Floor Koornneef (Abvakabo), sinds augustus voorzitter van het bondenoverleg op de TU Delft, ziet de samenwerking tussen bonden en ondernemingsraad (or) de komende jaren hechter worden.
Vakbonden zijn conservatief en hebben alleen oog voor de belangen van oudere werknemers.
“Onzin. De vakbond is aan het veranderen. De afgelopen jaren hebben we een belangrijke discussie gevoerd: worden we overbodig door de prominentere rol van de ondernemingsraden? De conclusie is dat or en bonden elkaar niet moeten bevechten maar versterken. Op de TU Delft heeft zulke samenwerking al tot een deugdelijke reorganisatiecode geleid, zonder blanco volmacht voor gedwongen ontslagen. De or heeft de medezeggenschap, wij beschikken over nuttige expertise.”
Ontkent u dat vakbonden conservatieve trekjes hebben?
“We zijn conservatief in de zin dat we strijden voor het behoud van rechten waar destijds hard voor is gevochten. Ik zie geen reden om die bij het grofvuil te zetten. We krijgen ook het verwijt dat we afspraken maken voor alle werknemers, terwijl we maar 25 procent vertegenwoordigen. Dan vergeet men dat je bij zaken als cao-onderhandelingen de dossierkennis en onderhandelingservaring van een grote vakbond hard nodig hebt. De or mag tegenwoordig ook cao-onderhandelingen voeren, en dat loopt vaak slecht af.”
Hoe heeft de ondernemingsraad het de afgelopen periode gedaan?
“De or heeft knetterhard gewerkt. Ik benijdde ze niet. Als bonden hadden we soms de indruk dat de or te snel geloofde dat het allemaal wel goed zat, maar het is ook hondsmoeilijk om continu overzicht te houden over zo’n grote reorganisatie.”
Na een pauze van bijna tien jaar heeft u in 2003 het vakbondswerk weer opgepikt. Is uw aanpak nu anders?
“Ik ben nu iets slimmer: meer gericht op een uitkomst waar iedereen van profiteert, minder gefixeerd op de juridische kant van de zaak, de papieren werkelijkheid. Je moet je steeds afvragen: waar ga’a’t dit over? En: is dit wat we willen? Je moet goed bij de les blijven, maar niet wantrouwig zijn.
Het belangrijkste is dat je in staat bent problemen tijdig te signaleren. Natuurlijk geeft het voldoening om mensen te helpen, maar eigenlijk moet het zover niet komen. Want zelfs als je het juridische gevecht wint, zal zo iemand zich slachtoffer voelen. Zelf doe ik niet aan individuele belangenbehartiging. Dat kost veel emotionele energie en je moet van de hoed en de rand weten, terwijl ik een generalist ben. Ik help de voorwaarden te scheppen die collega’s in staat stellen dat werk goed te doen.”
Jullie maken je nu sterk voor de positie van die ‘geplaatste’ ondersteuners die over een jaar volgens hun baas toch niet geschikt blijken te zijn. Gaat dat niet om een vreselijk kleine groep?
“Dat weet je niet. Bovendien: elk individu telt.”
Floor Koornneef. (Foto: Sam Rentmeester/FMAX)
Vakbonden zijn conservatief en hebben alleen oog voor de belangen van oudere werknemers.
“Onzin. De vakbond is aan het veranderen. De afgelopen jaren hebben we een belangrijke discussie gevoerd: worden we overbodig door de prominentere rol van de ondernemingsraden? De conclusie is dat or en bonden elkaar niet moeten bevechten maar versterken. Op de TU Delft heeft zulke samenwerking al tot een deugdelijke reorganisatiecode geleid, zonder blanco volmacht voor gedwongen ontslagen. De or heeft de medezeggenschap, wij beschikken over nuttige expertise.”
Ontkent u dat vakbonden conservatieve trekjes hebben?
“We zijn conservatief in de zin dat we strijden voor het behoud van rechten waar destijds hard voor is gevochten. Ik zie geen reden om die bij het grofvuil te zetten. We krijgen ook het verwijt dat we afspraken maken voor alle werknemers, terwijl we maar 25 procent vertegenwoordigen. Dan vergeet men dat je bij zaken als cao-onderhandelingen de dossierkennis en onderhandelingservaring van een grote vakbond hard nodig hebt. De or mag tegenwoordig ook cao-onderhandelingen voeren, en dat loopt vaak slecht af.”
Hoe heeft de ondernemingsraad het de afgelopen periode gedaan?
“De or heeft knetterhard gewerkt. Ik benijdde ze niet. Als bonden hadden we soms de indruk dat de or te snel geloofde dat het allemaal wel goed zat, maar het is ook hondsmoeilijk om continu overzicht te houden over zo’n grote reorganisatie.”
Na een pauze van bijna tien jaar heeft u in 2003 het vakbondswerk weer opgepikt. Is uw aanpak nu anders?
“Ik ben nu iets slimmer: meer gericht op een uitkomst waar iedereen van profiteert, minder gefixeerd op de juridische kant van de zaak, de papieren werkelijkheid. Je moet je steeds afvragen: waar ga’a’t dit over? En: is dit wat we willen? Je moet goed bij de les blijven, maar niet wantrouwig zijn.
Het belangrijkste is dat je in staat bent problemen tijdig te signaleren. Natuurlijk geeft het voldoening om mensen te helpen, maar eigenlijk moet het zover niet komen. Want zelfs als je het juridische gevecht wint, zal zo iemand zich slachtoffer voelen. Zelf doe ik niet aan individuele belangenbehartiging. Dat kost veel emotionele energie en je moet van de hoed en de rand weten, terwijl ik een generalist ben. Ik help de voorwaarden te scheppen die collega’s in staat stellen dat werk goed te doen.”
Jullie maken je nu sterk voor de positie van die ‘geplaatste’ ondersteuners die over een jaar volgens hun baas toch niet geschikt blijken te zijn. Gaat dat niet om een vreselijk kleine groep?
“Dat weet je niet. Bovendien: elk individu telt.”
Floor Koornneef. (Foto: Sam Rentmeester/FMAX)

Comments are closed.