,,Kerstverhalen lopen altijd slecht af.” Nike trekt zijn meest serieuze gezicht en licht toe: ,,Dat soort verhalen is bedoeld om je eraan te herinneren dat je het zelf zo slecht nog niet hebt, dat er altijd mensen zijn die het slechter hebben dan jij.’
‘
Roos hangt naast Nike op de bank en kijkt even op van haar boek. ‘De Wolvenlus’ als meest recente pseudo-literair Sinterklaascadeau. Maar als huisjongste wordt Nike niet snel ontmoedigd door zwijgende gesprekspartners en vervolgt: ,,Kijk naar het meisje met de zwavelstokjes, die blijft er mooi dood in. En het verhaal van Scrooge, daar word ik ook niet echt blij van, zit je eerst twee uur naar ellende te kijken, loopt het op het eind nog net een klein beetje goed af. En een verhaal dat goed afloopt is eigenlijk een slecht verhaal. Wie wil er een Walt Disney-einde?”
,,Mmmmm ja”, antwoordt Roos. Roos is een meisje dat vaak met ‘Mmmmm ja’ antwoordt als het haar eigenlijk geen fuck kan schelen wat iemand zegt. Dat weet Nike en hij grijpt naar de krant. Tussen de paprika-dipsausvlekken door, leest hij over een Hongaarse dominee die misschien wel enkele tientallen mensen, vaak jonge vrouwen, vermoordde en de lichamen oploste in een bad van wc-reiniger.
‘Het middel was sterk genoeg om een lichaam binnen een paar uur volledig op te lossen. Zelfs botten en tanden waren niet bestand tegen het agressieve schoonmaakproduct.‘
Roos is ontwaakt uit haar besneeuwde-Montana-bergdroom: ,,Nike, wat doen we dit jaar met het huisdiner?”
Nike is al vier jaar belast met de taak om het huiseten met kerstmis te organiseren. ,,Waarom moet ik dat godverdomme altijd regelen?”, zeurt hij voor de vorm.
,,Jij bent hajee.”
Eigenlijk heeft Nike zich er al jaren geleden bij neergelegd dat hij nooit die status zou ontgroeien. Toen hij hier ruim vier jaar geleden kwam wonen als studieswitcher, waren de andere drie bewoners net drie maanden eerder begonnen met hun studie in Delft. Als nummer vier, die bovendien eerst in Leiden had gestudeerd, hoorde hij er net niet bij. Hij was de indringer, de alien uit een vreemde stad die het over een fusie had als hij de GR bedoelde. Twee maanden in een andere stad en een stempel voor het leven. Voor het Delftse leven. En het studietempo van zijn huisgenoten, zo was al snel duidelijk, lag laag. Dus nu, terwijl hij net is begonnen met zijn afstuderen, is Nike nog altijd huisjongste en zal in die positie ook wel het huis verlaten.
Dat afstuderen blijkt een mooie impuls om het inmiddels wat verwaterde kerstdiner nieuw elan te geven. Want een paar weken later heeft Nike het weer helemaal voor elkaar. Net als dieeerste keer. Zoals alles wat je voor het eerst doet staat ook die eerste kerst in Delft scherpomlijnd in Nike’s geheugen gebrand. Alles was nog onoverzichtelijk, net zoals je op de basisschool nog geen weet hebt van de wereld buiten speelkwartier en handarbeid.
Het was een gure decemberavond toen Adi hem op de hoogte bracht van de spelregels. ,,Een kerstdiner moet aan drie dingen voldoen”, orakelde Adi. ,,Het moet verschrikkelijk lekker zijn. Wij moeten geflankeerd worden door welgevormde en toch intelligente partners en tot slot, maar zeker niet the least important: ons kerstdiner draagt de ware kerstgedachte uit.”
Nike weet nog dat hij de opdracht met later ongeëvenaard jeugdig enthousiasme aanpakte. Een week van tevoren was hij naar de bibliotheek gegaan en had een stapel kookboeken geleend. Dagen was hij markten en obscure winkels afgelopen om alle ingrediënten te kopen. Het werd een kookobsessie. De tweede kerstvoorwaarde was makkelijker te vervullen. Iedereen moest zelf zorgen voor een date en Nike herinnert zich het meisje van die avond nog. Donkerblond met groenbruine ogen. Ogen die een betoverende glans kregen door de driehonderdvijftig Gamma-kerstlampjes die hij voor de gelegenheid aan het plafond had gehangen. En dan die kerstgedachte. Dagen piekeren over Foster-Parentskindertjes en kringloopwinkels hadden Nike nog geen idee opgeleverd. Uiteindelijk kwam Adi met het plan: ,,Het wordt onze huistraditie om iedere kerst een of andere minderbedeelde sloeber uit te nodigen en hem een geweldige avond te bezorgen.”
Die eerste zwerver was misschien meer een junk en Huub had hem ergens op de kop getikt in de buurt van de Sebastiaansbrug. De man stonk en werd door Roos onder de douche gezet en voorzien van schone kleren. Tijdens het eten ging het eigenlijk allemaal wel goed, de man zat glimmend aan tafel en viel al snel in slaap. Alleen jammer dat Adi en Huub besloten dat het leuk was om zijn jas op te tuigen met kerstslingers en onderdelen van de kalkoen. Maanden later zag Roos hem nog een keer lopen, de vogelbotten waren verdwenen, maar aan zijn boord hing nog altijd een treurige zilverkleurige herinnering aan die avond.
De kerstdiners daarna zijn met elkaar vermengd tot een grote kerstdinersoep. Wat precies wanneer gebeurde, weet Nike niet meer, wel dat het langzaamaan steeds minder werd. Het tweede jaar was het huis niet compleet, Huub was op wintersport met z’n club en het eten kon niet in de schaduw van het eerste diner staan. En vorig jaar was het eerste partnerloze diner. Adi’s vriendin-voor-het-leven besloot dat zij na vijf jaar toe was aan een andere vriend-voor-het-leven. Adi sociaal ingestort en dus geen kerstdates meer. Maar iedere keer slaagden de vier huisgenoten er in om iemand van de straat te plukken en vervolgens ‘de kerst van z’n leven’ te bezorgen.
