Campus

Kennisvalorisatie: een lastige spagaat

Munt slaan uit patenten en contractonderzoek voor bedrijven; kennisvalorisatie wordt meer noodzaak voor de TU. Komen we straks nog aan fundamenteel onderzoek toe?


Het was feest dit najaar bij YesDelft in de kamer van Sunuru, een bedrijf dat innovatieve zonnecelsystemen ontwikkelt. Met een grote taart vierde de ondernemersbroedplaats de komst van deze honderdste technostarter.


Stormparaplu’s, snellaadsystemen voor elektrische auto’s, inklapbare containers en gestroomlijnde vrachtwagens; talloze uitvindingen komen uit de stal van de incubator die in 2005 is opgericht. Veel van de jonge ondernemers volgden business georiënteerde vakken aan de TU zoals turning technology into business en writing a business plan. Ze werkten vervolgens ideeën uit die ze aan de TU hadden opgedaan of bliezen een Delfts patent nieuw leven in. Een beter voorbeeld van kennisvalorisatie is er niet.


YesDelft is een paradepaardje van de TU. En dat terwijl kennisvalorisatie tien jaar geleden nog een beetje een vies woord was. ‘Het ministerie van OCW vond tot begin 2000 dat universiteiten zich vooral moesten richten op wetenschappelijke excellentie. De ondertoon daarbij was vaak dat valorisatie daaraan geen positieve bijdrage leverde’, schrijft valorisatie-expert Marianne van der Steen van de universiteit Twente in haar artikel ‘Het verzilveren van universitaire kennis’ (ESB, 13 juni 2008).



Nu wordt er opnieuw volop gedebatteerd over nut en noodzaak van valorisatie. In 2003 werd kennisvalorisatie, door toedoen van het Innovatieplatform, benoemd als een van de drie kerntaken van de universiteiten, naast onderwijs en onderzoek. Maar de functie van kennisvalorisatie lijkt nu te verschuiven, van een maatschappelijke taak naar bittere noodzaak om de financiën op orde te houden.


Het kabinet bezuinigt op de structurele eerste geldstroom. En de FES-middelen (het Fonds Economische Structuurversterking, gefinancierd uit de aardgasbaten) zijn grotendeels gestopt. De TU moet ergens anders geld vandaan halen. Dat kan, door meer Europese fondsen aan te schrijven, en door meer met het bedrijfsleven in zee te gaan.

 


Het simpelweg afstoffen van meer patenten en het vermarkten van die vindingen via spin-off bedrijven is niet de oplossing, vindt Paul Althuis, directeur van het valorisatiecentrum van de TU. “Daarmee verdient de TU geen geld.” (Zie kader ‘Patenten en technostarters’.) 

Een gezonde geest in een gezond lichaam, daarover hadden de oude Grieken en Romeinen al theorieën. Hedentendage kun je daarvoor bijvoorbeeld naar een Body & Mind Event. Zaterdag vonden ruim zestig belangstellenden hun weg naar het cultuurcentrum, alwaar onder die noemer lessen gevolgd werden in pilates, body balance en asthanga poweryoga. In de foyer kon men zich ook nog overgeven aan een weldadige stoel- of voetreflexmassage. “Een succes, het liep hartstikke goed”, aldus organisator Mariëtte Sizoo. “We hadden het expres kort voor de examenweken gepland, zodat iedereen met stress door het leren zich heerlijk kon ontspannen. Veel deelnemers gaven aan dat ze het lekker vonden. De lessen zaten helemaal vol. Er hing een relaxte, ontspannen sfeer.”

Het welzijn van de mens kan ook gediend worden tijdens de spinningmarathon op 14 februari. Onder het motto love your heart kan er op het sportcentrum gedurende vier uur worden gespind voor vijf euro per uur. De opbrengst gaat naar de Nederlandse Hartstichting.

