Onderwijs

News in Brief – Delta 8

sTUDeltaFollowing on from the success of last year’s sTUDelta, Delta will once again publish a special student edition: Delta 18, published on 27 May, will be created by a team of student writers and editors.

Would you like to join the team and help create a university newspaper that you, the students, really want to read? The first editorial meeting is on April 15, and then this 15-member team of Dutch and international students will begin creating this special edition. Team members will determine the newspaper’s content, write the articles, take photos and create cartoons and illustrations, supported along the way by Delta’s editorial staff. This project aims to help discover what students find lacking in Delta’s present format. As a team member, you will help create the ultimate student newspaper, for and by students. Interested? Please send your CV and a brief motivation letter to Frank Nuijens, Delta’s editor-in-chief, by 25 March: f.w.nuijens@tudelft.nl

Revolutionary event
Iranian students at the Haagse Hogeschool (The Hague University of Applied Sciences) are angry with the university’s administrators renting a university hall to the Iranian Ambassador of the Netherlands for an event celebrating the 31st anniversary of Iran’s Islamic Revolution. The students appealed to the international student association, Iranian Progressive Youth (IPY), when they learned that the Iranian ambassador would be celebrating at their school on 13 February. “A number of them were invited by the ambassador to join the party,” says Pejman Salim of the IPY. “And that despite the fact that the students wanted to remain anonymous in the eyes of the Iranian government.” The Dutch government, meanwhile, had boycotted the festivities. “The ministry of Foreign Affairs took a clear position: the policy of the Dutch government is to not participate in celebrating the revolution,” Salim adds. “For this reason it is absolutely inexplicable that The Hague University, which is funded by the Dutch government, would collaborate in hosting a party for the Iranian embassy.”

Guest writer
The Executive Board has appointed Herman Koch as the next TU Delft guest writer. Koch (1953), who will become the university’s tenth guest writer, will hold this post from March to June 2010. Herman Koch’s novels include Maria Montanelli (1989), Odessa Star (2003) and the best-seller The Dinner (2009). His columns are published in the de Volkskrant newspaper and the magazine Esta.

Inbox2
This week, Khuram Hussain launched Inbox2, an application which allows users to manage all their current email and social media accounts in one programme. Inbox2 is a TU Delft technostarter initiative, and has been supported by YESDelft since August 2008. Inbox2 allows you to read and reply to mails, conduct web searches, and save content. The programme is intended for the modern web2.0 professional – or ‘prosumer’. “There are indeed exiting solutions for prosumers that bundle email and social networking applications, but they are often high cost and too complicated for the majority of prosumers,” says Inbox2 CEO and company co-founder, Khuram Hussain. “Inbox2 is a free and easy to use alternative in which you can save content from different places in one place, without having to inlog to multiple accounts.”

www.inbox2.com

Clean award
TU Delft’s faculty of Architecture building has been proclaimed the cleanest educational building in the Benelux (Belgium, the Netherlands and Luxembourg). The building’s received this honor as part of the Golden Service Awards, and event sponsored by Kimberley-Clark, a company that produces cleaning and hygiene products. The cleaning company that cleans TU Delft’s buildings nominated the Architecture faculty for this award. A spokesman said they were very happy with the award, “because it’s an impressive achievement.” 

Wie zijn Paul Groenendijk en Piet Vollaard?
Voordat de oud-bouwkundestudenten Paul Groenendijk (1957) en Piet Vollaard (1955) in 1984 gezamenlijk afstudeerden op een scholenproject, zetten zij als ware entrepreneurs al een wereldhandel op in papieren bouwplaten van moderne architectuur. De samenwerking werd op verschillende gebieden voortgezet. In 1987 verscheen bij uitgeverij 010 hun ‘Gids voor moderne architectuur in Nederland’, waarvan later verschillende uitgebreide versies en spin-offs verschenen.
Vollaard begon zelf een architectuurpraktijk en hield zich nadrukkelijk bezig met schrijven. Hij publiceerde onder meer een biografie over architect Herman de  Haan en stelde (met Groenendijk) diverse exposities samen. Daarnaast geeft hij sinds 1984 op verschillende academies les in architectonisch ontwerpen. Met het docentschap aan de Delftse bouwkundefaculteit is hij uiteindelijk gestopt: “Bouwkunde was suffer geworden, verzakelijkt. De vrijheid als docent is op academies veel groter.” In 1996 was hij mede-initiator van Archined. De architectuursite slokte zoveel tijd op, dat zijn praktijk erbij inschoot.
De veelzijdige Groenendijk werkt naast de gezamenlijke projecten sinds 1984 als zelfstandig publicist, met als specialiteit architectuu. Ook schreef hij boeken over muziek en was hij beeldredacteur van diverse publicaties over Feyenoord. In april verscheen van Groenendijk en Vollaard de ‘Architectuurgids Nederland (1980-nu)’. 

