze dan. Maar verderop is het nog onveiliger. Zij zouden zelf grote risico’s accepteren om dingen terug te vinden, maar als wij dat ook zouden doen, wordt het heel onveilig. De mensen uit de hoogbouw zijn alles kwijt. Anderen hebben geluk als er nog iets wordt teruggevonden. De mensen uit de hoogbouw kan ik alleen omhelzen, ik kan ze hun spullen niet teruggeven. Daarom begrijp ik wel als ze mij vragen of ik hun fiets al teruggevonden heb. Want dat is het enige tastbare wat ze nog hebben.”

(Foto’s: Sam Rentmeester/FMAX)

“We hadden geen idee wat wel of niet in kabinet 1.32 lag. We hadden twintig minuten de tijd om spullen uit de kamer te halen. Ik had hoofdpijn van de spanning. Je weet niet wat je aan zal treffen. En het gebouw op die locatie is zo deprimerend. Je wilt er eigenlijk het liefste meteen weg”, zegt Herman Schoffelen. De secretaris van de faculteit Bouwkunde was het centrale aanspreekpunt tijdens de ontruimingsactie afgelopen vrijdag en zaterdag. Bij de speciale reddingsacties ging hij ook zelf het gebouw in.

Zoals in kabinet 1.32, dat tegen de kern van de hoogbouw aanligt en een van de minst veilige plekken van de te bergen locaties van de afgebrande faculteit is. Maar wel een ruimte waarvan bekend was dat er belangrijke maquettes lagen, ook al was niet gedocumenteerd wat er precies lag. “Die kamer lag op de grens van wel of niet betreden. We openden de deur, sorteerden snel en tien minuten later stonden we weer buiten. We mochten maximaal zeventig stukken redden. De helft moesten we achterlaten”, zegt Schoffelen. “Als er geen beperking is, ga je maar door en breng je anderen en jezelf in gevaar.” Schoffelen bleek naar buiten te zijn gekomen met maquettes van de bekende architect Mikmak.

Het betreden van de riskante ruimte gebeurde aan het eind van de dag toen het gebouw al vrijwel leeg was. Het was een van de meest onvoorspelbare acties van de berging. Want op andere locaties in het gebouw was het net alsof er een militaire operatie aan de gang was. De taken waren streng verdeeld. Mannen en vrouwen met gele hesjes moesten luisteren, de mensen met de oranje hesjes gaven de opdrachten en wezen aan wat er moest gebeuren. Wie makkelijk vervangbare spullen mee wilde nemen, werd streng toegesproken. Niemand mocht meer dan twee uur naar binnen. Dozen werden snel ingepakt en even snel naar buiten getild. Na een half uur buiten bijkomen, gingen de teams weer naar binnen.

En met resultaat. De 35 duizend boeken van de Bouwkundefaculteit zijn zo goed als onbeschadigd uit de voormalige bibliotheek gehaald, net als kostbare stukken uit het prentenkabinet en de kaartenkamer. Waaronder twee atlassen van Georg Braun uit 1575 en originele prenten van de Italiaanse kunstenaar Piranesi. “Maar vijfhonderd tot zeshonderd bibliotheekboeken die op de kamers van de medewerkers stonden, zijn als verbrand opgegeven”, zegt Marcel Broekman. Hij leidde de operatie in de bibliotheek. “De boeken en tijdschriften in het depot beschouwen we ook als verloren, want daar kunnen we niet bij. Dat is erg, maar als je weet dat we vreesden dat alle boeken verloren waren gegaan tijdens de brand, is dit geweldig nieuws.”
Emotioneel

Het is een gevoel dat bijna iedereen heeft, die het gebouw heeft betreden tijdens de reddingsoperatie. Het gevoel van euforie om teruggevonden spullen. Een paar uur later liepen diezelfde mensen verdrietig rond om spullen die verloren zijn gegaan. En weer later wederom euforie. “Een aantal medewerkers mocht naar binnen om hun spullen te bergen”, vertelt Robert Riemslag, die de regie had namens de TU en opzichter was op de slooplocatie tijdens de berging. “We hebben collega’s elkaars bureaus laten ontruimen. Iedereen mocht drie dozen meenemen. Door collega’s elkaars kamers te laten bergen, ging het werk sneller en het maakte het werk bovendien minder heftig. Andere mensen werden heel emotioneel bij het zien van hun half verwoeste kantoor.”

Niet iedereen schaamde zich daarvoor. “Iemand zei tegen me: Ik vind het erg fijn dat ik het van binnen heb gezien. Het zag er afschuwelijk uit, maar voor mij was het gebouw als een dode, waarin je de levende al bijna niet meer herkent. Maar toch is het prettig om er afscheid van te kunnen nemen.”, zegt Riemslag.

“Ik heb mijn eigen kamer ook niet ontruimd”, zegt Erik Ootes, verantwoordelijk voor de ontruiming van de Blokkenhal. “Een collega van mij heeft de spullen van mijn kamer geborgen.”

Tijdens de berging van de Blokkenhal kwam hij veel maquettes tegen met een hoge emotionele waarde. “De tweede afstudeerder na de brand, Laura van Kappel, was in tranen tijdens haar afstudeerpresentatie. Ze studeerde cum laude af, maar was intens verdrietig omdat haar maquette daar nog stond. We vonden hem terug in de Blokkenhal. De maquette staat nu bij Industrieel Ontwerpen.”