Het echte fietsen gebeurde vorige week in Rotterdam, tijdens de Zesdaagse in Ahoy. Dit jaar echter niet door Lianne Wagtho. De TU-studente is gestopt met haar serieuze wielercarrière. ‘Ik ben niet goed genoeg om in competitie te gaan met de wereldtop en wil graag mijn kansen pakken in mijn eerste volledige baan’, legt ze uit op haar website. Wagtho (25) heeft, kan men zeggen, een fascinatie voor snelheidssporten. In 2005 werd zij negende op het WK freestyle kajakken in Australië. Een jaar later was zij piloot van de door TU-studenten ontwikkelde onderzeeër Wasub II. Daarnaast stortte zij zich op het baan- en wegwielrennen. Ze haalde haar licentie in 2006 en debuteerde op de weg in het criterium van Oud-Vossemeer: “Ik wist niet wat me overkwam, gedesillusioneerd stapte ik af. Ik dacht dat ik allang de laatste was, bleken er gewoon nog groepjes achter me te rijden!”, reageerde ze na die wedstrijd. Haar grootste kwaliteiten lagen in de sprint. Op het NK baan in december 2006, won ze zilver op de 500 meter tijdrit. Sinds 1 januari 2009 reed zij voor de ploeg leontien.nl. Deze week studeert zij af op een onderzoek naar lichtgewicht uitlaten van sportwagens waarvoor zij stage liep bij Ferrari in Italië.

Intussen komt het reguliere competitieleven weer op gang. De Delftsche Studenten Rugbyclub verhoogde haar promotiekansen door in Sassenheim een knappe zege (10-29) te boeken op top-3-ploeg The Bassets. Op hetzelfde sportpark was de damesploeg van Thor minder gelukkig. De Delftse middenmoter verloor met 45-22. In Delft troffen zondag de heren van Thor en DSR-C 2 elkaar. Een bal kan raar rollen volgens het aloude cliché, zeker een eivormige rugbybal. Het veel lager geplaatste reserveteam van DSR-C won namelijk van de hoog op de ranglijst van de derde klasse genoteerde tegenstander met 10-7.


Contractonderzoek

Het grote geld moet van elders komen en wel van contractonderzoek voor derden, vooral door samen te werken met het bedrijfsleven.



Maar kan de universiteit in de toekomst nog wel fundamenteel onderzoek verrichten als zij voor haar geld sterk afhankelijk is van het bedrijfsleven? Dat moet het immers meestal niet zo hebben van lange termijnonderzoek.


Over die vraag ging het symposium ‘De gouden driehoek of de Bermuda Triangle?’, ter ere van het vertrek van Louis de Quelerij als decaan van de faculteit Civiele Techniek en Geowetenschappen (CiTG).



Als logo voor het symposium was gekozen voor een penrose-driehoek; een onmogelijk figuur bestaande uit drie balken (waarvan één de kennisinstellingen symboliseerde en de andere twee het bedrijfsleven en de overheid), die alle drie loodrecht op de andere twee lijken te staan, maar samen toch een driehoek vormen.


 

De Quelerij is kampioen valorisatie. In tien jaar tijd zag zijn faculteit de instroom van geld uit de eerste geldstroom drastisch dalen. In 2002 kreeg CiTG nog 46 miljoen euro vanuit het interne verdeelmodel van de TU. Volgend jaar verwacht de faculteit 28 miljoen euro te ontvangen. De Quelerij heeft financiële gaten gevuld door meer onderzoekscontracten af te sluiten. Zo sloot hij vorig jaar een convenant met de civiele sector en de overheid. Als alles volgens plan verloopt, krijgt de faculteit daardoor de komende jaren dertien miljoen euro aan steun. Een van de voorwaarden was dat de sector kan meepraten over de onderwijs- en onderzoeksprogramma’s.



Door goede aansluiting te vinden met het zogenaamde topsectorenbeleid van de overheid kan de TU nog meer van dit soort geld binnenhalen, meent De Quelerij. De overheid heeft negen topsectoren in het leven geroepen waarbinnen kennisinstellingen, overheid en bedrijfsleven afspraken moeten maken over research & development.



