Wil ‘paars’ veel te veel op het hoger onderwijs bezuinigen, in een te korte tijd? Aan de vooravond van Prinsjesdag is CDA- veteraan Ad Lansink uitermate somber.
,,Ik zie het niet lukken.” Vanuit de coalitiepartijen klinken heel andere geluiden. Zeker, het is pijnlijk, maar onvermijdelijk. Studenten moeten gewoon harder werken, universiteiten en hogescholen stevenen af op een nieuwe taakverdelingsoperatie. Het geld moet immers èrgens vandaan komen.
AD LANSINK (CDA):
‘Ik geloof niet dat dit lukt’
,,In vier jaar 1,6 miljard gulden bezuinigen op de studiefinanciering, terwijl daar nu 4,5 miljard aan wordt uitgegeven. Dat is een volstrekt onmogelijke opgave.” CDA-er Ad Lansink voorspelt minister Ritzen aan de vooravond van Prinsjesdag grote problemen. Er lag nog 600 miljoen van de ‘oude’ minister Ritzen, en nu komt er nog eens een miljard bij.
Nu hij tot de oppositie behoort, kan de veteraan in de CDA- fractie een glimlach niet onderdrukken. Omdat Ritzen nu meer bezuinigt dan hij na de verkiezingen aanvaardbaar achtte, en omdat ,,nog maar acht jaar geleden” de rollen omgekeerd waren. ,,Toen we in 1986 het bestaande stelsel invoerden riep Wallage (PvdA, destijds in de oppositie, red.) dat het allemaal te zuinig was, terwijl ik met tomaten en eieren werd bekogeld. Nu kan het opeens allemaal wel.”
Paars bezuinigt 600 miljoen gulden teveel op de beurzen, vindt Lansink, en dat gebeurt ook nog eens op de verkeerde manier. Door verder te gaan op de ingeslagen weg van tempobeurs, meer lenen en grotere afhankelijkheid van het ouderlijk inkomen, had het kabinet ook kunnen bezuinigen. Dan was een zekere rust bewaard gebleven. Nu kiest het kabinet echter voor een nieuwe aanpak.
Lansink bestrijdt de premiebeurs, gekoppeld aan de beperking van de studiefinanciering tot cursusduur. Het principe om studenten te laten lenen, en die lening pas achteraf, bij voldoende prestaties, in een beurs om te zetten, stuit hem tegen de borst. ,,Het is een heel harde maatregel. In feite komt het neer op een temponorm van 100 procent. Heel wat studenten halen dat niet. Is het rechtvaardig om hun met een forse lening op te zadelen?”
Ook de bezuinigingen op het hoger onderwijs wijst Lansink af. ,,Als je in de regeringsverklaring zulke mooie woorden spreekt over het belang van kennis voor Nederland, kun je niet met goed fatsoen 500 miljoen bij het hoger onderwijs weghalen.” Het is bovendien een kortzichtige ingreep. Omdat dedifferentiatie van de cursusduur op zijn vroegst na de eeuwwisseling geld oplevert, zijn de instellingen volgens Lansink gedwongen fors te snijden in hun personeel. ,,De ervaring leert dat de opbrengst van zo’n operatie zeer beperkt is.”
Hooggestemde idealen
Er zijn best alternatieve bezuinigingen mogelijk, vindt Lansink. Het kabinet had van hem meer mogen snijden in de sociale zekerheid, of in de rijksbijdragen in de volksverzekeringen. De energieheffingen kunnen nog wat omhoog.
De plannen om het onderwijs te herstructureren zijn volgens Lansink ondoordacht. ,,Ik geloof niet dat dit zal lukken. Het lijkt wel alsof paars is vergeten hoe het destijds ging toen de Kamer over de twee-fasenstructuur debatteerde. Men had hooggestemde idealen over een beperkt aantal studenten dat naar de tweede fase mocht. Daar is ook niets van terechtgekomen. Veel bachelors zullen willen doorstuderen. Dat zie je nu al in het hbo.”
De verkorting van de cursusduur maakt Lansink huiverig. In het hbo moet het volgens hem mogelijk zijn om hier en daar goede driejarige basisopleidingen samen te stellen. Maar universitaire studies lenen zich daar niet voor. ,,Hooguit rechten.”
Niet dat Lansink het onverstandig vindt om over differentiatie van opleidingen te praten. Zeker niet. Alleen loopt het kabinet wel érg hard. Hoe moet het bijvoorbeeld met de persoonlijke ontplooiing, binnen en buiten de studie als die slechts drie jaar duurt? ,,Ik ben geweldig bang voor verschoolsing, ook van het hbo.”
Het plan om de gemiddelde cursusduur te verkorten is volgens Lansink een financiële noodgreep geweest. ,,Er kon niet nog meer op de studiefinanciering worden bezuinigd.” De woedende reacties van instellingen en studenten hadden kunnen worden voorkomen, door eerst met hen te gaan overleggen, en pas daarna naar mogelijke opbrengsten te kijken. Die weg moet het kabinet alsnog inslaan, meent Lansink. ,,Er kan best wat worden bereikt, want iedereen is voor differentiatie.” Het kabinet moet het wel interessant maken. ,,Je kunt premies uitloven voor universiteiten en hogescholen die hun studenten snel naar het diploma leiden, of meer vrijheid bieden om inkomsten van sponsors of contractonderzoek naar eigen goeddunken te laten besteden.” (HOP/P.E.)
