Een kwart van de bètastudenten wil best leraar worden. Toch gaan de meeste afgestudeerden uiteindelijk iets anders doen. Waar gaat het mis?
Het aantal bètastudenten groeit gestaag en is in een periode van een jaar of tien verdubbeld, maar de instroom in de eerstegraads lerarenopleiding blijft op hetzelfde peil. En dat is zonde, want er zijn te weinig leraren in de exacte vakken.
De universiteiten van Delft, Leiden en Groningen wilden weten hoe dat komt en deden onderzoek. De uitkomsten zijn interessant, alleen al omdat veel studenten best interesse hebben in een loopbaan als leraar: alles bij elkaar een kwart van de bachelorstudenten.
Deze potentiële leraren vallen in twee groepen uiteen, schrijven de onderzoekers. De ene groep heeft, zoals de rapporteurs het formuleren, “een hoge sociale interesse”. Zij gaan dus graag met mensen om en daarom lonkt het onderwijs. De andere groep geïnteresseerden zoekt vooral “intellectuele uitdaging” in het beroep.
Gedoogd
Met enige triomf schrijven de onderzoekers: “Deze laatste subgroep bestaat uit studenten met goede studieresultaten. Daarmee lijkt een vooroordeel, dat alleen de minder goed presterende studenten belangstelling hebben voor de lerarenopleiding, dus niet bewaarheid.”
‘Onderzoek of internationale studenten voor de klas willen’
Dit vooroordeel leeft kennelijk bij de wetenschappers die de exacte faculteiten bevolken. Ze hebben misschien niets tegen het leraarschap, maar lopen er ook niet warm voor. Niet voor niets zegt een van de respondenten: “Ik denk dat de meeste bètastudenten niet voor het onderwijs kiezen, omdat vanuit de opleiding het onderwijs niet aangeprezen wordt, maar ook niet verafschuwd; meer een beetje gedoogd.”
Educatieve minor
Dus gaat maar een fractie van de bèta’s het onderwijs in. Er is zelfs weinig animo onder studenten die de educatieve minor hebben gevolgd waarmee ze bevoegd zijn om in de onderbouw van havo en vwo voor de klas te staan. Zelfs de studenten van die minoren kiezen niet zo vaak voor de masteropleiding tot eerstegraads leraar.
De minor is te omvangrijk om mensen te laten ontdekken dat het misschien best leuk is om leraar te worden. Het is geen laagdrempelig kijkje in de keuken, het is een serieus deel van de opleiding. Anderzijds kan het misschien helpen als de minor nog iets beter wordt, opperen de onderzoekers: “Een goede stagebegeleiding kan teleurstellende ervaringen (bijvoorbeeld door ordeproblemen) voorkomen”, staat in het rapport, “en het is aanbevelingswaardig dat deze studenten positieve ervaringen opdoen in de bovenbouw en met persoonlijke begeleiding van leerlingen.”
Opties open
Houd de opties open, adviseren de onderzoekers: studenten hebben gewoon geen zin om voluit voor het leraarschap te kiezen, dus eis dat ook niet. Soms hebben ze een paar educatieve vakken gevolgd, maar zijn ze nog niet bevoegd. Het zou voor zulke studenten makkelijker moeten zijn om alsnog voor de klas te komen.
En kijk ten slotte of internationale studenten belangstelling hebben om voor de klas te staan. Er zijn immers steeds meer studenten die uit het buitenland hierheen komen en er zijn steeds meer tweetalige middelbare scholen. Zoals de bèta’s zeggen: 1+1=2.
HOP, Bas Belleman
Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?
redactie@hogeronderwijspersbureau.nl
Comments are closed.