Videokunst heeft een twijfelachtige reputatie. Om deze kunstvorm uit het verdomhoekje te halen hebben de Federatie Kunstuitleen en MonteVideo/TBA, het Nederlands Instituut voor Mediakunst, een reizende expositie samengesteld die deze maand te zien is in het Kunstcentrum.
br />
Het lenen van een schilderij bij een artotheek is tegenwoordig de gewoonste zaak van de wereld. Hoewel het niet allemaal topwerken zijn die in de aanbieding zitten, is het een uitkomst voor de liefhebber met een smalle beurs en voor die met een onstilbare honger. Wie het wil kan zijn huis elke maand opfleuren met een ander kunstwerk.
Sinds jaar en dag is het ook mogelijk om videokunst te lenen. Dat schijnt niet echt goed te lopen. Op het televisiescherm laaft men zich aan sport, actualiteiten, soap, film of spelletjes – niet aan een kunstwerk. Het vergt een ruimere omgang met het medium en natuurlijk beelden die het waard zijn om naar te kijken.
Nog meer dan moderne schilderkunst (,,Da kan mien schele zuster ook”) heeft videokunst een negatief imago. Dat wekt niet echt verbazing, want veel beelden die voor videokunst doorgaan zijn weinig opmerkelijk. Niet zozeer door onvolmaakte techniek, maar door een gebrek aan zeggingskracht. Zelfs wie zichzelf verrast weet door een onverwacht gezichtspunt, denkt al snel: was dat alles?
Wie op de helder opgezette tentoonstelling ‘Kunst met een stekker’ oog in oog komt te staan met ‘Please, Close Tap After Use!’ (1991) van Kees Aafjes zal zich dit ook afvragen. De kunstenaar maakte een wastafel van nepmarmer waarop een vergulde kraan prijkt. Als je deze opendraait hoor en zie je water in de gootsteen stromen. Niets bijzonders, ware het niet dat het om een simulatie gaat. De bodem van de spoelbak is namelijk een beeldscherm en het geluid van water komt uit een luidspreker.
Nep
Dit concept laat zich toepassen op tal van andere gebruiksvoorwerpen, variërend van een flightsimulator tot zoiets simpels als een glas met een geprojecteerd drankje. Toch is de vondst van Aafjes bijzonder. Dat heeft vooral te maken met het zuivere beeld dat hij oproept, de alledaagse poëzie van stromend water in een wasbak. Ook al weten we bij voorbaat dat het nep is, wie de kraan opendraait is toch aangenaam verrast. En dat gebeurt ook een volgende keer. Het is als een mooie melodie die je al vele malen hebt gehoord, maar die blijft bekoren.
Dat is iets minder het geval bij ‘Fingers’ (1992) van Peter Bogers, hoewel je het beeld niet licht vergeet. In de uiteinden van een u-vormige magneet zien we op twee minuscule monitoren vijf bewegende vingertopjes. Het is alsof zich in de magneet twee handen bevinden die met de toppen tegen de binnenkant van de uiteinden wrijven, hoewel die suggestie door het kleine formaat ook weer niet volmaakt is doorgevoerd. Hijis niet uit op het maken van trompe-l’oeils.
Dat valt ook op in ‘Apart’, een recenter werk van Bogers uit 1996. Op vier naast elkaar en hoog aan de muur geplaatste displays zien we tegen een zwarte achtergrond een kaal hoofd, een gebalde vuist, een open hand en de onderkant van een voet. Deze lichaamsdelen trillen, wijken terug, komen naar voren en draaien om hun eigen as, soms zo snel dat ze veranderen in abstracte, geometrische patronen. Het ziet er wel aardig uit en is door de combinatie van lichamelijkheid, deconstructie en beeldtechnologie helemaal van deze tijd, maar daarmee is ook alles gezegd.
Ook de in Nederland woonachtige Fiona Tan geniet internationale bekendheid. In het Kunstcentrum staat van haar ‘Portret of the Artist as a Young Woman’ (1995), een titel die niet bijster origineel verwijst naar James Joyce. Ook in dit geval gaat het om een autobiografisch portret, opgebouwd uit fragmenten van haar eigen gelaat die wisselende uitdrukkingen aanneemt. De monitor heeft het formaat van een pakje filtersigaretten en is ondersteboven op een glimmend dienblad geplaatst, zodat we naar haar spiegelbeeld kijken. Het is een inventieve constructie met beelden die helaas te nietszeggend zijn om het concept te dragen.