JOKE JORRITSMA (D66):
‘We zullen niet het onmogelijke eisen’
,,De keus is gemaakt en ik heb hem ondertekend, dus het moet maar”, zegt Joke Jorritsma (D66) over de bezuinigingen op het hoger onderwijs. ,,Leuk is het natuurlijk niet, maar in ieder geval is het beter dan bezuinigen op primair en voortgezet onderwijs.” En het hoeft ook niet ten koste te gaan van de zo belangrijk geachte ‘kennisinfrastructuur’, denkt ze. ,,Dat gaat toch meer over wat je doet met kennis. Het onderwijs loopt daar als het ware naast.”
Jorritsma heeft nog geen idee waar de komende jaren de klappen vallen. Ze zit in de Kamer om voorstellen van de regering te beoordelen, zegt ze, niet om ze zelf te maken. Al kan ze zich wel indenken welke richting het op zal gaan. ,,Het is bijvoorbeeld een beetje onzin om drie opleidingen sterrenkunde in stand te houden met minder dan vijftig studenten. En we kunnen er voor zorgen dat die enorme, uitdijende overhead in het hoger onderwijs wat minder wordt. Al die mensen die zich helemaal niet met onderzoek en onderwijs bezig houden.”
De voormalige schooldecaan werpt de gedachte verre van zich dat de voorgenomen herziening van het hoger onderwijs is uitgevonden om flink te kunnen snoeien op de budgetten van universiteiten, hogescholen en studenten. ,,Een stelsel met opleidingen die allemaal vier jaar duren is gewoon van een onzinnige starheid”, zegt ze, ,,net als een stelsel waarin alle studies drie jaar duren.” Ook zonder bezuinigingen is het volgens haar nodig dat daar wat aan verandert.
In het hoger onderwijs moeten basisopleidingen komen met een gemiddelde cursusduur van drie jaar, vindt Jorritsma. Sommige studies kunnen korter worden, terwijl andere, zoals de technische opleidingen, wat langer zullen duren. Voor degenen die heel goed zijn kan er een vervolg aan worden vastgeplakt. Maar hoe het er precies uit gaat zien, weet ze nog niet. Ook daarvoor wacht ze liever eerst de voorstellen van het kabinet af. En de inbreng van instellingen en studenten.
Overdreven
Het is makkelijk om te roepen dat de opleidingen niet korter kunnen omdat het onderwijs te slecht is, stelt Jorritsma. Een groter probleem is volgens haar dat veel studenten het huidige niveau niet aankunnen, terwijl voor hen geen alternatief beschikbaar is. ,,Er wordt geklaagd over studenten die zitten te breien, te eten en de krant te lezen tijdens het college”, zegt ze. ,,Of over studenten die helemaal niet komen opdagen. Een vier- of vijfjarige studie is voor sommigen blijkbaar te zwaar. Juist voor hen biedt het nieuwe stelsel mogelijkheden.”
De nieuwe bachelors zullen ook zeker aan de slag komen, is Jorritma’s overtuiging. Want waarom zou het bedrijfsleven geen behoefte hebben aan redelijk gevormde mensen, die veel goedkoper zijn dan de hoger opgeleiden van nu? ,,Ze kunnen in de praktijk verder worden opgeleid”, zegt ze. ,,Dat verbetert ook nog eens de aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt. Wie betaalt, bepaalt per slot van rekening.” Het is gewoon een kwestie van wennen, vindt ze.
Ook over de aangekondigde bezuinigingen op studiefinanciering maakt Jorritsma zich voorlopig niet al te veel zorgen. Zolang er maar garanties zijn voor de toegankelijkheid van het hoger onderwijs en de studeerbaarheid van onderwijsprogramma’s. ,,We zullen niet het onmogelijke eisen van studenten, ook als we er niet in slagen dat miljard bij elkaar te krijgen.”
Zelf vindt ze het belangrijk dat de hoogte van de beurzen niet wordt aangetast. De periode waarin die wordt uitbetaald kan daarentegen best wat korter. Jorritsma: ,,Ik ben er een groot voorstander van dat je dingen naast je studie doet, maar ik vind het ook een beetje overdreven om te zeggen dat je nul studiepunten kunt halen als je in een bestuur zit. Ik weet datuit ervaring. Ik heb het vroeger zelf ook gedaan.” (HOP/M.W.)
MONIQUE DE VRIES (VVD):
‘Je kunt ook boeken lezen als je babysit’
Een half miljard bezuinigen op het hoger onderwijs: het klinkt misschien hard, maar het kan niet anders, vindt M. de Vries, na de verkiezingen voor de VVD toegetreden tot de Tweede Kamer. ,,Er is in het verleden al zoveel bezuinigd op basis- en voortgezet onderwijs. En ik zie ook wel mogelijkheden.”
Op de lange termijn denkt zij dat de differentiatie van opleidingen geld kan besparen, al ziet zij nog niet precies voor zich hoe die er uit kan zien. Driejarige basisopleidingen acht zij in elk geval ’te rigide’. Mogelijk is het in een aantal gevallen zinnig om een gezamenlijke propaedeuse voor wetenschappelijk en hoger beroepsonderwijs in te richten, denkt De Vries. Daarin kunnen studenten zich oriënteren op een meer wetenschappelijk, of een meer praktisch vervolg van hun studie.
