Onderwijs

Kennisboulevard moet bedrijven trekken

De TU Delft, de Erasmus Universiteit Rotterdam (EUR), de gemeenten Delft en Rotterdam en de provincie Zuid-Holland hebben de handen ineen geslagen om kennisintensieve bedrijven naar de regio te trekken.

Dat moet geld en banen opleveren.

Langs de A13 tussen Delft en Rotterdam moet daarom een bedrijvenboulevard verrijzen. De zogenoemde A13 Kennisboulevard is een bundeling van de al bestaande plannen voor de ontwikkeling het Delftse Technopolis Innovation Park, de Rotterdamse bedrijfs- en kantorenlocatie Schieveense Polder en Rotterdam Airport, samen zo’n 150 hectare groot.

Beide universiteiten, de twee gemeenten en de provincie hebben vorige week een intentieverklaring getekend, waarin zij beloven zich in te spannen voor de realisatie van de kennisboulevard. De samenwerkende partijen komen over drie maanden met een marketing- en acquisitieconcept, waarin wordt uitgewerkt hoe de boulevard in de markt moet worden gezet.

De plannen voor de kennisboulevard staan niet op zichzelf. De TU, de EUR en de gemeenten werken ook samen met het havenbedrijf Rotterdam aan de vorming van het Academic Centre Transport. Dat virtuele centrum moet ‘hét instituut voor havengerelateerd multidisciplinair, toegepast wetenschappelijk onderzoek en onderwijs’ worden, zo staat in de intentieverklaring.

Via het centrum moeten de universiteiten onderzoeksopdrachten binnenhalen van de overheid en het bedrijfsleven. De expertise strekt zich uit van de bedrijfskundige aspecten van transport en logistiek, haveneconomie, logistieke, transport- en scheepvaarttechniek tot vervoer- en transportkunde en havenontwikkeling.

Door de toename van kennis die zo ontstaat, moet de haven van Rotterdam verder worden versterkt als ‘logistieke A-locatie’ en moet het vervoer naar het achterland steeds efficiënter worden. En daar wordt weer de gehele regio beter van, zo is de gedachte.

De samenwerking met de EUR, de gemeenten Rotterdam en Delft, de haven en de provincie begon voor de TU vanuit de behoefte aan een grotere derde geldstroom, zo vertelt collegevoorzitter Hans van Luijk. Nu de overheid minder betaalt aan de universiteit moet deze op zoek naar andere inkomsten. Een aantrekkelijke optie is het verkopen van kennis, iets wat Nederlandse universiteiten nog maar weinig doen.

Vooral het Academic Centre Transport, dat vanaf 1 september 2004 operabel moet zijn, moet op relatief korte termijn geld in het laatje van de TU brengen. Gabriëlle Muris, die voor de TU op ambtelijk niveau bij de plannen betrokken is, denkt dat het ongeveer een jaar of vijf duurt voordat er zoveel opdrachten bij het centrum binnenkomen dat het winstgevend wordt.

De kennisboulevard vergt een langere adem. De partijen spreken over twintig jaar. Maar dan is de boulevard wel concurrerend in Europa, denkt Van Luijk. Iedereen wordt volgens de collegevoorzitter uiteindelijk beter van de vestiging van kennisintensieve bedrijven in de regio, denkt hij. “Dit is voor de hele regio en dus ook voor de TU een winsituatie.”

De TU Delft, de Erasmus Universiteit Rotterdam (EUR), de gemeenten Delft en Rotterdam en de provincie Zuid-Holland hebben de handen ineen geslagen om kennisintensieve bedrijven naar de regio te trekken. Dat moet geld en banen opleveren.

Langs de A13 tussen Delft en Rotterdam moet daarom een bedrijvenboulevard verrijzen. De zogenoemde A13 Kennisboulevard is een bundeling van de al bestaande plannen voor de ontwikkeling het Delftse Technopolis Innovation Park, de Rotterdamse bedrijfs- en kantorenlocatie Schieveense Polder en Rotterdam Airport, samen zo’n 150 hectare groot.

Beide universiteiten, de twee gemeenten en de provincie hebben vorige week een intentieverklaring getekend, waarin zij beloven zich in te spannen voor de realisatie van de kennisboulevard. De samenwerkende partijen komen over drie maanden met een marketing- en acquisitieconcept, waarin wordt uitgewerkt hoe de boulevard in de markt moet worden gezet.

De plannen voor de kennisboulevard staan niet op zichzelf. De TU, de EUR en de gemeenten werken ook samen met het havenbedrijf Rotterdam aan de vorming van het Academic Centre Transport. Dat virtuele centrum moet ‘hét instituut voor havengerelateerd multidisciplinair, toegepast wetenschappelijk onderzoek en onderwijs’ worden, zo staat in de intentieverklaring.

Via het centrum moeten de universiteiten onderzoeksopdrachten binnenhalen van de overheid en het bedrijfsleven. De expertise strekt zich uit van de bedrijfskundige aspecten van transport en logistiek, haveneconomie, logistieke, transport- en scheepvaarttechniek tot vervoer- en transportkunde en havenontwikkeling.

Door de toename van kennis die zo ontstaat, moet de haven van Rotterdam verder worden versterkt als ‘logistieke A-locatie’ en moet het vervoer naar het achterland steeds efficiënter worden. En daar wordt weer de gehele regio beter van, zo is de gedachte.

De samenwerking met de EUR, de gemeenten Rotterdam en Delft, de haven en de provincie begon voor de TU vanuit de behoefte aan een grotere derde geldstroom, zo vertelt collegevoorzitter Hans van Luijk. Nu de overheid minder betaalt aan de universiteit moet deze op zoek naar andere inkomsten. Een aantrekkelijke optie is het verkopen van kennis, iets wat Nederlandse universiteiten nog maar weinig doen.

Vooral het Academic Centre Transport, dat vanaf 1 september 2004 operabel moet zijn, moet op relatief korte termijn geld in het laatje van de TU brengen. Gabriëlle Muris, die voor de TU op ambtelijk niveau bij de plannen betrokken is, denkt dat het ongeveer een jaar of vijf duurt voordat er zoveel opdrachten bij het centrum binnenkomen dat het winstgevend wordt.

De kennisboulevard vergt een langere adem. De partijen spreken over twintig jaar. Maar dan is de boulevard wel concurrerend in Europa, denkt Van Luijk. Iedereen wordt volgens de collegevoorzitter uiteindelijk beter van de vestiging van kennisintensieve bedrijven in de regio, denkt hij. “Dit is voor de hele regio en dus ook voor de TU een winsituatie.”

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.