,,Dit jaar wordt het weer geweldig. We eten nu eens niet hier in huis. Als afstudeerder kan ik ook tijdens het weekend het hoofdgebouw in, en het leek me een ontzettend stoer idee om het kerstdiner op zolder te houden. Ik ben er al gaan kijkenen het is best een mooie ruimte. Veel hout en we kunnen zelf alle benodigde spullen meenemen.”
Omdat Adi er niet was en Roos en Huub de lol wel inzagen van een meer geïmproviseerde maaltijd, ging Nike’s plan door. Alleen de jaarlijkse zwerver werd afgelast. Bij gebrek aan. ,,Volgens mij zijn alle mensen van straat gehaald door het Leger des Heils of zo. Of misschien is dit een eerste teken van opkomend fascisme, zijn alle zwakken langzaamaan aan het verdwijnen”, fluistert Roos op haar geliefde samenzweerderstoontje.
,,Er moet hier ergens een houten ladder liggen. Kijk eens achter die pallet met schoonmaakmiddelen. Nee, niet daar. Links achter de toiletreiniger”, helpt Nike. Adi vloekt, zijn jasje vertoont al witte stofvegen in het zaklamplicht. Huub, altijd al de praktische man in huis, heeft de ladder en klimt als eerste naar boven. Het is een hele expeditie: een gasfles, kooktoestel, drie manden met eten en een rinkelende zak met flessen wijn. Nike geeft de visserskrukjes aan. Alles verdwijnt in het donkere gat bovenin het opslaghok. Nike klimt als laatste. Hij weet dat de eerste ruimte die ze betreden meteen de meest handige is om een kerstdiner te houden. Het is een bijna kathedrale zaal, met een grote houten trapconstructie naar het torentje bovenin. Toch wil iedereen eerst de rest van de zolders bekijken.
Na een paar minuten rondtasten vindt Roos een lichtknop en onder een viermans-applaus ontwaakt de enorme zijzolder uit het duister. Een langwerpige ruimte. Zonder vloer, maar met twee plafonds, eentje onder en een boven. Rondlopen kan alleen via de vlonderachtige loopbruggen in het midden. Over de vloer lopen dikke strengen kabels. Labels met ‘Dunet’ en ‘naar Rekencentrum’. Verder staan er her en der verspreid allerlei vergeten telmachines, kasten, archiefmappen en isolatietroep. Aan de zolder komt eigenlijk ook geen einde: ieder ontstoken licht aan de ene zijde maakt ook weer nieuw duister aan het andere eind.
Roos en Huub krijgen er genoeg van. Roos is bang dat haar voorgegrilde kalkoen niet meer warm te krijgen is en loopt terug om met het gasstel te gaan rommelen. Ze was al de hele dag in de keuken bezig geweest om de lompe vogel te vullen en had in die tijd een diepe band met de kalkoen opgebouwd. Hij had zelfs een naam gekregen: Joris. ,,Ik had vroeger een troetelkip die ik ook Joris noemde”, lacht ze, terwijl ze hem met hamlapjes bedekt.
Terwijl Adi doorloopt bekijkt Nike een metalen vat. Opschriften in het Engels en Frans in zwarte verfletters. Het deksel zit los en het vat is leeg. ,,Wat denk je Aad, pas jij hier in?” Adi reageert lachend op Nike’s vraag en loopt door. De zolder eindigt tegen een dichtgemetselde muur, met bovenin een vierkante opening. Alweer een ladder. Voor hij die beklimt, krast Adi nog even snel zijn naam in het beton. Er staan heel veel andere namen: ‘John 1975’, ‘Amerika uit Vietnam’, ‘Wim wil Willeke’. Betekenisloze boodschappen uit het verleden.
,,Jezus, Adi, weet je niks beters op te schrijven dan je naam? Is dat wat je wilt dat over tweeduizend jaar terug te vindenis? Godzijdank dachten de mensen die de steen van Rosette volbeitelden daar anders over.”
Adi haalt zijn schouders op en klimt omhoog. De ladder is wankel, maar houdt zijn gewicht. Boven aangekomen gebaart Adi naar Nike dat hij ook omhoog moet. Daar ziet hij in de andere hoek van de vierkante ruimte een figuur in een slaapzak. Of liever, een heftig schokkende feloranje slaapzak. Veel beweging en gedempt geluid.
Adi lacht: ,,Volgens mij hebben we onze kerstgast gevonden, en kunnen we onze goede-kerstdaad meteen verrichten. Hij zit opgesloten in z’n slaapzak.”
Met een soepele beweging maakt hij de kwalachtig stuiptrekkende zak open.
,,Hee, godverdomme godverdomme, wat, wie zijn jullie?”
Adi schijnt met zijn zaklamp recht in het bleek pukkelige gezicht van een ratachtige jongen. Jongen, want hij lijkt nog geen achttien jaar oud te zijn.
,,Ik ben Nike en dit is Adi. En schijn eens met die lamp naar de andere kant Aad, dan kan hij ons misschien zien.”
Terwijl hij zijn broek dichtknoopt hervindt het schokkende hoopje mens iets van zijn zelfvertrouwen en vraagt wat de twee op zijn zolder zoeken. Adi neemt met een groots gebaar het woord. Hij draait zijn standaard-blaatverhaal af: ,,Wij zijn hier voor jou. Wij zijn hier omdat het vanavond kerstavond is en wij ons kerstmaal graag willen delen met anderen. Anderen die in onze maatschappij misschien minder fortuinlijk zijn en waar wij de rest van het jaar wellicht met afgewend gezicht omheen lopen. Maar vanavond is jóuw avond en wij zullen ons best doen het allemaal zo prettig mogelijk te laten verlopen. Overigens, excuses voor onze ongewone manier van binnenvallen, wat is trouwens je naam?”
,,Allard. Allard Moorlook.” Nike accepteert het kleverige handje. Hij vertrouwd de jongen niet. Aan de door de ruimte verspreide rotzooi en lege vlapakken te zien woont hij hier al enige tijd.