Differentiatie van studies levert pas na de eeuwwisseling geld op. Voor de korte termijn zijn andere oplossingen nodig. De Vries benadrukt dat zij de definitieve keuzes wil overlaten aan de universiteiten en hogescholen. Meedenken wil zij wel. ,,Is het nodig dat je in een gebied met de omvang van greater London op zoveel plaatsen dezelfde studies kunt doen? Twee universiteiten in Amsterdam, één in Leiden, Rotterdam, Utrecht. Daar zijn studies bij met weinig studenten. Toen ik Italiaans studeerde in Leiden vroeg ik me soms al af of het echt nodig is dat al die studies beschikken over een eigen bibliotheek, een eigen hoogleraar. Je kunt aan tien studenten even goed literatuuronderwijs geven als aan twee of drie. De conservatoria in Den Haag en Utrecht hebben samen een operaklas. Dat werkt perfect. Samen kunnen ze een mooie produktie maken.”
De Vries vraagt zich voorts af of ,,al die nieuwe studies wel zo renderend zijn”. ,,Kunnen die niet bij meer traditionele opleidingen worden ondergebracht?”
,,Zonde van het geld en de energie”, vindt De Vries in elk geval wat uitgelote studenten geneeskunde in Amsterdam overkomt, als zij een jaar uitwijken naar medische biologie, en dan alsnog worden ingeloot. De propaedeuses van beide studies bevatten voor een groot deel dezelfde vakken, maar geneeskunde geeft niet één vrijstelling.
Zielig
Samenvoegen danwel opheffen: vooral de universiteiten voorspellen massale ontslaggolven, die hun handenvol geld aan uitkeringen zullen kosten. Overdreven, vindt De Vries. ,,De instellingen weten nu al hoeveel er moet worden bezuinigd en kunnen dus vanaf nu minder mensen gaan aanstellen. Het is ook bekend dat er minder studenten komen door de daling van het aantal geboorten.”
Studenten krijgen vanaf volgend jaar nog maar vier jaar een beurs. Deze wordt bovendien uitbetaald als een lening, die pas wordt omgezet in een beurs als de student voldoendestudiepunten haalt. Een prestatie-element waar de VVD warm voorstander van is. De Vries hoopt dat beide maatregelen scholieren er toe zullen aanzetten minder vrijblijvend een keus te maken, wat ook weer tot een bezuiniging kan leiden. Geen sporthallen vol omgemotiveerde rechtenstudenten meer. ,,Al die (her)tentamens die moeten worden nagekeken! Dat geld kan beter worden besteed.” Minder maar beter. Dat verhoogt het rendement van de opleiding, en ,,het is ook prettiger voor studenten en docenten.”
Vier jaar beurs is volgens De Vries genoeg. Zeker voor alfa- en gammastudies. Daar zijn de programma’s flexibel. Ze laten voldoende ruimte over voor andere bezigheden. Studenten moeten niet doen alsof ze zielig zijn. Wie desondanks meer tijd nodig heeft, hoeft volgens De Vries niet automatisch te worden opgescheept met een lening. ,,Je kunt ook boeken lezen als je nachtdienst doet of babysit.” Bèta’s en medici hebben meer te doen. Maar zij kunnen best wat geld lenen, vindt De Vries. Tenslotte komen zij ,,goed terecht, en kunnen dus hun investering vrij gemakkelijk terugverdienen”.
Bovendien beseffen studenten ,,donders goed welk risico zij nemen als zij voor een studie kiezen”. Met de ene studie kom je nu eenmaal makkelijker aan werk dan met de andere. (HOP/P.E.)
RICK VAN DER PLOEG (PVDA):
‘Niet zeuren maar werken’
,,Heel vervelend”, vindt Rick van der Ploeg (PvdA) de bezuinigingen, ,,misschien wel onevenredig zwaar.” Of sterker nog, als hij heel eerlijk is, ,,the limit”. Maar ja, op vele terreinen moet worden ingeleverd, dus kan het hoger onderwijs niet buiten schot blijven. Van der Ploeg wenst zich dan ook loyaal aan de taakstelling van het nieuwe kabinet te houden, al weet hij nog niet precies waar het geld de komende jaren vandaan moet komen. Daarvoor wacht hij liever eerst de voorstellen van minister Ritzen af.
Bezuinigen op studiefinanciering, dat is wel te verkopen denkt Van der Ploeg, zolang de toegankelijkheid van het hoger onderwijs niet in gevaar komt en er een goede regeling is voor de terugbetaling van schulden. Het idee van de prestatiebeurs, die studenten afrekent op geleverde prestaties, is terecht in deze tijd, denkt hij. Bovendien kan de studiefinanciering best worden teruggebracht tot de officiële cursusduur. Studenten die naast hun studie allerlei extra activiteiten willen ondernemen, moeten dat maar in hun eigen tijd doen. ,,Als ik kijk naar leeftijdsgenoten die hard staan te werken in een garagebedrijf, dan pik ik het gewoon niet dat studenten daar geld voor eisen. Dan zeg ik: niet zeuren, maar werken.”
Het nieuwe kamerlid is vooral teleurgesteld over ,,het halve miljard dat de hogescholen en universiteiten voor hun kiezen krijgen”. Het geeft zoveel druk, dat de instellingen nauwelijks te bewegen zullen zijn tot een serieus gesprek over een stelselherziening, denkt hij. En toch is het volgens hem dringend nodig dat er, ook zonder de noodzaak tot bezuinigen, een flexibel bestel komt dat beter aansluit bij de wensen van studenten en werkgevers. ,,Ik durf daarvoor best de woorden’emancipatie van het hoger onderwijs’ in de mond te nemen.”
Werkervaring
Een basisopleiding van drie jaar universiteit of vier jaar hoger beroepsonderwijs moet er komen, vindt Van der Ploeg. Met daarna, het liefst na enige jaren werkervaring, een vervolg voor wie dat wil en kan. Een stelsel, waarin studenten als mondige consumenten van hun docenten eisen dat ze uitstekend onderwijs krijgen. En een stelsel waarin studenten de vrijheid nemen om te kiezen voor minder voor de hand liggende combinaties van studies. ,,Een heao’er met een masters in de psychologie, dat vind ik pas interessant. Gekke combinaties leveren aantrekkelijke mensen op. Ook voor de arbeidsmarkt.”