Een voorwaarde voor een succesvolle samenwerking tussen universiteit, bedrijven en overheid, is volgens De Quelerij, dat bedrijven en overheidsinstellingen zich realiseren dat de universiteit op een fundamentele manier naar problemen kijkt en dat die aanpak veel kan opleveren.



“Als je nieuw asfalt wilt ontwikkelen dat bijvoorbeeld geluid sterk absorbeert, dan kun je allerlei proefjes doen om te kijken welk asfalt het beste werkt”, zo hield de oud-decaan zijn toehoorders voor. “Maar je kunt ook in de fundamenten kijken en snappen hoe geluid zich in asfalt transporteert. Als je de fundamenten op microniveau begrijpt, kun je heel nieuwe materialen ontwikkelen.”




De voormalige CiTG-decaan staat in grote lijnen positief tegenover het topsectorenbeleid van de overheid. Maar dit beleid wordt door veel academici verguisd omdat het ten koste zou gaan van de onderzoeksfinanciering aan universiteiten. De voorzitter van de KNAW, Robbert Dijkgraaf, waarschuwde onlangs tijdens het alumnisymposium aan de TU dat er netto een bedrag van tussen de vijfhonderd miljoen euro tot een miljard uit het systeem verdwijnt. “Voordat u het weet moet het hele NWO-budget gebruikt worden om het topsectorenbeleid te financieren.” 


Nuttigheidsgedreven

Ook rector Karel Luyben maakt zich zorgen. “Als technische universiteit zijn we dominant in nuttigheidsgedreven onderzoek”, zei hij tijdens het afscheidssymposium. “Maar we pakken het onderzoek op een fundamentele manier aan – als wij als universiteit dat niet doen, wie doet het dan wel? – terwijl de industrie liefst morgen al resultaten ziet en dus veel meer aan de pragmatische kant zit.”




Het pure ‘nieuwsgierigheidgedreven onderzoek’ dreigt in deze discussie over topsectorenbeleid ondergesneeuwd te raken, voegde Luyben daaraan toe.




Luyben lijkt zich terecht zorgen te maken. Na hem pleitte Jan Hendrik Dronkers, Directeur Generaal Rijkswaterstaat, “in het belang van BV Nederland” voor meer pragmatisch opgeleide ingenieurs. “De focus op praktische aansluiting binnen de driehoek is belangrijker dan wetenschappelijke excellentie”, zo luidde een van zijn scherpe stellingen, die veel positieve reacties ontlokte uit de zaal.



De TU bevindt zich dus in een spagaat. Enerzijds wordt zij afgerekend op haar wetenschappelijke excellentie, anderzijds ziet ze zich genoodzaakt samen te werken met de industrie die het niet zo moet hebben van fundamenteel onderzoek.




Cvb-voorzitter Dirk Jan van den Berg reageerde ook op deze patstelling. “Ergens deep down in ons is er de wil om samen te werken. Dat zit nu eenmaal in het karakter van deze universiteit. Maar als bedrijven het hebben over lange termijnen, dan denken ze aan periodes van zes maanden. Als de universiteit dat doet, dan denkt het aan twee maal een promotiecyclus van vier jaar.”



Van den Berg noemt als voorbeeld van een succesvolle samenwerking het feit dat enkele promovendi hun promotieonderzoek verrichten in samenwerking met het Havenbedrijf Rotterdam, waar ze een dag in de week werken. “Die samenwerking geeft verbondenheid en levert spin-offs op.”



Toch concludeert hij dat “we nog niet de juiste formule hebben bedacht om dichter bij elkaar te komen.” De penrose-driehoek rammelt nog.

 


Innovatie door toeval

Dat Nederland meer gebaat zou zijn bij pragmatisch onderzoek en onderwijs dan met wetenschappelijke excellentie, dat gaat er bij Jan Raaijmakers, directeur wetenschap en bedrijfsontwikkeling van farmaciebedrijf GlaxoSmithKline niet in.