Even later zit iedereen in de centrale ruimte, boven de hoofdingang van het gebouw, onder het kleine torentje. En zowaar, het is gelukt de ruimte iets van sfeer te geven. Tussen twee vergeten archiefkasten staat een geïmproviseerde tafel, met daaromheen de vier viskrukjes. Adi heeft zijn zetel galant afgestaan aan de onverwachte gast en Nike is druk bezig met het gasstel. Roos heeft ook hier weer haar eeuwige waxinelichtjesobsessie geuit. ,,Drieënveertig”, roept Huub, terwijl hij de laatste lucifer uitblaast. ,,Trouwens wel link met al dat hout hier. Het is echt kurkdroog.” Uit de cassetterecorder rolt ‘Last Christmas’ van Wham!. De illusie van een perfecte kerstavond.
Na de Kervel-champagnesoep begint Adi traditiegetrouw met zijn kerstverhaal.
,,Het mooiste kerstverhaal dat ik ooit heb gehoord was dat van mijn leraar op de basisschool. Hij was geboren in Hongarije en had de gewoonte om ons iedere Kerst te vertellen over de vlucht van zijn familie na de Hongaarse Opstand. Over een lange winternacht in de Oostblok-sneeuw, zigzaggend en oneindig omlopend in de striemende wind om de grenspatrouilles te ontwijken. Hoe hij als klein kind niet begreep waar zijnouders heen gingen. Dat hij kwaad was omdat hij wegging bij zijn vriendjes. En hoe vreemd Nederland was. Wij hingen aan zijn lippen, die man had echte avonturen beleefd.”
Intussen heeft Huub zijn zalmspecialiteit uit zijn rugzak gehaald. ,,Het is dit jaar een beetje experimenteel, ik heb de zalm op een bedje van nasi gelegd en overgoten met witte wijn. Tip van Rik.”
Het is Nikes beurt om een kerstverhaal te vertellen: ,,Ik heb het hier nooit eerder over gehad, maar omdat het een hele bijzondere en laatste kerst samen is, wil ik het toch vertellen. Jullie weten dat mijn broer op z’n twintigste overleden is. En ik weet dat jullie dit onderwerp altijd vermeden hebben. Maar ik denk dat dit een goed moment is om er wat over te vertellen.”
Nike kijkt zijn huisgenoten allemaal even aan en laat zijn ogen als laatste een tijd rusten op het driftig zalmsnijdende troetelzwervertje.
,,Het was vlak na kerstmis, zes jaar geleden. Mijn broer, die twee jaar ouder is dan ik, had mij meegenomen naar Den Haag. En waarom weet ik niet meer, volgens mij omdat hij zich vergiste, gingen we met de Hofpleinlijn terug naar Rotterdam. Het was een donkere, viesnatte decemberavond. De trein was leeg toen we bij station Hofplein aankwamen, de machinist bleef in zijn trein wachten op de terugreis. Wij liepen dus met z’n tweeën van het perron, naar de trappen over het spoor richting Centraal. Ik kan niet eens zeggen dat we in een flits werden beroofd, want ik voelde me vooraf al ontzettend onveilig. Het gebeurde allemaal in een soort onhandige slow-motion. Een magere man bedreigde ons met een mes, wilde geld. Ik gaf mijn portemonnee, mijn broer had een tientje in z’n zak. Op zich niks aan de hand, alleen vond die junk dat te weinig. Mijn broer had echt niet meer, en waarschijnlijk was die kerel gewoon knetterparanoïde. In ieder geval begon hij wild voor zich uit te steken. Mijn broer ving alle uithalen op. Ze begonnen te vechten, rolden naar beneden. Het klinkt slap, maar ik zag het als in een film gebeuren: een worsteling op de trappen boven de spoortunnel, een gruwelijk toeval, hangend over de railing, twee mannen vallen naar beneden, precies voor de afremmende Thalys. Ik weet niet meer hoelang ik daar heb gezeten. Maar mijn broer was dood. Ik niet. Ik had geen schram opgelopen.”
Stilte. Het universiteitsgebouw is even het stilste plekje op aarde. Zwijgend staren naar zalmnasi of waxinelichtjes. De dood is stil. En Nike is de enige die de stilte kan doorbreken.
,,Laten we deze avond niet verpesten door mijn verhalen, ik bedoel, het is al hartstikke lang geleden, ik heb het nu verteld, dus we kunnen weer verder”, zegt Nike onvast. Roos kijkt hem taxerend aan, en loopt naar de improvisatiekeuken.
Met een theatraal gebaar zet ze de gigantische kalkoen op tafel. ,,Geachte gasten, dit is Joris, ik hoop dat hij smaakt.” Ze giechelt als ze beseft dat dit niet de meest tactische aankondiging van een nieuw gerecht is. Joris smaakt dus niet. Verschrikkelijk zonde van alle moeite, maar er valt niet doorheen te komen. ,,Ik heb nog nooit zo’n taai stuk vlees gegeten”, hijgt Adi, nog rood van het aansnijden.Uiteindelijk blijft Joris vrijwel onaangetast. Meer dan wat reepjes erafhalen lukt niet. Gelukkig is er voldoende ander voedsel en Huub zet snel een nieuwe fles op tafel. ,,Drink, Allard. En vertel je verhaal.”
Aarzelend gaat Allard van start. Hij vertelt over zijn onbezorgde jeugd in een nieuwbouwwijk in de buurt van Rotterdam. Over zijn lagere-schooltijd. En de middelbare school, vwo, uiteraard, want zijn Cito-score lag maar drie punten onder het maximum. En toen het langzame verval. Eerst geen vrienden, wanhopig proberen op te vallen. Uiteindelijk de aansluiting bij een groepje. Zichzelf bewijzen. Eerste keer roken, eerste keer blowen. En langzaamaan zakt hij steeds dieper en dieper weg in de ellende. Twee keer opgepakt door de politie, winkeldiefstal, maar steeds weer opgelapt door ouders, mentor en een hele lijst hulpverleners.