Van der Ploeg houdt ervan zichzelf als voorbeeld te nemen om zijn ideaal aan te prijzen. In Engeland volgde hij een driejarige opleiding in de wis- en natuurkunde. ,,Verder heb ik geen opleiding gehad”, zegt hij. ,,Het was voor mij voldoende om hoogleraar economie te worden. Je zal mij niet horen zeggen dat er in de huidige opleidingen een hoop dor hout zit, maar ik had al die detailvakken uit een vierjarig programma gewoon niet nodig voor mijn verdere carrière. Studenten moeten de vrijheid krijgen om voor zo’n route te kiezen.”
De basisopleiding moet een nieuwe opleiding worden, vindt Van der Ploeg, een soort tussenopleiding, waarmee studenten die niet verder willen, en in het huidige stelsel massaal afvallen, in ieder geval terecht kunnen op de arbeidsmarkt. ,,Want laten we wel wezen”, zegt hij, ,,het gros heeft in zijn werk niet meer nodig dan wat ze in hun eerste twee jaar hebben geleerd. We hoeven niet allemaal wetenschapper te worden en ik geloof ook niet dat het bedrijfsleven echt zit te wachten op al die doctorandussen. Het gaat er niet om dat er kennis in wordt gestampt, maar dat studenten leren denken.”
Privatisering
De flexibiliteit van het systeem moet volgens Van der Ploeg vooral komen van de één à tweejarige vervolgopleidingen. Het idee van D66 om al variatie aan te brengen in de duur van de eerste fase wijst hij af. Het zou de deur openzetten naar allerlei onaangename discussies over het niveau van studies. Bovendien wordt dan volstrekt onduidelijk wat de waarde is van het diploma waarmee een basisopleiding wordt afgesloten.
Er zullen volgens Van der Ploeg studies komen, zoals techniek of geneeskunde, waar een ruime meerderheid verder mag met de vervolgopleiding. Voor andere studie zal strenger moeten worden geselecteerd. Dat systeem zal zich grotendeels zelf kunnen reguleren, denkt hij. Zolang de universiteiten en hogescholen maar geld van buitenaf mogen halen. En de vrijheid krijgen om de hoogte van hun eigen collegegeld te bepalen.
Van der Ploeg denkt dat in de toekomst de koopkrachtige vraag van studenten en werkgevers, of dat nu bedrijven, ziekenhuizen of ministeries zijn, gaat bepalen welke opleidingen er wel of niet in de tweede fase komen. De overheid kan zich uit grote delen van het hoger onderwijs terugtrekken en zijn geld besteden aan opleidingen waar de markt geen belangstelling voor heeft, bijvoorbeeld op het gebied van cultuur.
,,Een gedeeltelijke privatisering ja, maar laten we er geen doekjes om winden. Ook nu al organiseren hogescholen samen met Britse universiteiten professional-mastersopleidingen, waar de studenten stevig voor moeten betalen. En aan de universiteiten is een groeiende markt voor postdoctorale cursussen, zoals de opleiding voor journalistiek in Rotterdam.” Wel wil hij pleiten voor leningen aan studenten die zo’n opleiding niet zelf kunnen betalen. Ook als ze in het buitenland verder willen studeren. Het zou de concurrentie met andere landen aangenaam versterken, denkt Van der Ploeg. (HOP/M.W.)
,,,
Wil ‘paars’ veel te veel op het hoger onderwijs bezuinigen, in een te korte tijd? Aan de vooravond van Prinsjesdag is CDA- veteraan Ad Lansink uitermate somber. ,,Ik zie het niet lukken.” Vanuit de coalitiepartijen klinken heel andere geluiden. Zeker, het is pijnlijk, maar onvermijdelijk. Studenten moeten gewoon harder werken, universiteiten en hogescholen stevenen af op een nieuwe taakverdelingsoperatie. Het geld moet immers èrgens vandaan komen.
AD LANSINK (CDA):
‘Ik geloof niet dat dit lukt’
,,In vier jaar 1,6 miljard gulden bezuinigen op de studiefinanciering, terwijl daar nu 4,5 miljard aan wordt uitgegeven. Dat is een volstrekt onmogelijke opgave.” CDA-er Ad Lansink voorspelt minister Ritzen aan de vooravond van Prinsjesdag grote problemen. Er lag nog 600 miljoen van de ‘oude’ minister Ritzen, en nu komt er nog eens een miljard bij.
Nu hij tot de oppositie behoort, kan de veteraan in de CDA- fractie een glimlach niet onderdrukken. Omdat Ritzen nu meer bezuinigt dan hij na de verkiezingen aanvaardbaar achtte, en omdat ,,nog maar acht jaar geleden” de rollen omgekeerd waren. ,,Toen we in 1986 het bestaande stelsel invoerden riep Wallage (PvdA, destijds in de oppositie, red.) dat het allemaal te zuinig was, terwijl ik met tomaten en eieren werd bekogeld. Nu kan het opeens allemaal wel.”
Paars bezuinigt 600 miljoen gulden teveel op de beurzen, vindt Lansink, en dat gebeurt ook nog eens op de verkeerde manier. Door verder te gaan op de ingeslagen weg van tempobeurs, meer lenen en grotere afhankelijkheid van het ouderlijk inkomen, had het kabinet ook kunnen bezuinigen. Dan was een zekere rust bewaard gebleven. Nu kiest het kabinet echter voor een nieuwe aanpak.
