De klimaatproblematiek levert nieuwe kansen voor energieonderzoek en bedrijfsleven. Dat is de overtuiging van prof.dr.ir Tim van der Hagen. Hij staat aan het hoofd van het splinternieuwe International Research Platform ‘Energy’.
xJOS WASSINK
Afgelopen zaterdag werd in Bali het klimaatakkoord gesloten. Hoe beluisterde u dat?
“In elk geval is nu duidelijk dat het klimaatprobleem mondiale aandacht krijgt. Dat is heel positief. Maar als je kijkt wat er concreet bereikt is, dan ben ik niet zo positief. We zijn nog steeds in het praatstadium. Dus het gaat heel erg langzaam.”
En de EU-doelstellingen van 20 procent minder CO2 in 2020?
“Die zijn in de marge verdwenen. Ik hoorde minister Cramer zeggen: ‘ze staan er nog wel in’. Maar het heeft geen hoofdrol gespeeld, daar moeten we eerlijk in zijn.”
Wat betekent die overeenkomst voor de ontwikkeling van duurzame energie?
“Het klimaatprobleem is een mondiaal probleem en het energieprobleem is ook een mondiaal probleem. Er is natuurlijk wel een link; men vermoedt dat de CO2-uitstoot het klimaat negatief beïnvloedt. Dus aandacht voor het klimaatprobleem en aandacht voor de CO2-uitstoot betekent ook aandacht voor energie. De industrie kan pas aan terugdringing van de CO2 gaan werken als overal in de wereld dezelfde doelstellingen gelden. Dat lijkt er nu aan te komen. Dat betekent dat de industrie om innovatie zal vragen. Innovatie kan niet zonder wetenschap en dat brengt ons bij het energieonderzoek.”
Het persbericht van de VN maakt melding van een zogenaamde technology transfer van duurzame energietechnologie naar ontwikkelende economieën. Welke rol ziet u daarin voor Delft weggelegd?
“Voor Nederland ligt daar een heel grote kans. Nederland zorgt voor maar een half procent van de CO2-uitstoot van de wereld. Of wij nou iets meer of minder uitstoten doet er dus eigenlijk nauwelijks toe. Maar wat we wel kunnen doen, is een voorbeeldrol spelen.”
Hoezo een voorbeeldrol?
“Nederland heeft veel expertise in huis op het gebied van duurzame energievoorziening. We hebben Shell en Gasunie, de drie TU’s en ECN als kennistak en we hebben de energiebedrijven en de Rotterdamse haven, die een energie gateway kan zijn voor Europa. Dat bij elkaar zou een duurzame energievoorziening op poten kunnen zetten in de komende dertig to vijftig jaar. Daarmee kan de invoering van duurzame energie in China en India versneld worden.”
Kunt u daar voorbeelden van geven?
“Om maar een samenwerking te noemen: Shell en TU Delft werken aan ‘schoon fossiel’, dus het gebruik van fossiele brandstoffen waarbij je het CO2 afvangt en definitief opbergt. Als je dat uitontwikkel hebt, kan dat zo gekopieerd worden door China, waar elke week een nieuwe kolencentrale in gebruik wordt genomen. We hebben veel te bieden. Het gaat er niet om dat we zelf onze CO2 terugbrengen, maar dat we zorgen dat de rest het kan doen.”
xJOS WASSINK
Afgelopen zaterdag werd in Bali het klimaatakkoord gesloten. Hoe beluisterde u dat?
“In elk geval is nu duidelijk dat het klimaatprobleem mondiale aandacht krijgt. Dat is heel positief. Maar als je kijkt wat er concreet bereikt is, dan ben ik niet zo positief. We zijn nog steeds in het praatstadium. Dus het gaat heel erg langzaam.”
En de EU-doelstellingen van 20 procent minder CO2 in 2020?
“Die zijn in de marge verdwenen. Ik hoorde minister Cramer zeggen: ‘ze staan er nog wel in’. Maar het heeft geen hoofdrol gespeeld, daar moeten we eerlijk in zijn.”
Wat betekent die overeenkomst voor de ontwikkeling van duurzame energie?
“Het klimaatprobleem is een mondiaal probleem en het energieprobleem is ook een mondiaal probleem. Er is natuurlijk wel een link; men vermoedt dat de CO2-uitstoot het klimaat negatief beïnvloedt. Dus aandacht voor het klimaatprobleem en aandacht voor de CO2-uitstoot betekent ook aandacht voor energie. De industrie kan pas aan terugdringing van de CO2 gaan werken als overal in de wereld dezelfde doelstellingen gelden. Dat lijkt er nu aan te komen. Dat betekent dat de industrie om innovatie zal vragen. Innovatie kan niet zonder wetenschap en dat brengt ons bij het energieonderzoek.”
Het persbericht van de VN maakt melding van een zogenaamde technology transfer van duurzame energietechnologie naar ontwikkelende economieën. Welke rol ziet u daarin voor Delft weggelegd?
“Voor Nederland ligt daar een heel grote kans. Nederland zorgt voor maar een half procent van de CO2-uitstoot van de wereld. Of wij nou iets meer of minder uitstoten doet er dus eigenlijk nauwelijks toe. Maar wat we wel kunnen doen, is een voorbeeldrol spelen.”
Hoezo een voorbeeldrol?
“Nederland heeft veel expertise in huis op het gebied van duurzame energievoorziening. We hebben Shell en Gasunie, de drie TU’s en ECN als kennistak en we hebben de energiebedrijven en de Rotterdamse haven, die een energie gateway kan zijn voor Europa. Dat bij elkaar zou een duurzame energievoorziening op poten kunnen zetten in de komende dertig to vijftig jaar. Daarmee kan de invoering van duurzame energie in China en India versneld worden.”
Kunt u daar voorbeelden van geven?
“Om maar een samenwerking te noemen: Shell en TU Delft werken aan ‘schoon fossiel’, dus het gebruik van fossiele brandstoffen waarbij je het CO2 afvangt en definitief opbergt. Als je dat uitontwikkel hebt, kan dat zo gekopieerd worden door China, waar elke week een nieuwe kolencentrale in gebruik wordt genomen. We hebben veel te bieden. Het gaat er niet om dat we zelf onze CO2 terugbrengen, maar dat we zorgen dat de rest het kan doen.”
Comments are closed.