,,Ik haalde uiteindelijk mijn eindexamen vwo, ben een jaar zo’n beetje opgesloten geweest om te leren, mocht nergens heen. Daarna ben ik door mijn vader naar de TU gestuurd. Ga informatica doen, zei hij. Daar zit toekomst en geld in. Hij vond dat ik weg moest uit Rotterdam.”
Allard zucht, zakt weer wat meer in elkaar.
,,Hee, Nike, kijk eens een beetje vrolijker, man. Het eten is perfect, we hebben een interessante gast en genoeg wijn. Schenk nog eens in. Sorry dat ik je onderbrak Allard, vertel verder”, zegt Adi.
En Allard vertelt en vertelt en vertelt. Roos krijgt er natte ogen van, Adi staart naar zijn wijnglas, om vervolgens te verzuchten: ,,Dat zijn de momenten waarop ik besef dat de scheidslijn tussen succes en falen maar heel erg dun is. Maar is het niet lastig om nu hier te wonen, boven je oude faculteit, terwijl je helemaal met studeren gekapt bent?”
Allard zwijgt, net als Nike, die al die tijd naar het stoffelijk overschot van Joris heeft zitten kijken.
De rest van het diner verloopt met de ongemakkelijke luchtigheid van mensen die net naar een begrafenis zijn geweest. Grapjes makend. Het pijnlijke onderwerp mijdend. Roos en Huub vertellen maar geen verhalen meer en besluiten, na het ijs, met een meligheid die door zenuwen en wijn wordt veroorzaakt, de rest van de zolder te verkennen. ,,Ik ga wel mee, ik weet de weg nu wel”, zegt Adi, ,,en ik wil proberen de toren te beklimmen.”
,,Ga maar, ik blijf hier wel wat opruimen”, mompelt Nike, en ook Allard blijft achter. De magere jongen heeft behoorlijk gedronken en hangt inmiddels uitgeteld op de grond tegen een archiefkast.
Als Roos, Huub en Adi uit het zicht zijn verdwenen, staat Nike op. Hij loopt naar de ladder en klimt naar beneden. Daar trekt hij het plastic van de pallet met schoonmaakmiddelen. De toiletreiniger is van het industriële soort: de mini-jerrycans hebben een handvat en Nike gooit er een paar omhoog, door het trapgat. Hij beklimt de ladder weer en loopt naar de zaal naast de torenruimte. Het metalen vat is zwaar, maar rollend brengt hij het naar de geïmproviseerde eetzaal.
,,Godverdomme, kutjunk, sta op.” Nike schopt de lamlendig brakke jongen wakker. ,,Je mag wel eens helpen.”
Wankelend volgt Allard het voorbeeld van Nike en begint deflessen met reiniger in het vat te legen. Nike gaat naar beneden om nog meer te halen. Na nog zo’n twintig jerrycans omhoog te hebben gegooid, klimt de huisjongste weer omhoog. Allard is intussen doorgegaan met het vullen van het vat. Hij is weer wat bij bewustzijn en vraagt: ,,Wat ben je van plan met dit spul. Wil je zorgen dat er op de TU geen toilet meer schoongemaakt kan worden?”
,,Shut up and listen. Jij hebt net gehoord wat ik heb verteld. Misschien is het niet tot je weggerotte hersens doorgedrongen, maar sinds zijn dood heb ik niet zoveel behoefte aan een diep gesprek met jouw soort mensen. Daarom was ik ook blij dat we dit jaar niemand konden vinden om gezellig mee te tafelen. Iedere keer heb ik het gevoel dat ik voor die junk zit te koken. Zalmforel, reerug, kwartelpasta. Steeds weer die kutverhalen. Kerstmis is zes jaar geleden voor mij gestorven.”
Nike klinkt gevaarlijk.
Allard negeert hem, gaat weer op de grond zitten.
Nike spuugt: ,,Kerstmis bestaat niet. Zes jaar geleden voorgoed verdwenen onder een trein. Ik kan het niet meer.”
Nike kijkt hijgend, tranen vloekend naar het vat.
,,Dat moet genoeg zijn”, zegt hij en lijkt de jongen in zich op te nemen.
Met overslaande stem vervolgt hij: ,,Stel dat je nu een wens mag doen. Stel, je staat tegenover je beul, wat zou je zeggen om jezelf te redden. Praat, spreek, zeg iets.”
Allard kijkt op, ziet Nike, omringt door het licht van drieënveertig verzwakkende waxinelichtjes. Hij lijkt de vraag niet te begrijpen, halfdronken staart hij voor zich uit. Leegte.
Met de vrolijkheid van padvinders die zojuist na een dropping hun kamp weer gevonden hebben, komen Roos, Adi en Huub weer teruggelopen.
,,Hee Nike. Nou, je hebt niks gemist. We zijn ongeveer vijf kilometer zolder afgelopen, maar bij de echte toren kom je niet. Dus ik ben bang dat we het met deze moeten doen. Heb je je nog een beetje vermaakt?” Roos krijgt altijd een ontzettend goed humeur tijdens dit soort evenementen. Vrolijk voortbabbelend gaat ze op zoek naar een nog gevulde wijnfles. ,,Waar is die Allard trouwens gebleven?”
Nike kijkt haar verrast aan.
,,Allard? O, die had er genoeg van, is terug waar hij vandaan kwam.”
Terwijl de rest weer is gaan zitten draait Roos het bandje voor de derde keer om. ,,It’ll be lonely this Christmas, lonely and cold”, zingt ze, terwijl ze een zwangere Elvis-pose aanneemt. Al playbackend komt ze in de buurt van het vat en ziet de berg lege jerrycans.
,,Wat heb jij hier gedaan. Nike? Wat zit er in dit vat?”
Omdat er nu nog maar een tiental waxinelichtjes aan zijn, moet Roos eerst een zaklamp pakken voor ze het donkere gat kan inspecteren.
Ze buigt zich over de rand en klikt haar lamp aan.
Haar kreet echoot rollend over de kille zolder. Loom bewegend in het schijnsel van haar lamp, drijft in een bodem van toiletreiniger het witte vlees van kalkoen Joris.