Lansink bestrijdt de premiebeurs, gekoppeld aan de beperking van de studiefinanciering tot cursusduur. Het principe om studenten te laten lenen, en die lening pas achteraf, bij voldoende prestaties, in een beurs om te zetten, stuit hem tegen de borst. ,,Het is een heel harde maatregel. In feite komt het neer op een temponorm van 100 procent. Heel wat studenten halen dat niet. Is het rechtvaardig om hun met een forse lening op te zadelen?”
Ook de bezuinigingen op het hoger onderwijs wijst Lansink af. ,,Als je in de regeringsverklaring zulke mooie woorden spreekt over het belang van kennis voor Nederland, kun je niet met goed fatsoen 500 miljoen bij het hoger onderwijs weghalen.” Het is bovendien een kortzichtige ingreep. Omdat dedifferentiatie van de cursusduur op zijn vroegst na de eeuwwisseling geld oplevert, zijn de instellingen volgens Lansink gedwongen fors te snijden in hun personeel. ,,De ervaring leert dat de opbrengst van zo’n operatie zeer beperkt is.”
Hooggestemde idealen
Er zijn best alternatieve bezuinigingen mogelijk, vindt Lansink. Het kabinet had van hem meer mogen snijden in de sociale zekerheid, of in de rijksbijdragen in de volksverzekeringen. De energieheffingen kunnen nog wat omhoog.
De plannen om het onderwijs te herstructureren zijn volgens Lansink ondoordacht. ,,Ik geloof niet dat dit zal lukken. Het lijkt wel alsof paars is vergeten hoe het destijds ging toen de Kamer over de twee-fasenstructuur debatteerde. Men had hooggestemde idealen over een beperkt aantal studenten dat naar de tweede fase mocht. Daar is ook niets van terechtgekomen. Veel bachelors zullen willen doorstuderen. Dat zie je nu al in het hbo.”
De verkorting van de cursusduur maakt Lansink huiverig. In het hbo moet het volgens hem mogelijk zijn om hier en daar goede driejarige basisopleidingen samen te stellen. Maar universitaire studies lenen zich daar niet voor. ,,Hooguit rechten.”
Niet dat Lansink het onverstandig vindt om over differentiatie van opleidingen te praten. Zeker niet. Alleen loopt het kabinet wel érg hard. Hoe moet het bijvoorbeeld met de persoonlijke ontplooiing, binnen en buiten de studie als die slechts drie jaar duurt? ,,Ik ben geweldig bang voor verschoolsing, ook van het hbo.”
Het plan om de gemiddelde cursusduur te verkorten is volgens Lansink een financiële noodgreep geweest. ,,Er kon niet nog meer op de studiefinanciering worden bezuinigd.” De woedende reacties van instellingen en studenten hadden kunnen worden voorkomen, door eerst met hen te gaan overleggen, en pas daarna naar mogelijke opbrengsten te kijken. Die weg moet het kabinet alsnog inslaan, meent Lansink. ,,Er kan best wat worden bereikt, want iedereen is voor differentiatie.” Het kabinet moet het wel interessant maken. ,,Je kunt premies uitloven voor universiteiten en hogescholen die hun studenten snel naar het diploma leiden, of meer vrijheid bieden om inkomsten van sponsors of contractonderzoek naar eigen goeddunken te laten besteden.” (HOP/P.E.)
JOKE JORRITSMA (D66):
‘We zullen niet het onmogelijke eisen’
,,De keus is gemaakt en ik heb hem ondertekend, dus het moet maar”, zegt Joke Jorritsma (D66) over de bezuinigingen op het hoger onderwijs. ,,Leuk is het natuurlijk niet, maar in ieder geval is het beter dan bezuinigen op primair en voortgezet onderwijs.” En het hoeft ook niet ten koste te gaan van de zo belangrijk geachte ‘kennisinfrastructuur’, denkt ze. ,,Dat gaat toch meer over wat je doet met kennis. Het onderwijs loopt daar als het ware naast.”
Jorritsma heeft nog geen idee waar de komende jaren de klappen vallen. Ze zit in de Kamer om voorstellen van de regering te beoordelen, zegt ze, niet om ze zelf te maken. Al kan ze zich wel indenken welke richting het op zal gaan. ,,Het is bijvoorbeeld een beetje onzin om drie opleidingen sterrenkunde in stand te houden met minder dan vijftig studenten. En we kunnen er voor zorgen dat die enorme, uitdijende overhead in het hoger onderwijs wat minder wordt. Al die mensen die zich helemaal niet met onderzoek en onderwijs bezig houden.”
De voormalige schooldecaan werpt de gedachte verre van zich dat de voorgenomen herziening van het hoger onderwijs is uitgevonden om flink te kunnen snoeien op de budgetten van universiteiten, hogescholen en studenten. ,,Een stelsel met opleidingen die allemaal vier jaar duren is gewoon van een onzinnige starheid”, zegt ze, ,,net als een stelsel waarin alle studies drie jaar duren.” Ook zonder bezuinigingen is het volgens haar nodig dat daar wat aan verandert.
In het hoger onderwijs moeten basisopleidingen komen met een gemiddelde cursusduur van drie jaar, vindt Jorritsma. Sommige studies kunnen korter worden, terwijl andere, zoals de technische opleidingen, wat langer zullen duren. Voor degenen die heel goed zijn kan er een vervolg aan worden vastgeplakt. Maar hoe het er precies uit gaat zien, weet ze nog niet. Ook daarvoor wacht ze liever eerst de voorstellen van het kabinet af. En de inbreng van instellingen en studenten.
