Online onderwijs verzorgen: het valt niet mee. De juiste manier bestaat niet, zegt debattrainer en schrijver Gijs Weenink. Experimenteren mag, maar investeren ook.
Door de coronacrisis is efficiënt online vergaderen opeens belangrijker dan ooit. Ook in het hoger onderwijs zoomt, skypet en videobelt men zich suf. Maar hoelang mag zo’n online college, werkgroep of bespreking eigenlijk duren? En moet je strak in het pak achter de laptop zitten, of mag die comfortabele joggingbroek ook?
Het perfecte antwoord bestaat niet, zegt Gijs Weenink. Met zijn boek ‘Ben ik in beeld?’ hoopt hij mensen aan het denken te zetten over de voor- en nadelen die horen bij verschillende manieren van online vergaderen. Daar past het geven van online onderwijs net zo goed bij.
Thuisstudio’s
In een ideale wereld zouden docenten dat doen met drie camera’s en een afstandsbediening, legt Weenink uit. “Zo kun je elke camera voor een ander onderdeel van je les gebruiken. Laat je studenten tijdens de bijeenkomst hun vragen invoeren via de chatfunctie. Het mooiste zou zijn als je een assistent hebt die daar de interessantste vragen uithaalt en deze deelt met de groep, eventueel op een tweede scherm. Dan wordt de les echt interactief.”
En in een iets minder ideale wereld? “Een minimale vereiste is een goede camera mét verschrikkelijk goed geluid”, zegt Weenink. “Eigenlijk moet je een soort thuisstudio maken.”
Een logische vervolgvraag is wie dat moet betalen. Een stelling uit Weeninks boek is dat een werkgever een budget van duizend euro ter beschikking moet stellen om goed online te kunnen vergaderen. Geldt dat ook voor hogescholen en universiteiten?
Weenink denkt van wel. Hij is onder de indruk van de enorme inzet van het hogeronderwijspersoneel. “Zoveel sectoren zitten enorm met de crisis in hun maag, maar het onderwijs ging gewoon door. Het is bijna een stille revolutie geweest. Binnen enkele dagen stond alles online.”
Maar de vraag is of alles weer terug verandert. “Misschien zijn de tijden van de volle collegezaal wel voorgoed voorbij. En als je voor een docent of hoogleraar een kantoor met een computer regelt op de campus, dan zal dat nu thuis ook moeten.”
‘Liefst een stoel zonder wieltjes, anders ben je enorm beweeglijk’
Zonder wieltjes
Hij heeft ook praktische tips voor de beste houding. Docenten die graag staand lesgeven, zouden dat thuis achter de laptop ook kunnen proberen, oppert Weenink. “Je kunt gemakkelijker performen en komt krachtiger over. En zeker niet onbelangrijk: je stem is ook veel beter als je staat. Kijk naar het NOS Journaal, daar zijn ze ook gaan staan.”
Wie toch wil zitten, kan volgens Weenink het beste op het puntje van de stoel zitten. “Liefst een stoel zonder wieltjes, anders ben je enorm beweeglijk.”
Geen streepjes
De neiging is om voor een online vergadering weinig aandacht aan kleding te besteden. Weenink ziet dat anders. “Als je bij wijze van spreken met gepoetste schoenen achter de laptop zit, geeft dat toch zelfvertrouwen. En ook al zien mensen iets niet: ze voelen het wel. Niet voor niets moet je een antwoordapparaat altijd inspreken met een glimlach.”
En draag voor de webcam geen bovenkleding met smalle streepjes, stippen of ruitjes, adviseert Weenink. “Zoiets gaat op beeld enorm bewegen en dat leidt weer af.”
Luchtige intermezzo’s
Een ideale online les moet voor deelnemers spannend blijven en doet volgens Weenink daarom denken aan een aflevering van De Wereld Draait Door: zorgvuldig opgebouwde blokjes, luchtige intermezzo’s, leuke quizzen en grappige filmpjes. Je zou kunnen denken: docenten zetten al wekenlang alle zeilen bij om in crisistijd online onderwijs te verzorgen. Moet het dan ook nog allemaal leuk en sprankelend zijnJa, vindt Weenink. “Dat is nou eenmaal je vak als docent. Je hebt de dure plicht om je colleges vorm te geven op een manier waarop je boodschap heel goed overkomt. Dat vraagt tijd en voorbereiding.”
‘Laat niet alleen de grote monden en populaire types aan het woord’
Stille revolutie
De boodschapper is de helft van de boodschap, vervolgt hij. “Wie er staat is bijna net zo belangrijk als wat hij vertelt. Anders kun je ook gewoon tegen studenten zeggen: hier, lees dit boek maar. Je zou eigenlijk bij elk online college iets over jezelf moeten vertellen in relatie tot het onderwerp. Hoe meer je laat zien, des te geïnteresseerder studenten zijn. Wat zou er bijvoorbeeld gebeuren als je een online college opent met een gedicht?”
Stille revolutie
Juist online blijft het belangrijk om student ook individueel aan te spreken, zegt Weenink. “Laat niet alleen de grote monden en populaire types aan het woord, maar ook de stille mensen die liever niets zeggen. Leg desnoods een namenlijst naast je scherm en vink af of iedereen al minstens één keer heeft gesproken. Daar kunnen mooie dingen uit ontstaan.”
HOP, Evelien Flink
Auteur: Gijs Weenink & Richard Engelfriet
Uitgeverij: Haystack
€12,50
ISBN 9789461263858
Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?
redactie@hogeronderwijspersbureau.nl
Comments are closed.