,,Kerstverhalen lopen altijd slecht af.” Nike trekt zijn meest serieuze gezicht en licht toe: ,,Dat soort verhalen is bedoeld om je eraan te herinneren dat je het zelf zo slecht nog niet hebt, dat er altijd mensen zijn die het slechter hebben dan jij.”
Roos hangt naast Nike op de bank en kijkt even op van haar boek. ‘De Wolvenlus’ als meest recente pseudo-literair Sinterklaascadeau. Maar als huisjongste wordt Nike niet snel ontmoedigd door zwijgende gesprekspartners en vervolgt: ,,Kijk naar het meisje met de zwavelstokjes, die blijft er mooi dood in. En het verhaal van Scrooge, daar word ik ook niet echt blij van, zit je eerst twee uur naar ellende te kijken, loopt het op het eind nog net een klein beetje goed af. En een verhaal dat goed afloopt is eigenlijk een slecht verhaal. Wie wil er een Walt Disney-einde?”
,,Mmmmm ja”, antwoordt Roos. Roos is een meisje dat vaak met ‘Mmmmm ja’ antwoordt als het haar eigenlijk geen fuck kan schelen wat iemand zegt. Dat weet Nike en hij grijpt naar de krant. Tussen de paprika-dipsausvlekken door, leest hij over een Hongaarse dominee die misschien wel enkele tientallen mensen, vaak jonge vrouwen, vermoordde en de lichamen oploste in een bad van wc-reiniger.
‘Het middel was sterk genoeg om een lichaam binnen een paar uur volledig op te lossen. Zelfs botten en tanden waren niet bestand tegen het agressieve schoonmaakproduct.‘
Roos is ontwaakt uit haar besneeuwde-Montana-bergdroom: ,,Nike, wat doen we dit jaar met het huisdiner?”
Nike is al vier jaar belast met de taak om het huiseten met kerstmis te organiseren. ,,Waarom moet ik dat godverdomme altijd regelen?”, zeurt hij voor de vorm.
,,Jij bent hajee.”
Eigenlijk heeft Nike zich er al jaren geleden bij neergelegd dat hij nooit die status zou ontgroeien. Toen hij hier ruim vier jaar geleden kwam wonen als studieswitcher, waren de andere drie bewoners net drie maanden eerder begonnen met hun studie in Delft. Als nummer vier, die bovendien eerst in Leiden had gestudeerd, hoorde hij er net niet bij. Hij was de indringer, de alien uit een vreemde stad die het over een fusie had als hij de GR bedoelde. Twee maanden in een andere stad en een stempel voor het leven. Voor het Delftse leven. En het studietempo van zijn huisgenoten, zo was al snel duidelijk, lag laag. Dus nu, terwijl hij net is begonnen met zijn afstuderen, is Nike nog altijd huisjongste en zal in die positie ook wel het huis verlaten.
Dat afstuderen blijkt een mooie impuls om het inmiddels wat verwaterde kerstdiner nieuw elan te geven. Want een paar weken later heeft Nike het weer helemaal voor elkaar. Net als dieeerste keer. Zoals alles wat je voor het eerst doet staat ook die eerste kerst in Delft scherpomlijnd in Nike’s geheugen gebrand. Alles was nog onoverzichtelijk, net zoals je op de basisschool nog geen weet hebt van de wereld buiten speelkwartier en handarbeid.
Het was een gure decemberavond toen Adi hem op de hoogte bracht van de spelregels. ,,Een kerstdiner moet aan drie dingen voldoen”, orakelde Adi. ,,Het moet verschrikkelijk lekker zijn. Wij moeten geflankeerd worden door welgevormde en toch intelligente partners en tot slot, maar zeker niet the least important: ons kerstdiner draagt de ware kerstgedachte uit.”
Nike weet nog dat hij de opdracht met later ongeëvenaard jeugdig enthousiasme aanpakte. Een week van tevoren was hij naar de bibliotheek gegaan en had een stapel kookboeken geleend. Dagen was hij markten en obscure winkels afgelopen om alle ingrediënten te kopen. Het werd een kookobsessie. De tweede kerstvoorwaarde was makkelijker te vervullen. Iedereen moest zelf zorgen voor een date en Nike herinnert zich het meisje van die avond nog. Donkerblond met groenbruine ogen. Ogen die een betoverende glans kregen door de driehonderdvijftig Gamma-kerstlampjes die hij voor de gelegenheid aan het plafond had gehangen. En dan die kerstgedachte. Dagen piekeren over Foster-Parentskindertjes en kringloopwinkels hadden Nike nog geen idee opgeleverd. Uiteindelijk kwam Adi met het plan: ,,Het wordt onze huistraditie om iedere kerst een of andere minderbedeelde sloeber uit te nodigen en hem een geweldige avond te bezorgen.”
Die eerste zwerver was misschien meer een junk en Huub had hem ergens op de kop getikt in de buurt van de Sebastiaansbrug. De man stonk en werd door Roos onder de douche gezet en voorzien van schone kleren. Tijdens het eten ging het eigenlijk allemaal wel goed, de man zat glimmend aan tafel en viel al snel in slaap. Alleen jammer dat Adi en Huub besloten dat het leuk was om zijn jas op te tuigen met kerstslingers en onderdelen van de kalkoen. Maanden later zag Roos hem nog een keer lopen, de vogelbotten waren verdwenen, maar aan zijn boord hing nog altijd een treurige zilverkleurige herinnering aan die avond.
De kerstdiners daarna zijn met elkaar vermengd tot een grote kerstdinersoep. Wat precies wanneer gebeurde, weet Nike niet meer, wel dat het langzaamaan steeds minder werd. Het tweede jaar was het huis niet compleet, Huub was op wintersport met z’n club en het eten kon niet in de schaduw van het eerste diner staan. En vorig jaar was het eerste partnerloze diner. Adi’s vriendin-voor-het-leven besloot dat zij na vijf jaar toe was aan een andere vriend-voor-het-leven. Adi sociaal ingestort en dus geen kerstdates meer. Maar iedere keer slaagden de vier huisgenoten er in om iemand van de straat te plukken en vervolgens ‘de kerst van z’n leven’ te bezorgen.