Oog
Tot slot is ook Bill Spinhoven vertegenwoordigd met twee werken. Waarschijnlijk zullen zijn beelden, samen met de wastafel van Kees Aafjes, het publiek het meest aanspreken. Dat is vooral doordat ze interactief zijn. In ‘I/Eye’ (1993) zien we op een beeldscherm een gigantisch oog geprojecteerd. De slogan ‘Big brother is watching you’ krijgt een letterlijke betekenis wanneer blijkt dat het oog de bewegingen van de kijker volgt. Bovenop de monitor staat namelijk een camera.
Op een soortgelijk principe rust ook ‘It’s About Time II’ (1992) van Spinhoven. Deze installatie bestaat uit de contouren van een manshoge, om zijn eigen as ronddraaiende klok. Op ettelijke meters afstand bevinden zich een beeldscherm en een camera. De bewegingen van de klok worden sterk vervormd weergegeven. Wie zich in het schootsveld van de camera begeeft ziet ook zichzelf vervormd. Als je een arm in de lucht steekt wordt dat vertraagd geregistreerd, zodat de beweging zich stropiger voltrekt dan in het echt.
De werking van deze installatie is gebaseerd op de door Spinhoven ontwikkelde Time Stretcher, waarmee hij de inwerking van de tijd op de ruimte wil visualiseren. Boven het beeldscherm heeft hij ten overvloede een portret van Einstein gehangen. Een grappig kunstwerk dat menigeen zal aanspreken en net als veel andere vormen van videokunst niet zozeer geschikt lijkt voor de huiskamer, maar voor de publieke ruimte.
De tentoonstelling ‘Kunst met een stekker: video- en mediakunst uit de jaren 90’ is wo. t/m za. tot 30 nov. te bezichtigen in St. Kunstcentrum Delft, Kruisstraat 71.
Videokunst heeft een twijfelachtige reputatie. Om deze kunstvorm uit het verdomhoekje te halen hebben de Federatie Kunstuitleen en MonteVideo/TBA, het Nederlands Instituut voor Mediakunst, een reizende expositie samengesteld die deze maand te zien is in het Kunstcentrum.
Het lenen van een schilderij bij een artotheek is tegenwoordig de gewoonste zaak van de wereld. Hoewel het niet allemaal topwerken zijn die in de aanbieding zitten, is het een uitkomst voor de liefhebber met een smalle beurs en voor die met een onstilbare honger. Wie het wil kan zijn huis elke maand opfleuren met een ander kunstwerk.
Sinds jaar en dag is het ook mogelijk om videokunst te lenen. Dat schijnt niet echt goed te lopen. Op het televisiescherm laaft men zich aan sport, actualiteiten, soap, film of spelletjes – niet aan een kunstwerk. Het vergt een ruimere omgang met het medium en natuurlijk beelden die het waard zijn om naar te kijken.
Nog meer dan moderne schilderkunst (,,Da kan mien schele zuster ook”) heeft videokunst een negatief imago. Dat wekt niet echt verbazing, want veel beelden die voor videokunst doorgaan zijn weinig opmerkelijk. Niet zozeer door onvolmaakte techniek, maar door een gebrek aan zeggingskracht. Zelfs wie zichzelf verrast weet door een onverwacht gezichtspunt, denkt al snel: was dat alles?
Wie op de helder opgezette tentoonstelling ‘Kunst met een stekker’ oog in oog komt te staan met ‘Please, Close Tap After Use!’ (1991) van Kees Aafjes zal zich dit ook afvragen. De kunstenaar maakte een wastafel van nepmarmer waarop een vergulde kraan prijkt. Als je deze opendraait hoor en zie je water in de gootsteen stromen. Niets bijzonders, ware het niet dat het om een simulatie gaat. De bodem van de spoelbak is namelijk een beeldscherm en het geluid van water komt uit een luidspreker.
