Onderwijs

Nederland mikt op de middenmoot

De economische crisis heeft de ambities voor de kenniseconomie weggespoeld. OCW hoeft nog niet te bezuinigen, maar de weg omhoog is voorlopig opgebroken: er komt geen geld bij.

Negen jaar geleden zetten de landen van de Europese Unie in Lissabon hun handtekening onder de ambitieuze doelstelling om van Europa de meest concurrerende kenniseconomie ter wereld te maken. Binnen tien jaar zouden de staten een procent van het bruto binnenlands product (bbp) besteden aan research & development. Inmiddels legt het kabinet de lat minder hoog: Nederland moet qua onderzoeksinvesteringen op het gemiddelde van de Oeso-landen zitten. Het nieuwe streven komt neer op 0,7 procent van het bbp; momenteel zit Nederland op 0,62 procent.

Vlak na zijn aantreden zorgde onderwijsminister Plasterk nog voor een paar flinke verschuivingen. Zo hevelde hij honderd miljoen euro over van de universiteiten naar NWO, om talentvolle jonge wetenschappers te subsidiëren. Komend jaar draait om kleinere veranderingen. Zo staat er iets meer geld op de begroting voor de experimenten met graduate schools, waarin promovendi meer vrijheid hebben om hun promotie vorm te geven: volgend jaar elf miljoen euro, daarna jaarlijks vijftien miljoen. Ook blijven er voorlopig NWO-subsidies bestaan voor vrouwen in de wetenschap en Mozaïekbeurzen voor allochtone wetenschappers.

Voorzitter Jos Engelen van NWO reageert teleurgesteld op de plannen: “Het kabinet laat hét moment liggen om van Nederland een echt kennisland te maken. Nu meer aandacht aan kennis en innovatie geven maakt ons land veel robuuster.”

Het kan dat er toch nog bezuinigd moet worden bij OCW, als gevolg van de door het kabinet aangekondigde ‘heroverweging’ van de overheidsuitgaven. Misschien dat de fundamentele wetenschap het dan extra moeilijk krijgt. In haar troonrede zei koningin Beatrix: “De heroverwegingen moeten er ook toe leiden dat onderwijs, kennis, innovatie en ondernemerschap doelgerichter worden ingezet om economische groei te bevorderen.”

Discrimineren mag niet. Van de Nederlandse grondwet niet en ook niet van de normen en waarden van Balkenende. Recent werd de PVV door de Anne Frank Stichting en de Universiteit Leiden gekenschetst als een extreemrechtse partij: een partij die discrimineert. Uit zijn woedende reactie bleek dat zelfs Wilders vindt dat discrimineren niet mag. Ook de Commissie Gelijke Behandeling let streng op organisaties die iemand een ‘speciale behandeling’ geven (al geeft ze onze christenvrienden vaak gelijk; blijkbaar zijn die gelijker dan niet-christenen). En zelfs EasyJet beschuldigt Schiphol van discriminatie omdat die transit-passagiers een lagere luchtvaartbelasting oplegt dan vanaf Schiphol vertrekkende passagiers.
Maar we doen het allemaal. De hele dag door. We zijn verslaafd aan onderscheid maken. Tussen je beste vriend en je grootste vijand. Tussen de ideeën die je het meest aanspreken en die je het meest verafschuwt. Tussen collega’s die je waardevol vindt en die je in de weg zitten. Tussen feit en fictie. Droom en werkelijkheid. Hoop en fantasie. Discrimineren is zelfs een essentieel onderdeel van wetenschap bedrijven. Wetenschappers moeten ordenen en structuur aan brengen. Falsificatie betekent dat je onderscheid maakt naar omstandigheden waarin een theorie wel goed verklaart en waarin niet.
Discrimineren betekent dat iemand aangeeft wat hij goed en slecht vindt. Ik vind Ajax de beste club van Nederland en Feyenoord niet, en dat Roger Moore de echte James Bond is en Sean Connery niet. Maar een voorkeur voor een club of acteur zijn toch te triviale onderwerpen voor een serieus debat over discriminatie?Ander voorbeeld. Stel dat ik zeg dat Surinamers lekker koken en goed dansen. Velen zullen dit beamen en een enkeling zal zeggen dat hij een Surinamer kent zonder smaak en ritmegevoel. Maar niemand zal mij van discriminatie beschuldigen. Terwijl als ik zeg dat Surinamers ‘s ochtends slecht uit hun bed kunnen komen, discrimineer ik op etnische afkomst en was deze column doorgestuurd naar de Anne Frank Stichting. Ik bedoel maar. Blijkbaar mag men wel onderscheid maken maar niet als we ons daarvoor bedienen van goed-en-fout-categorieën. Dan het temporele aspect. Zo mag een portier van een discotheek niet een groep Marokkaanse jongens de toegang weigeren alleen omdat ze van Marokkaanse afkomst zijn. Dat vooraf negatieve ervaringen met Marokkaanse jongens zijn opgedaan mag niet als excuus gelden omdat dit misschien een ander groepje is. Maar hoewel de portier zich bedient van statistiek van de koude grond mag niet verwacht worden dat hij een maatschappelijk probleem oplost ten koste van zijn onderneming.
Is selectie aan de poort ook discriminatie? Jazeker. En verkeerd? Valt te bezien. Veel TU-Delftenaren zouden het geen gek idee vinden als een aantal studenten zich zou moeten aanmelden bij een hbo. En nu maar hopen dat de hbo’s niet nog meer gaan lijken op universiteiten zodat de student zélf geen onderscheid meer kan maken.
Vrijwel allemaal zijn we tegen discriminatie. En terecht. Daarentegen vinden veel mensen, onder wie ik, dat de vrijheid van meningsuiting het hoogste goed is. Hiermee worden maatschappelijke kwesties en vooroordelen ‘verduidelijkt’ waarna die (eventueel) recht kunnen worden gezet met goede argumenten in een open debat. We hebben tenslotte allemaal wel eens discriminatoire gevoelens en gedachten, doen soms discriminerende uitspraken en handelen daar af en toe ook naar. Vergeeft u mij dat ik hiermee iedereen over één kam scheer, maar ik wilde geen onderscheid maken.

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.