,,Dit jaar wordt het weer geweldig. We eten nu eens niet hier in huis. Als afstudeerder kan ik ook tijdens het weekend het hoofdgebouw in, en het leek me een ontzettend stoer idee om het kerstdiner op zolder te houden. Ik ben er al gaan kijkenen het is best een mooie ruimte. Veel hout en we kunnen zelf alle benodigde spullen meenemen.”
Omdat Adi er niet was en Roos en Huub de lol wel inzagen van een meer geïmproviseerde maaltijd, ging Nike’s plan door. Alleen de jaarlijkse zwerver werd afgelast. Bij gebrek aan. ,,Volgens mij zijn alle mensen van straat gehaald door het Leger des Heils of zo. Of misschien is dit een eerste teken van opkomend fascisme, zijn alle zwakken langzaamaan aan het verdwijnen”, fluistert Roos op haar geliefde samenzweerderstoontje.
,,Er moet hier ergens een houten ladder liggen. Kijk eens achter die pallet met schoonmaakmiddelen. Nee, niet daar. Links achter de toiletreiniger”, helpt Nike. Adi vloekt, zijn jasje vertoont al witte stofvegen in het zaklamplicht. Huub, altijd al de praktische man in huis, heeft de ladder en klimt als eerste naar boven. Het is een hele expeditie: een gasfles, kooktoestel, drie manden met eten en een rinkelende zak met flessen wijn. Nike geeft de visserskrukjes aan. Alles verdwijnt in het donkere gat bovenin het opslaghok. Nike klimt als laatste. Hij weet dat de eerste ruimte die ze betreden meteen de meest handige is om een kerstdiner te houden. Het is een bijna kathedrale zaal, met een grote houten trapconstructie naar het torentje bovenin. Toch wil iedereen eerst de rest van de zolders bekijken.
Na een paar minuten rondtasten vindt Roos een lichtknop en onder een viermans-applaus ontwaakt de enorme zijzolder uit het duister. Een langwerpige ruimte. Zonder vloer, maar met twee plafonds, eentje onder en een boven. Rondlopen kan alleen via de vlonderachtige loopbruggen in het midden. Over de vloer lopen dikke strengen kabels. Labels met ‘Dunet’ en ‘naar Rekencentrum’. Verder staan er her en der verspreid allerlei vergeten telmachines, kasten, archiefmappen en isolatietroep. Aan de zolder komt eigenlijk ook geen einde: ieder ontstoken licht aan de ene zijde maakt ook weer nieuw duister aan het andere eind.
Roos en Huub krijgen er genoeg van. Roos is bang dat haar voorgegrilde kalkoen niet meer warm te krijgen is en loopt terug om met het gasstel te gaan rommelen. Ze was al de hele dag in de keuken bezig geweest om de lompe vogel te vullen en had in die tijd een diepe band met de kalkoen opgebouwd. Hij had zelfs een naam gekregen: Joris. ,,Ik had vroeger een troetelkip die ik ook Joris noemde”, lacht ze, terwijl ze hem met hamlapjes bedekt.
Terwijl Adi doorloopt bekijkt Nike een metalen vat. Opschriften in het Engels en Frans in zwarte verfletters. Het deksel zit los en het vat is leeg. ,,Wat denk je Aad, pas jij hier in?” Adi reageert lachend op Nike’s vraag en loopt door. De zolder eindigt tegen een dichtgemetselde muur, met bovenin een vierkante opening. Alweer een ladder. Voor hij die beklimt, krast Adi nog even snel zijn naam in het beton. Er staan heel veel andere namen: ‘John 1975’, ‘Amerika uit Vietnam’, ‘Wim wil Willeke’. Betekenisloze boodschappen uit het verleden.
,,Jezus, Adi, weet je niks beters op te schrijven dan je naam? Is dat wat je wilt dat over tweeduizend jaar terug te vindenis? Godzijdank dachten de mensen die de steen van Rosette volbeitelden daar anders over.”
Adi haalt zijn schouders op en klimt omhoog. De ladder is wankel, maar houdt zijn gewicht. Boven aangekomen gebaart Adi naar Nike dat hij ook omhoog moet. Daar ziet hij in de andere hoek van de vierkante ruimte een figuur in een slaapzak. Of liever, een heftig schokkende feloranje slaapzak. Veel beweging en gedempt geluid.
Adi lacht: ,,Volgens mij hebben we onze kerstgast gevonden, en kunnen we onze goede-kerstdaad meteen verrichten. Hij zit opgesloten in z’n slaapzak.”
Met een soepele beweging maakt hij de kwalachtig stuiptrekkende zak open.
,,Hee, godverdomme godverdomme, wat, wie zijn jullie?”
Adi schijnt met zijn zaklamp recht in het bleek pukkelige gezicht van een ratachtige jongen. Jongen, want hij lijkt nog geen achttien jaar oud te zijn.
,,Ik ben Nike en dit is Adi. En schijn eens met die lamp naar de andere kant Aad, dan kan hij ons misschien zien.”
Terwijl hij zijn broek dichtknoopt hervindt het schokkende hoopje mens iets van zijn zelfvertrouwen en vraagt wat de twee op zijn zolder zoeken. Adi neemt met een groots gebaar het woord. Hij draait zijn standaard-blaatverhaal af: ,,Wij zijn hier voor jou. Wij zijn hier omdat het vanavond kerstavond is en wij ons kerstmaal graag willen delen met anderen. Anderen die in onze maatschappij misschien minder fortuinlijk zijn en waar wij de rest van het jaar wellicht met afgewend gezicht omheen lopen. Maar vanavond is jóuw avond en wij zullen ons best doen het allemaal zo prettig mogelijk te laten verlopen. Overigens, excuses voor onze ongewone manier van binnenvallen, wat is trouwens je naam?”
,,Allard. Allard Moorlook.” Nike accepteert het kleverige handje. Hij vertrouwd de jongen niet. Aan de door de ruimte verspreide rotzooi en lege vlapakken te zien woont hij hier al enige tijd.