Overdreven
Het is makkelijk om te roepen dat de opleidingen niet korter kunnen omdat het onderwijs te slecht is, stelt Jorritsma. Een groter probleem is volgens haar dat veel studenten het huidige niveau niet aankunnen, terwijl voor hen geen alternatief beschikbaar is. ,,Er wordt geklaagd over studenten die zitten te breien, te eten en de krant te lezen tijdens het college”, zegt ze. ,,Of over studenten die helemaal niet komen opdagen. Een vier- of vijfjarige studie is voor sommigen blijkbaar te zwaar. Juist voor hen biedt het nieuwe stelsel mogelijkheden.”
De nieuwe bachelors zullen ook zeker aan de slag komen, is Jorritma’s overtuiging. Want waarom zou het bedrijfsleven geen behoefte hebben aan redelijk gevormde mensen, die veel goedkoper zijn dan de hoger opgeleiden van nu? ,,Ze kunnen in de praktijk verder worden opgeleid”, zegt ze. ,,Dat verbetert ook nog eens de aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt. Wie betaalt, bepaalt per slot van rekening.” Het is gewoon een kwestie van wennen, vindt ze.
Ook over de aangekondigde bezuinigingen op studiefinanciering maakt Jorritsma zich voorlopig niet al te veel zorgen. Zolang er maar garanties zijn voor de toegankelijkheid van het hoger onderwijs en de studeerbaarheid van onderwijsprogramma’s. ,,We zullen niet het onmogelijke eisen van studenten, ook als we er niet in slagen dat miljard bij elkaar te krijgen.”
Zelf vindt ze het belangrijk dat de hoogte van de beurzen niet wordt aangetast. De periode waarin die wordt uitbetaald kan daarentegen best wat korter. Jorritsma: ,,Ik ben er een groot voorstander van dat je dingen naast je studie doet, maar ik vind het ook een beetje overdreven om te zeggen dat je nul studiepunten kunt halen als je in een bestuur zit. Ik weet datuit ervaring. Ik heb het vroeger zelf ook gedaan.” (HOP/M.W.)
MONIQUE DE VRIES (VVD):
‘Je kunt ook boeken lezen als je babysit’
Een half miljard bezuinigen op het hoger onderwijs: het klinkt misschien hard, maar het kan niet anders, vindt M. de Vries, na de verkiezingen voor de VVD toegetreden tot de Tweede Kamer. ,,Er is in het verleden al zoveel bezuinigd op basis- en voortgezet onderwijs. En ik zie ook wel mogelijkheden.”
Op de lange termijn denkt zij dat de differentiatie van opleidingen geld kan besparen, al ziet zij nog niet precies voor zich hoe die er uit kan zien. Driejarige basisopleidingen acht zij in elk geval ’te rigide’. Mogelijk is het in een aantal gevallen zinnig om een gezamenlijke propaedeuse voor wetenschappelijk en hoger beroepsonderwijs in te richten, denkt De Vries. Daarin kunnen studenten zich oriënteren op een meer wetenschappelijk, of een meer praktisch vervolg van hun studie.
Differentiatie van studies levert pas na de eeuwwisseling geld op. Voor de korte termijn zijn andere oplossingen nodig. De Vries benadrukt dat zij de definitieve keuzes wil overlaten aan de universiteiten en hogescholen. Meedenken wil zij wel. ,,Is het nodig dat je in een gebied met de omvang van greater London op zoveel plaatsen dezelfde studies kunt doen? Twee universiteiten in Amsterdam, één in Leiden, Rotterdam, Utrecht. Daar zijn studies bij met weinig studenten. Toen ik Italiaans studeerde in Leiden vroeg ik me soms al af of het echt nodig is dat al die studies beschikken over een eigen bibliotheek, een eigen hoogleraar. Je kunt aan tien studenten even goed literatuuronderwijs geven als aan twee of drie. De conservatoria in Den Haag en Utrecht hebben samen een operaklas. Dat werkt perfect. Samen kunnen ze een mooie produktie maken.”
De Vries vraagt zich voorts af of ,,al die nieuwe studies wel zo renderend zijn”. ,,Kunnen die niet bij meer traditionele opleidingen worden ondergebracht?”
,,Zonde van het geld en de energie”, vindt De Vries in elk geval wat uitgelote studenten geneeskunde in Amsterdam overkomt, als zij een jaar uitwijken naar medische biologie, en dan alsnog worden ingeloot. De propaedeuses van beide studies bevatten voor een groot deel dezelfde vakken, maar geneeskunde geeft niet één vrijstelling.
Zielig
Samenvoegen danwel opheffen: vooral de universiteiten voorspellen massale ontslaggolven, die hun handenvol geld aan uitkeringen zullen kosten. Overdreven, vindt De Vries. ,,De instellingen weten nu al hoeveel er moet worden bezuinigd en kunnen dus vanaf nu minder mensen gaan aanstellen. Het is ook bekend dat er minder studenten komen door de daling van het aantal geboorten.”
Studenten krijgen vanaf volgend jaar nog maar vier jaar een beurs. Deze wordt bovendien uitbetaald als een lening, die pas wordt omgezet in een beurs als de student voldoendestudiepunten haalt. Een prestatie-element waar de VVD warm voorstander van is. De Vries hoopt dat beide maatregelen scholieren er toe zullen aanzetten minder vrijblijvend een keus te maken, wat ook weer tot een bezuiniging kan leiden. Geen sporthallen vol omgemotiveerde rechtenstudenten meer. ,,Al die (her)tentamens die moeten worden nagekeken! Dat geld kan beter worden besteed.” Minder maar beter. Dat verhoogt het rendement van de opleiding, en ,,het is ook prettiger voor studenten en docenten.”