Jullie eerste gids verscheen in 1987. Waarom vonden jullie het nodig om een architectuurgids samen te stellen?
Groenendijk: “Tijdens onze afstudeerperiode wilden we voor onze studie gebouwen in Nederland bekijken. We hadden een aantal locaties op het oog, de toppers. Het bleek heel lastig die gebouwen daadwerkelijk te vinden. Van het beroemde gebouw Zonnestraal, van Bijvoet en Duiker, wisten we dat het in Hilversum stond, maar waar? Sommige objecten bleken afgebroken, andere stonden heel ergens anders dan we dachten. Het leek ons handig om een boekje te hebben waarin je hierover informatie kunt terugvinden. We vermoedden dat we niet de enigen waren met deze behoefte. Architectuur is een ruimtelijke kunst die je in het echt moet bekijken en ervaren.”
Vollaard: “Het fenomeen architectuurgids bestond al wel, maar er was er geen die een goed overzicht bood van moderne architectuur in Nederland. Na ons afstuderen deden we hiervoor een projectvoorstel aan uitgeverij 010 en kregen we als een van de eersten geld van het ministerie van OCW voor het maken van een architectuurboek. Het kostte niet veel tijd om een globale lijst op te stellen van op te nemen objecten. Het maken van een afgewogen selectie kostte aanzienlijk meer tijd. We wilden overal heen, al was het maar om adressen te checken of te achterhalen. En we wilden er korte stukjes over schrijven. Als we geweten hadden hoeveel werk dat was, waren we er nooit aan begonnen.”
Groenendijk: “Je had geen TomTom, geen internet, geen google-earth, de Shell-stratengids bestond nog niet eens.”
Vollaard: “Een adres als ‘t Bospaadje in Enschede vind je wel, zou je zeggen. Maar het stond op geen enkele kaart.”

Wat waren de criteria?
Groenendijk: “Het belangrijkste criterium was steeds dat het de moeite waard is om te bekijken.”
Vollaard: “Dat het een omweg waard is.”
Groenendijk: “We zijn niet elke straat in Nederland doorgereden om te kijken of er wat interessants te zien was. We baseerden ons op bestaande kennis over architectenoeuvres, overzichtskaarten en dergelijke en beoordeelden ter plekke of het werkelijk wat was.”
Vollaard: “We namen alle vakliteratuur door en diverse tijdschriften. Van voor de tweede wereldoorlog bleek alles redelijk in kaart gebracht, van erna heel weinig.”
Groenendijk: “Om iets te noemen: het Tuschinski theater in Amsterdam, een voorbeeld van art deco, stond niet in tijdschriften. Dat vond men toen geen architectuur. In Kollum, in Friesland, staat een kerk in art deco-stijl. Niet heel bijzonder, maar toch de moeite waard.”
Vollaard: “Daar zijn we speciaal voor naar Kollum gereden. We kwamen over die architect een artikel tegen in een blad. Dan ga je kijken wat hij nog meer gebouwd heeft. Zolang er geen bron was, konden we het ook niet weten.”
Groenendijk: “Een ander criterium was hanteerbaarheid. De gids moest in je jaszak of in het handschoenenvakje van de auto passen. We streefden naar een aantal van vijfhonderd objecten, al weet ik niet precies waarom. Duizend leek ons in elk geval te veel. Er moest balans zijn in tijdvakken, in typologie en in de oeuvres van de verschillende architecten. En een geografische balans. Van de Amsterdamse School staan de toppers in Amsterdam. Bij latere uitgaven dachten we: als er ook een voorbeeld in Groningen staat, al is dat geen topper, moet dat er ook in.”

Hadden jullie veel onderlinge discussies?
Vollaard: “Een selectie van vijfhonderd geeft genoeg ruimte om allebei je eigen hobby’s in kwijt te kunnen. Als er maar tien objecten in hadden gemoeten was er vast veel meer discussie geweest.”
Groenendijk: “Piet had altijd een goede antenne voor nieuwe architecten, ik zelf gaandeweg voor retro-architectuur. Wij stammen uit een tijd dat architectuur nog gezien werd in termen van goed en fout. Iets was bijvoorbeeld niet goed als er Griekse zuilen waren gebruikt. Daaraan wilden we bewust niet meedoen, alles kan volgens ons waarde hebben. En als het belangrijk is in de architectuurdiscussie, staat het erin. Ook omstreden gebouwen als de Nederlandsche Bank in Amsterdam en de Aula in Delft. Esonstad is een nagebouwd vestigingsstadje in Friesland. Daar staat onder meer een ‘patatkraem’. In de middeleeuwen waren er nog geen aardappelen, dus ook geen patat, laat staan een patatkraam. Het stadje staat er toch in omdat we het een opmerkelijk project vinden.”
Vollaard: “Stilistisch waren we vanaf het begin totaal niet vooringenomen. Nu is dat geaccepteerd, zelfs heel modern.”