Even later zit iedereen in de centrale ruimte, boven de hoofdingang van het gebouw, onder het kleine torentje. En zowaar, het is gelukt de ruimte iets van sfeer te geven. Tussen twee vergeten archiefkasten staat een geïmproviseerde tafel, met daaromheen de vier viskrukjes. Adi heeft zijn zetel galant afgestaan aan de onverwachte gast en Nike is druk bezig met het gasstel. Roos heeft ook hier weer haar eeuwige waxinelichtjesobsessie geuit. ,,Drieënveertig”, roept Huub, terwijl hij de laatste lucifer uitblaast. ,,Trouwens wel link met al dat hout hier. Het is echt kurkdroog.” Uit de cassetterecorder rolt ‘Last Christmas’ van Wham!. De illusie van een perfecte kerstavond.
Na de Kervel-champagnesoep begint Adi traditiegetrouw met zijn kerstverhaal.
,,Het mooiste kerstverhaal dat ik ooit heb gehoord was dat van mijn leraar op de basisschool. Hij was geboren in Hongarije en had de gewoonte om ons iedere Kerst te vertellen over de vlucht van zijn familie na de Hongaarse Opstand. Over een lange winternacht in de Oostblok-sneeuw, zigzaggend en oneindig omlopend in de striemende wind om de grenspatrouilles te ontwijken. Hoe hij als klein kind niet begreep waar zijnouders heen gingen. Dat hij kwaad was omdat hij wegging bij zijn vriendjes. En hoe vreemd Nederland was. Wij hingen aan zijn lippen, die man had echte avonturen beleefd.”
Intussen heeft Huub zijn zalmspecialiteit uit zijn rugzak gehaald. ,,Het is dit jaar een beetje experimenteel, ik heb de zalm op een bedje van nasi gelegd en overgoten met witte wijn. Tip van Rik.”
Het is Nikes beurt om een kerstverhaal te vertellen: ,,Ik heb het hier nooit eerder over gehad, maar omdat het een hele bijzondere en laatste kerst samen is, wil ik het toch vertellen. Jullie weten dat mijn broer op z’n twintigste overleden is. En ik weet dat jullie dit onderwerp altijd vermeden hebben. Maar ik denk dat dit een goed moment is om er wat over te vertellen.”
Nike kijkt zijn huisgenoten allemaal even aan en laat zijn ogen als laatste een tijd rusten op het driftig zalmsnijdende troetelzwervertje.
,,Het was vlak na kerstmis, zes jaar geleden. Mijn broer, die twee jaar ouder is dan ik, had mij meegenomen naar Den Haag. En waarom weet ik niet meer, volgens mij omdat hij zich vergiste, gingen we met de Hofpleinlijn terug naar Rotterdam. Het was een donkere, viesnatte decemberavond. De trein was leeg toen we bij station Hofplein aankwamen, de machinist bleef in zijn trein wachten op de terugreis. Wij liepen dus met z’n tweeën van het perron, naar de trappen over het spoor richting Centraal. Ik kan niet eens zeggen dat we in een flits werden beroofd, want ik voelde me vooraf al ontzettend onveilig. Het gebeurde allemaal in een soort onhandige slow-motion. Een magere man bedreigde ons met een mes, wilde geld. Ik gaf mijn portemonnee, mijn broer had een tientje in z’n zak. Op zich niks aan de hand, alleen vond die junk dat te weinig. Mijn broer had echt niet meer, en waarschijnlijk was die kerel gewoon knetterparanoïde. In ieder geval begon hij wild voor zich uit te steken. Mijn broer ving alle uithalen op. Ze begonnen te vechten, rolden naar beneden. Het klinkt slap, maar ik zag het als in een film gebeuren: een worsteling op de trappen boven de spoortunnel, een gruwelijk toeval, hangend over de railing, twee mannen vallen naar beneden, precies voor de afremmende Thalys. Ik weet niet meer hoelang ik daar heb gezeten. Maar mijn broer was dood. Ik niet. Ik had geen schram opgelopen.”
Stilte. Het universiteitsgebouw is even het stilste plekje op aarde. Zwijgend staren naar zalmnasi of waxinelichtjes. De dood is stil. En Nike is de enige die de stilte kan doorbreken.
,,Laten we deze avond niet verpesten door mijn verhalen, ik bedoel, het is al hartstikke lang geleden, ik heb het nu verteld, dus we kunnen weer verder”, zegt Nike onvast. Roos kijkt hem taxerend aan, en loopt naar de improvisatiekeuken.
Met een theatraal gebaar zet ze de gigantische kalkoen op tafel. ,,Geachte gasten, dit is Joris, ik hoop dat hij smaakt.” Ze giechelt als ze beseft dat dit niet de meest tactische aankondiging van een nieuw gerecht is. Joris smaakt dus niet. Verschrikkelijk zonde van alle moeite, maar er valt niet doorheen te komen. ,,Ik heb nog nooit zo’n taai stuk vlees gegeten”, hijgt Adi, nog rood van het aansnijden.Uiteindelijk blijft Joris vrijwel onaangetast. Meer dan wat reepjes erafhalen lukt niet. Gelukkig is er voldoende ander voedsel en Huub zet snel een nieuwe fles op tafel. ,,Drink, Allard. En vertel je verhaal.”
Aarzelend gaat Allard van start. Hij vertelt over zijn onbezorgde jeugd in een nieuwbouwwijk in de buurt van Rotterdam. Over zijn lagere-schooltijd. En de middelbare school, vwo, uiteraard, want zijn Cito-score lag maar drie punten onder het maximum. En toen het langzame verval. Eerst geen vrienden, wanhopig proberen op te vallen. Uiteindelijk de aansluiting bij een groepje. Zichzelf bewijzen. Eerste keer roken, eerste keer blowen. En langzaamaan zakt hij steeds dieper en dieper weg in de ellende. Twee keer opgepakt door de politie, winkeldiefstal, maar steeds weer opgelapt door ouders, mentor en een hele lijst hulpverleners.