Vier jaar beurs is volgens De Vries genoeg. Zeker voor alfa- en gammastudies. Daar zijn de programma’s flexibel. Ze laten voldoende ruimte over voor andere bezigheden. Studenten moeten niet doen alsof ze zielig zijn. Wie desondanks meer tijd nodig heeft, hoeft volgens De Vries niet automatisch te worden opgescheept met een lening. ,,Je kunt ook boeken lezen als je nachtdienst doet of babysit.” Bèta’s en medici hebben meer te doen. Maar zij kunnen best wat geld lenen, vindt De Vries. Tenslotte komen zij ,,goed terecht, en kunnen dus hun investering vrij gemakkelijk terugverdienen”.
Bovendien beseffen studenten ,,donders goed welk risico zij nemen als zij voor een studie kiezen”. Met de ene studie kom je nu eenmaal makkelijker aan werk dan met de andere. (HOP/P.E.)
RICK VAN DER PLOEG (PVDA):
‘Niet zeuren maar werken’
,,Heel vervelend”, vindt Rick van der Ploeg (PvdA) de bezuinigingen, ,,misschien wel onevenredig zwaar.” Of sterker nog, als hij heel eerlijk is, ,,the limit”. Maar ja, op vele terreinen moet worden ingeleverd, dus kan het hoger onderwijs niet buiten schot blijven. Van der Ploeg wenst zich dan ook loyaal aan de taakstelling van het nieuwe kabinet te houden, al weet hij nog niet precies waar het geld de komende jaren vandaan moet komen. Daarvoor wacht hij liever eerst de voorstellen van minister Ritzen af.
Bezuinigen op studiefinanciering, dat is wel te verkopen denkt Van der Ploeg, zolang de toegankelijkheid van het hoger onderwijs niet in gevaar komt en er een goede regeling is voor de terugbetaling van schulden. Het idee van de prestatiebeurs, die studenten afrekent op geleverde prestaties, is terecht in deze tijd, denkt hij. Bovendien kan de studiefinanciering best worden teruggebracht tot de officiële cursusduur. Studenten die naast hun studie allerlei extra activiteiten willen ondernemen, moeten dat maar in hun eigen tijd doen. ,,Als ik kijk naar leeftijdsgenoten die hard staan te werken in een garagebedrijf, dan pik ik het gewoon niet dat studenten daar geld voor eisen. Dan zeg ik: niet zeuren, maar werken.”
Het nieuwe kamerlid is vooral teleurgesteld over ,,het halve miljard dat de hogescholen en universiteiten voor hun kiezen krijgen”. Het geeft zoveel druk, dat de instellingen nauwelijks te bewegen zullen zijn tot een serieus gesprek over een stelselherziening, denkt hij. En toch is het volgens hem dringend nodig dat er, ook zonder de noodzaak tot bezuinigen, een flexibel bestel komt dat beter aansluit bij de wensen van studenten en werkgevers. ,,Ik durf daarvoor best de woorden’emancipatie van het hoger onderwijs’ in de mond te nemen.”
Werkervaring
Een basisopleiding van drie jaar universiteit of vier jaar hoger beroepsonderwijs moet er komen, vindt Van der Ploeg. Met daarna, het liefst na enige jaren werkervaring, een vervolg voor wie dat wil en kan. Een stelsel, waarin studenten als mondige consumenten van hun docenten eisen dat ze uitstekend onderwijs krijgen. En een stelsel waarin studenten de vrijheid nemen om te kiezen voor minder voor de hand liggende combinaties van studies. ,,Een heao’er met een masters in de psychologie, dat vind ik pas interessant. Gekke combinaties leveren aantrekkelijke mensen op. Ook voor de arbeidsmarkt.”
Van der Ploeg houdt ervan zichzelf als voorbeeld te nemen om zijn ideaal aan te prijzen. In Engeland volgde hij een driejarige opleiding in de wis- en natuurkunde. ,,Verder heb ik geen opleiding gehad”, zegt hij. ,,Het was voor mij voldoende om hoogleraar economie te worden. Je zal mij niet horen zeggen dat er in de huidige opleidingen een hoop dor hout zit, maar ik had al die detailvakken uit een vierjarig programma gewoon niet nodig voor mijn verdere carrière. Studenten moeten de vrijheid krijgen om voor zo’n route te kiezen.”
De basisopleiding moet een nieuwe opleiding worden, vindt Van der Ploeg, een soort tussenopleiding, waarmee studenten die niet verder willen, en in het huidige stelsel massaal afvallen, in ieder geval terecht kunnen op de arbeidsmarkt. ,,Want laten we wel wezen”, zegt hij, ,,het gros heeft in zijn werk niet meer nodig dan wat ze in hun eerste twee jaar hebben geleerd. We hoeven niet allemaal wetenschapper te worden en ik geloof ook niet dat het bedrijfsleven echt zit te wachten op al die doctorandussen. Het gaat er niet om dat er kennis in wordt gestampt, maar dat studenten leren denken.”
Privatisering
De flexibiliteit van het systeem moet volgens Van der Ploeg vooral komen van de één à tweejarige vervolgopleidingen. Het idee van D66 om al variatie aan te brengen in de duur van de eerste fase wijst hij af. Het zou de deur openzetten naar allerlei onaangename discussies over het niveau van studies. Bovendien wordt dan volstrekt onduidelijk wat de waarde is van het diploma waarmee een basisopleiding wordt afgesloten.