Tijdens de ontruiming werden wel meer bijzondere en bizarre ontdekkingen gedaan. Rob Maas was anderhalve dag in de kelder te vinden, waar hij de diacollectie borg. In die ruimte vond hij samen met Robert Riemslag een auto. De fourwheeldrive was gebruikt om materiaal voor de expositie ‘Architecture Collections . past, present & future’ naar binnen te rijden. Vlak erna brak de brand uit, en de auto was blijven staan.

Maas: “We hadden verwacht de auto terug te vinden achter de deur, maar hij stond met zijn neus bij het trappenhuis. Achteraf was het niet zo vreemd, want er stond een laag water in de kelder. We hadden veiligheidsschoenen besteld voor het bergen, maar daar hebben we maar veiligheidslaarzen van gemaakt toen we de laag water zagen. We hebben de pompen aangezet, en daardoor is de auto waarschijnlijk gaan schuiven.”

Dat was nog niet het vreemdste. “De auto zat onder de schimmel”, roept Riemslag. “zelfs het plafond van de auto. Op sommige plekken zat zelfs een laag van zeven centimeter schimmel. Maar we staken de sleutel in het contact en de radio begon te spelen. We hebben de auto er met brandende koplampen uit gereden. Niet dat je er nog iets mee kan, want het is een wrak geworden door twee weken in die natte kelder.” Toch zijn Riemslag en Maas blij dat de auto uit het gebouw is. “Je wilt geen brandbaar materiaal hebben staan tijdens een sloop.”
Paars tapijt

Het gebouw ziet er al erg genoeg uit zoals het nu is. “Op sommige plekken valt het mee. Een gedeelte van de Blokkenhal had nog mooi paars tapijt en witte kussens op de banken,” zegt Ootes. “Maar de kelder is er niet best aan toe”, vindt Maas. “Het is er donker, dus je loopt daar door het water met je zaklantaarn. Het stinkt er naar vocht en schimmel. Door al dat vocht zie je de vreemdste dingen. Karton is veranderd in een ondefinieerbare brij, en is vervolgens weer half opgedroogd. Vuilcontainers zwerven rond, samen met grote stukken hout. Je kunt niets vertrouwen. Je weet niet of iets nu hard of zacht is en er drijft van alles door zo’n ruimte heen. Daar loop je tussendoor.”

Toch redde hij het merendeel van de vochtige dia’s uit de kletsnatte kelder. Ook de computers uit de Blokkenhal werden druipend en al uit het gebouw gedragen. “De harde schijf kan nog gered worden”, zegt Ootes. Alles van belang werd als het enigszins kon meegenomen. “Op de eerste etage stond een machine die ik echt mee naar buiten wilde krijgen, maar ik had geen idee hoe”, zegt Riemslag. “Het ding was in het gebouw gemonteerd. Een sloper heeft toen de halve gevel weggehaald en binnen een kwartier was het apparaat los. Met een slijptol heeft hij de paaltjes beneden bij de trap weggehaald en kregen we het apparaat beneden. Dat was fantastisch.”

Ook de noodgebouwtjes waar de decaan tijdelijk gehuisvest was, werden met inhoud en al uit de gevarenzone getild. “De kopjes stonden nog op het bureau”, zegt Riemslag. Schoffelen kreeg zijn sleutelbos terug. “Pas na al deze heftige weken besef je de impact van een dergelijke brand”, zegt hij. “Ineens zit je zonder je spullen. Je bent alles kwijt, en je kunt nog wel zien waar het eerder gelegen heeft.”

Als de sloop wat verder gevorderd is, kunnen eventueel meer spullen gered worden. Maar over het bergen van spullen uit de hoogbouw is iedereen die binnen in het gebouw is geweest pessimistisch. “Je kunt via een raam de centrale hal inkijken”, zegt Riemslag. “Wat je dan ziet, is vreselijk. De espressobar is simpelweg gesmolten. Het lijkt net een levensgroot verwrongen wasrek. Er zit geen enkel leven meer in dat stuk. Er is alleen maar puin. Net alsof je in een slechte B-film bent beland en het monster achter de deur staat om toe te slaan en nog eens door het gebouw te denderen. Als je dat ziet heb je weinig hoop voor wat daarboven nog gevonden kan worden.”

Toch komen veel mensen naar Riemslag, Ootes, Maas en Schoffelen toe om te vragen naar hun spullen. Schoffelen: “Mensen vragen mij of ik hun motorpak heb gevonden en of ik hun fiets uit de kelder al heb geborgen. Ze zijn verbaasd als wij bepaalde gedeelten van het gebouw nog niet hebben betreden, terwijl we toch binnen zijn geweest. ‘Waarom ben je niet verder gegaan?’ vragen ze dan. Maar verderop is het nog onveiliger. Zij zouden zelf grote risico’s accepteren om dingen terug te vinden, maar als wij dat ook zouden doen, wordt het heel onveilig. De mensen uit de hoogbouw zijn alles kwijt. Anderen hebben geluk als er nog iets wordt teruggevonden. De mensen uit de hoogbouw kan ik alleen omhelzen, ik kan ze hun spullen niet teruggeven. Daarom begrijp ik wel als ze mij vragen of ik hun fiets al teruggevonden heb. Want dat is het enige tastbare wat ze nog hebben.”

(Foto’s: Sam Rentmeester/FMAX)

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.