,,Ik haalde uiteindelijk mijn eindexamen vwo, ben een jaar zo’n beetje opgesloten geweest om te leren, mocht nergens heen. Daarna ben ik door mijn vader naar de TU gestuurd. Ga informatica doen, zei hij. Daar zit toekomst en geld in. Hij vond dat ik weg moest uit Rotterdam.”
Allard zucht, zakt weer wat meer in elkaar.
,,Hee, Nike, kijk eens een beetje vrolijker, man. Het eten is perfect, we hebben een interessante gast en genoeg wijn. Schenk nog eens in. Sorry dat ik je onderbrak Allard, vertel verder”, zegt Adi.
En Allard vertelt en vertelt en vertelt. Roos krijgt er natte ogen van, Adi staart naar zijn wijnglas, om vervolgens te verzuchten: ,,Dat zijn de momenten waarop ik besef dat de scheidslijn tussen succes en falen maar heel erg dun is. Maar is het niet lastig om nu hier te wonen, boven je oude faculteit, terwijl je helemaal met studeren gekapt bent?”
Allard zwijgt, net als Nike, die al die tijd naar het stoffelijk overschot van Joris heeft zitten kijken.
De rest van het diner verloopt met de ongemakkelijke luchtigheid van mensen die net naar een begrafenis zijn geweest. Grapjes makend. Het pijnlijke onderwerp mijdend. Roos en Huub vertellen maar geen verhalen meer en besluiten, na het ijs, met een meligheid die door zenuwen en wijn wordt veroorzaakt, de rest van de zolder te verkennen. ,,Ik ga wel mee, ik weet de weg nu wel”, zegt Adi, ,,en ik wil proberen de toren te beklimmen.”
,,Ga maar, ik blijf hier wel wat opruimen”, mompelt Nike, en ook Allard blijft achter. De magere jongen heeft behoorlijk gedronken en hangt inmiddels uitgeteld op de grond tegen een archiefkast.
Als Roos, Huub en Adi uit het zicht zijn verdwenen, staat Nike op. Hij loopt naar de ladder en klimt naar beneden. Daar trekt hij het plastic van de pallet met schoonmaakmiddelen. De toiletreiniger is van het industriële soort: de mini-jerrycans hebben een handvat en Nike gooit er een paar omhoog, door het trapgat. Hij beklimt de ladder weer en loopt naar de zaal naast de torenruimte. Het metalen vat is zwaar, maar rollend brengt hij het naar de geïmproviseerde eetzaal.
,,Godverdomme, kutjunk, sta op.” Nike schopt de lamlendig brakke jongen wakker. ,,Je mag wel eens helpen.”
Wankelend volgt Allard het voorbeeld van Nike en begint deflessen met reiniger in het vat te legen. Nike gaat naar beneden om nog meer te halen. Na nog zo’n twintig jerrycans omhoog te hebben gegooid, klimt de huisjongste weer omhoog. Allard is intussen doorgegaan met het vullen van het vat. Hij is weer wat bij bewustzijn en vraagt: ,,Wat ben je van plan met dit spul. Wil je zorgen dat er op de TU geen toilet meer schoongemaakt kan worden?”
,,Shut up and listen. Jij hebt net gehoord wat ik heb verteld. Misschien is het niet tot je weggerotte hersens doorgedrongen, maar sinds zijn dood heb ik niet zoveel behoefte aan een diep gesprek met jouw soort mensen. Daarom was ik ook blij dat we dit jaar niemand konden vinden om gezellig mee te tafelen. Iedere keer heb ik het gevoel dat ik voor die junk zit te koken. Zalmforel, reerug, kwartelpasta. Steeds weer die kutverhalen. Kerstmis is zes jaar geleden voor mij gestorven.”
Nike klinkt gevaarlijk.
Allard negeert hem, gaat weer op de grond zitten.
Nike spuugt: ,,Kerstmis bestaat niet. Zes jaar geleden voorgoed verdwenen onder een trein. Ik kan het niet meer.”
Nike kijkt hijgend, tranen vloekend naar het vat.
,,Dat moet genoeg zijn”, zegt hij en lijkt de jongen in zich op te nemen.
Met overslaande stem vervolgt hij: ,,Stel dat je nu een wens mag doen. Stel, je staat tegenover je beul, wat zou je zeggen om jezelf te redden. Praat, spreek, zeg iets.”
Allard kijkt op, ziet Nike, omringt door het licht van drieënveertig verzwakkende waxinelichtjes. Hij lijkt de vraag niet te begrijpen, halfdronken staart hij voor zich uit. Leegte.
Met de vrolijkheid van padvinders die zojuist na een dropping hun kamp weer gevonden hebben, komen Roos, Adi en Huub weer teruggelopen.
,,Hee Nike. Nou, je hebt niks gemist. We zijn ongeveer vijf kilometer zolder afgelopen, maar bij de echte toren kom je niet. Dus ik ben bang dat we het met deze moeten doen. Heb je je nog een beetje vermaakt?” Roos krijgt altijd een ontzettend goed humeur tijdens dit soort evenementen. Vrolijk voortbabbelend gaat ze op zoek naar een nog gevulde wijnfles. ,,Waar is die Allard trouwens gebleven?”
Nike kijkt haar verrast aan.
,,Allard? O, die had er genoeg van, is terug waar hij vandaan kwam.”
Terwijl de rest weer is gaan zitten draait Roos het bandje voor de derde keer om. ,,It’ll be lonely this Christmas, lonely and cold”, zingt ze, terwijl ze een zwangere Elvis-pose aanneemt. Al playbackend komt ze in de buurt van het vat en ziet de berg lege jerrycans.
,,Wat heb jij hier gedaan. Nike? Wat zit er in dit vat?”
Omdat er nu nog maar een tiental waxinelichtjes aan zijn, moet Roos eerst een zaklamp pakken voor ze het donkere gat kan inspecteren.
Ze buigt zich over de rand en klikt haar lamp aan.
Haar kreet echoot rollend over de kille zolder. Loom bewegend in het schijnsel van haar lamp, drijft in een bodem van toiletreiniger het witte vlees van kalkoen Joris.
Comments are closed.