Windmolens die zeewater pompen zijn de toekomst, denkt dr.ir. Jan van der Tempel. Hij vroeg patent aan op zijn idee en zet acht promovendi aan het werk om het binnen vijf jaar gebouwd te krijgen.
Auto’s, brood, brillen. Er zijn van die dingen die sinds hun uitvinding nog maar weinig veranderd zijn. Zo ook windturbines. Al jaren heeft de moderne opvolger van de molen een hoge paal met – vaak witte – wieken om energie uit de wind te halen. Ze worden eigenlijk alleen groter, zegt ir. Michiel Zaayer, windenergiedocent bij Luchtvaart- en Ruimtevaarttechniek.
Maar is het planten van grote broers van de bestaande turbine wel de beste oplossing? Volgens Zaayer gaan er steeds meer stemmen op om het concept van de windturbine opnieuw te bekijken. Onderzoekers aan universiteiten verzinnen wel eens iets nieuws, zoals prof.dr. Wubbo Ockels die energie wil opwekken met grote vliegers. “Maar je ziet het buiten niet terug”, aldus Zaayer.
In het landschap zijn inderdaad weinig vliegers, ronddraaiende zeilen of andere variaties op de windmolen te zien. De turbine van dr.ir. Jan van der Tempel zal daar geen verandering in brengen. Hij stopte zijn nieuwe concept in het oude jasje. De windturbine waar hij deze zomer patent op aanvroeg, heeft ronddraaiende bladen en maakt stroom. “Maar alle stappen daartussen nemen we op de schop.”
Volgens Van der Tempel moeten de komende tien jaar tienduizend windmolens op zee gebouwd worden om de energiedoelen van de Europese Unie te halen. “We staan aan de vooravond van veel windenergieopwekking op zee. Maar de technologie is daar niet voor gemaakt”, zegt hij. Installatie en onderhoud van offshore windturbines is een stuk moeilijker en duurder dan op land. Van der Tempel wil daarom een windmolen ontwikkelen met zo min mogelijk onderdelen. Twee wieken, omdat die makkelijker te monteren zijn dan drie. Geen bladen die zich buigen naar de wind. En geen zware generator bovenin de paal. “Die zware koperen turbine gaat eruit. We gaan zeewater pompen.”
De windmolen in zijn patentaanvraag, de DOT (Delft Offshore Turbine), drijft een pomp aan. Die pompt zeewater door een leiding naar een platform tussen de windmolens, waar een schoepenrad elektriciteit opwekt. “Het werkt eigenlijk net als een stuwmeer.”
De grote lijnen van de nieuwe windturbine heeft Van der Tempel al uitgedacht. Acht promovendi, van wie de eerste in augustus begon, zullen nadenken over de details. Veel tijd hebben ze daar niet voor, want over vijf jaar wil Van der Tempel de eerste DOT op zee zien. Drie jaar krijgt iedere promovendus – ‘dat kan makkelijk’ – om het idee te brengen tot een uitvoerbaar ontwerp. “Dan kan een commerciële club ermee verder, bijvoorbeeld van die acht promovendi”, aldus Van der Tempel. “Ik wil geen onderzoek doen en dan na jaren zeggen: dat was leuk, ik zie wel wat ermee gebeurt.”
Met die houding bracht Van der Tempel ook zijn idee voor een bewegend onderhoudsplatform tot werkelijkheid. Zes jaar na het biertje dat hij dronk toen hij zijn ingeving kreeg, is de Ampelmann in gebruik. Hij hoort duidelijk niet bij het kamp dat vindt dat universiteiten er zijn voor fundamenteel onderzoek en niet om producten op de markt te brengen. “Als je als doel hebt iets ook echt te maken, wordt het onderzoek concreet en moet je juist heel diep de wetenschap in.”
Om binnen vijf jaar tot een echte windmolen te komen, moest Van der Tempel concessies doen. Hij bleef dicht bij de huidige techniek. Zonde, vindt collega-onderzoeker Zaayer. “Ontwikkelaars van windturbines storten zich meteen in een specifieke richting, net als Van der Tempel en zijn groep.” Volgens Zaayer zouden ontwerpers beter moeten onderzoeken of nieuwe concepten een betere oplossing zijn. Van der Tempel wijst op het conservatisme in de wereld van de windturbines. “Ik kan de turbine kantelen en een soort eierklopper maken of de wieken aan een heliumballon hangen. Maar de bouwers willen bewezen technieken zien.”
Comments are closed.