Tijdens een door het Rathenau Instituut georganiseerd symposium over valorisatie dit najaar hekelde hij het topsectorenbeleid van de overheid. “Ik werk liever met onderzoekers die vanuit hun interesse iets onderzoeken dan met wetenschappers die zich ergens over buigen omdat dat nu eenmaal moet van de overheid”, zei hij.


Innovatie komt volgens hem tot stand door toeval; “Door in contact te komen met mensen waar je nauwelijks inhoudelijke raakvlakken mee hebt, maar die toch iets ontdekt hebben waar je als bedrijf wat mee kunt.” Het huidige beleid is volgens hem een stoplap. “Nu het economisch tegenzit, moet er bezuinigd worden en zegt de overheid tegen de universiteiten dat ze moeten valoriseren. Op de korte termijn levert het misschien wel wat op, maar op de langere termijn niet.”


Werken in opdracht

Al enkele jaren achtereen stijgt het bedrag ‘opbrengst werk voor derden’ dat de TU binnen harkt; van 98 miljoen euro in 2006 (op een totale begroting van 488 miljoen euro) tot 142 miljoen euro (op een totaal van 514 miljoen euro) in 2010. Maar de rek lijkt eruit. De Europese Unie, NWO en het ministerie van economische zaken vragen om een eigen bijdrage van de universiteiten in ruil voor het geld dat ze beschikbaar stellen. Matching heet dit in jargon.


In de begroting van 2012 houdt de TU er rekening mee dat de inkomsten uit ‘werk voor derden’ weer terugvalt tot het niveau van 2009 (134,4 miljoen euro).


Tijdens het congres over valorisatie ‘De gouden driehoek of de Bermuda Triangle’, vorige week bij CiTG, kwam dit probleem van matching ook ter sprake en werd de hoop uitgesproken dat door het nieuwe topsectorenbeleid van de overheid er gunstigere samenwerkingsverbanden met bedrijven konden ontstaan waardoor dit matching-probleem zou verminderen. 


Laat de student het geld verdienen

Volgens ict-adviseur dr.ing. Piet van der Zanden, werkzaam bij het

shared service centre, moet de financiële structuur waar de universiteit op gestoeld is, veranderen. “Het intelligent verdelen van hun huishoudpotje; dat is waar universiteiten goed in zijn”, aldus Van der Zanden. Hij vindt dat niet meer van deze tijd.



Van der Zanden voltooide in 2009 zijn proefschrift ‘The Facilitating University’. En onlangs schreef hij het boek ‘Learning Mall, laat onderwijs geld verdienen’. In beide werken beschrijft hij hoe universiteiten wereldwijd langzamerhand in hun derde fase, de zogenaamde valoriserende fase, van hun ontwikkeling belanden.


De onderzoeker is voorstander van een systeem waarbij bedrijven die een technisch hoogstandje willen laten ontwikkelen, een beroep kunnen doen op multidisciplinaire teams van studenten. Dat moet volgens hem steeds beter kunnen dankzij geavanceerdere vormen van informatie-uitwisseling, wiki’s en (internationale) netwerken.



Van der Zanden schetst hoe dit in zijn werk moet gaan: “Bedrijven kunnen een klus uitbesteden aan een universiteit. Docenten inventariseren welke kennis nodig is om een product of dienst te ontwikkelen en definiëren op die manier het leermateriaal. Studenten, en dat kunnen ook studenten van buiten de TU zijn, kunnen solliciteren voor onderdelen van de klus. De universiteit krijgt van het bedrijf betaald voor het in zodanige vorm gieten van de opdracht dat studenten ermee aan de slag kunnen en voor de studentenbegeleiding. De studenten verdienen studiepunten en werken op die manier interdisciplinair. Ook dat is van groot belang.” 

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.