Inmiddels werd het tijd voor een nieuwe gids?
Vollaard: “Je moet up-to-date blijven. Die eerste editie werd elke keer als hij uitverkocht was, uitgebreid. Hij werd dikker en dikker, en dus ook duurder. We maakten toen spin-offs van Amsterdam en Rotterdam. Alles wat recent was, gaven we uit als supplement. Daarnaast werkten we destijds met zwart-witfoto’s, maar er kwam steeds meer noodzaak voor kleur omdat kleur een grote rol speelt in de hedendaagse architectuur. Ook wilden we de foto’s van Piet Rook meer ruimte geven.”
Groenendijk: “De balans lag in de eerdere editie scheef. Van Berlage bijvoorbeeld stonden er maar een stuk of vier gebouwen in, klassieke werken. Terwijl Jo Coenen met zes of zeven projecten vertegenwoordigd was. Die wilden we er allemaal in hebben, om ze te kunnen bezoeken. Nieuwe dingen zijn toch interessant.”
Vollaard: “Ons idee was om de vorige eeuw in één gids te publiceren, als stabiele voorraad, en een tweede gids te maken die een actuele stand van zaken weergeeft. Die blijven we bijhouden. De nieuwe editie loopt van 1980 tot heden.”
Groenendijk: “1980 was een keerpunt in de architectuur. Toen verschenen de Peperklip van Weeber en de eerste werken van Sjoerd Soeters en Koen van Velsen. Op de lange termijn komt er een speciale gids over de 21ste eeuw, mits er behoefte blijft bestaan aan gedrukte boeken. Het zou ook ooit als wandelende computer kunnen uitkomen.”

Er staat nu nog geen gedigitaliseerde versie op stapel?
Vollaard: “Digitaliseren moet wel wat toevoegen. Plattegronden erbij, links naar biografieën bijvoorbeeld. Dat kost veel tijd en dus geld, maar ooit komt de gids digitaal beschikbaar naast een boekvorm.”
Groenendijk: “We zijn wel eens benaderd door iemand die er een cd-i van wilde maken. Een inmiddels achterhaald systeem. Dat geldt in de toekomst misschien ook voor cd-roms.”
Jullie hebben lijstjes gemaakt aan de hand van de inhoud. Wat leveren die op?
Groenendijk: “Mijn hobby is het maken van registers, het op alfabet of chronologie zetten van dingen. Op die lijstjes kun je zien of er balans is. Uit de lijstjes bleek dat tien procent van de inhoud afkomstig is van buitenlandse architecten. Die projecten worden eerder opgemerkt door de pers. Wat ook bleek is dat vijftig procent is ontworpen door ‘jonge’ architecten, gestart in of na de jaren tachtig.”
Vollaard: “Die beheersen nog steeds de markt. Bij eenzelfde telling over de periode 1950-1980 zou je op andere percentages uitkomen. Er is nu een geringe aanwas van architecten van onder de veertig. De meesten gaan na hun afstuderen bij bestaande bureaus werken in plaats van er zelf een te beginnen. Begin jaren tachtig was je gedwongen voor jezelf te beginnen.”

Is er iets te zeggen over de kwaliteit van de recente architectuur?
Groenendijk: “Qua inventiviteit en op conceptueel niveau is de kwaliteit vrij hoog. Ook wel wat modieus, maar dat zal in de hele westerse wereld zo zijn.”
Vollaard: “Afgemeten aan de hoeveelheid publicaties in tijdschriften is het de wereldtop.”
Groenendijk: “Er zijn ook veel buitenlandse publicaties gewijd aan Nederlandse architectuur. Dat is het voordeel van internationale erkenning: architectuur is een universele taal. Er is geen vertaalslag.”

Volgens de flaptekst is deze uitgave ‘onmisbaar als inspiratiebron en naslagwerk van de hedendaagse Nederlandse architectuur’. In hoeverre is de gids echt een must?
Groenendijk: “Hij zou op de faculteit bouwkunde eigenlijk een verplichte aanschaf moeten zijn voor eerstejaars. Het is bij een studie als bouwkunde essentieel dat je gebouwen in het echt bekijkt en er zelf een mening over vormt.”
Vollaard: “Als er een moraal in onze gids zit, is het dat het niet om de architecten gaat, maar dat je gebouwen moet gaan bekijken. Erop af!”
Groenendijk: “Toen de OV-studentenkaart werd ingevoerd, werd het gemakkelijk om tegen iemand te zeggen: ‘ga dat gebouw eens bekijken’. Zoiets is een verruiming van je gezichtsveld. Een leuk effect van zo’n kaart.”
Vollaard: “De gids is ook voor niet-studenten interessant. Architectuur is een vanzelfsprekend onderdeel van de populaire cultuur geworden. Er is nu veel meer aandacht voor in kranten en op tv. Dan is zo’n gids wel een aardige introductie.”

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.