Nep
Dit concept laat zich toepassen op tal van andere gebruiksvoorwerpen, variërend van een flightsimulator tot zoiets simpels als een glas met een geprojecteerd drankje. Toch is de vondst van Aafjes bijzonder. Dat heeft vooral te maken met het zuivere beeld dat hij oproept, de alledaagse poëzie van stromend water in een wasbak. Ook al weten we bij voorbaat dat het nep is, wie de kraan opendraait is toch aangenaam verrast. En dat gebeurt ook een volgende keer. Het is als een mooie melodie die je al vele malen hebt gehoord, maar die blijft bekoren.
Dat is iets minder het geval bij ‘Fingers’ (1992) van Peter Bogers, hoewel je het beeld niet licht vergeet. In de uiteinden van een u-vormige magneet zien we op twee minuscule monitoren vijf bewegende vingertopjes. Het is alsof zich in de magneet twee handen bevinden die met de toppen tegen de binnenkant van de uiteinden wrijven, hoewel die suggestie door het kleine formaat ook weer niet volmaakt is doorgevoerd. Hijis niet uit op het maken van trompe-l’oeils.
Dat valt ook op in ‘Apart’, een recenter werk van Bogers uit 1996. Op vier naast elkaar en hoog aan de muur geplaatste displays zien we tegen een zwarte achtergrond een kaal hoofd, een gebalde vuist, een open hand en de onderkant van een voet. Deze lichaamsdelen trillen, wijken terug, komen naar voren en draaien om hun eigen as, soms zo snel dat ze veranderen in abstracte, geometrische patronen. Het ziet er wel aardig uit en is door de combinatie van lichamelijkheid, deconstructie en beeldtechnologie helemaal van deze tijd, maar daarmee is ook alles gezegd.
Ook de in Nederland woonachtige Fiona Tan geniet internationale bekendheid. In het Kunstcentrum staat van haar ‘Portret of the Artist as a Young Woman’ (1995), een titel die niet bijster origineel verwijst naar James Joyce. Ook in dit geval gaat het om een autobiografisch portret, opgebouwd uit fragmenten van haar eigen gelaat die wisselende uitdrukkingen aanneemt. De monitor heeft het formaat van een pakje filtersigaretten en is ondersteboven op een glimmend dienblad geplaatst, zodat we naar haar spiegelbeeld kijken. Het is een inventieve constructie met beelden die helaas te nietszeggend zijn om het concept te dragen.
Oog
Tot slot is ook Bill Spinhoven vertegenwoordigd met twee werken. Waarschijnlijk zullen zijn beelden, samen met de wastafel van Kees Aafjes, het publiek het meest aanspreken. Dat is vooral doordat ze interactief zijn. In ‘I/Eye’ (1993) zien we op een beeldscherm een gigantisch oog geprojecteerd. De slogan ‘Big brother is watching you’ krijgt een letterlijke betekenis wanneer blijkt dat het oog de bewegingen van de kijker volgt. Bovenop de monitor staat namelijk een camera.
Op een soortgelijk principe rust ook ‘It’s About Time II’ (1992) van Spinhoven. Deze installatie bestaat uit de contouren van een manshoge, om zijn eigen as ronddraaiende klok. Op ettelijke meters afstand bevinden zich een beeldscherm en een camera. De bewegingen van de klok worden sterk vervormd weergegeven. Wie zich in het schootsveld van de camera begeeft ziet ook zichzelf vervormd. Als je een arm in de lucht steekt wordt dat vertraagd geregistreerd, zodat de beweging zich stropiger voltrekt dan in het echt.
De werking van deze installatie is gebaseerd op de door Spinhoven ontwikkelde Time Stretcher, waarmee hij de inwerking van de tijd op de ruimte wil visualiseren. Boven het beeldscherm heeft hij ten overvloede een portret van Einstein gehangen. Een grappig kunstwerk dat menigeen zal aanspreken en net als veel andere vormen van videokunst niet zozeer geschikt lijkt voor de huiskamer, maar voor de publieke ruimte.
De tentoonstelling ‘Kunst met een stekker: video- en mediakunst uit de jaren 90’ is wo. t/m za. tot 30 nov. te bezichtigen in St. Kunstcentrum Delft, Kruisstraat 71.

Comments are closed.