Er zullen volgens Van der Ploeg studies komen, zoals techniek of geneeskunde, waar een ruime meerderheid verder mag met de vervolgopleiding. Voor andere studie zal strenger moeten worden geselecteerd. Dat systeem zal zich grotendeels zelf kunnen reguleren, denkt hij. Zolang de universiteiten en hogescholen maar geld van buitenaf mogen halen. En de vrijheid krijgen om de hoogte van hun eigen collegegeld te bepalen.
Van der Ploeg denkt dat in de toekomst de koopkrachtige vraag van studenten en werkgevers, of dat nu bedrijven, ziekenhuizen of ministeries zijn, gaat bepalen welke opleidingen er wel of niet in de tweede fase komen. De overheid kan zich uit grote delen van het hoger onderwijs terugtrekken en zijn geld besteden aan opleidingen waar de markt geen belangstelling voor heeft, bijvoorbeeld op het gebied van cultuur.
,,Een gedeeltelijke privatisering ja, maar laten we er geen doekjes om winden. Ook nu al organiseren hogescholen samen met Britse universiteiten professional-mastersopleidingen, waar de studenten stevig voor moeten betalen. En aan de universiteiten is een groeiende markt voor postdoctorale cursussen, zoals de opleiding voor journalistiek in Rotterdam.” Wel wil hij pleiten voor leningen aan studenten die zo’n opleiding niet zelf kunnen betalen. Ook als ze in het buitenland verder willen studeren. Het zou de concurrentie met andere landen aangenaam versterken, denkt Van der Ploeg. (HOP/M.W.)
Wil ‘paars’ veel te veel op het hoger onderwijs bezuinigen, in een te korte tijd? Aan de vooravond van Prinsjesdag is CDA- veteraan Ad Lansink uitermate somber. ,,Ik zie het niet lukken.” Vanuit de coalitiepartijen klinken heel andere geluiden. Zeker, het is pijnlijk, maar onvermijdelijk. Studenten moeten gewoon harder werken, universiteiten en hogescholen stevenen af op een nieuwe taakverdelingsoperatie. Het geld moet immers èrgens vandaan komen.
AD LANSINK (CDA):
‘Ik geloof niet dat dit lukt’
,,In vier jaar 1,6 miljard gulden bezuinigen op de studiefinanciering, terwijl daar nu 4,5 miljard aan wordt uitgegeven. Dat is een volstrekt onmogelijke opgave.” CDA-er Ad Lansink voorspelt minister Ritzen aan de vooravond van Prinsjesdag grote problemen. Er lag nog 600 miljoen van de ‘oude’ minister Ritzen, en nu komt er nog eens een miljard bij.
Nu hij tot de oppositie behoort, kan de veteraan in de CDA- fractie een glimlach niet onderdrukken. Omdat Ritzen nu meer bezuinigt dan hij na de verkiezingen aanvaardbaar achtte, en omdat ,,nog maar acht jaar geleden” de rollen omgekeerd waren. ,,Toen we in 1986 het bestaande stelsel invoerden riep Wallage (PvdA, destijds in de oppositie, red.) dat het allemaal te zuinig was, terwijl ik met tomaten en eieren werd bekogeld. Nu kan het opeens allemaal wel.”
Paars bezuinigt 600 miljoen gulden teveel op de beurzen, vindt Lansink, en dat gebeurt ook nog eens op de verkeerde manier. Door verder te gaan op de ingeslagen weg van tempobeurs, meer lenen en grotere afhankelijkheid van het ouderlijk inkomen, had het kabinet ook kunnen bezuinigen. Dan was een zekere rust bewaard gebleven. Nu kiest het kabinet echter voor een nieuwe aanpak.
Lansink bestrijdt de premiebeurs, gekoppeld aan de beperking van de studiefinanciering tot cursusduur. Het principe om studenten te laten lenen, en die lening pas achteraf, bij voldoende prestaties, in een beurs om te zetten, stuit hem tegen de borst. ,,Het is een heel harde maatregel. In feite komt het neer op een temponorm van 100 procent. Heel wat studenten halen dat niet. Is het rechtvaardig om hun met een forse lening op te zadelen?”
Ook de bezuinigingen op het hoger onderwijs wijst Lansink af. ,,Als je in de regeringsverklaring zulke mooie woorden spreekt over het belang van kennis voor Nederland, kun je niet met goed fatsoen 500 miljoen bij het hoger onderwijs weghalen.” Het is bovendien een kortzichtige ingreep. Omdat dedifferentiatie van de cursusduur op zijn vroegst na de eeuwwisseling geld oplevert, zijn de instellingen volgens Lansink gedwongen fors te snijden in hun personeel. ,,De ervaring leert dat de opbrengst van zo’n operatie zeer beperkt is.”
Hooggestemde idealen
Er zijn best alternatieve bezuinigingen mogelijk, vindt Lansink. Het kabinet had van hem meer mogen snijden in de sociale zekerheid, of in de rijksbijdragen in de volksverzekeringen. De energieheffingen kunnen nog wat omhoog.
De plannen om het onderwijs te herstructureren zijn volgens Lansink ondoordacht. ,,Ik geloof niet dat dit zal lukken. Het lijkt wel alsof paars is vergeten hoe het destijds ging toen de Kamer over de twee-fasenstructuur debatteerde. Men had hooggestemde idealen over een beperkt aantal studenten dat naar de tweede fase mocht. Daar is ook niets van terechtgekomen. Veel bachelors zullen willen doorstuderen. Dat zie je nu al in het hbo.”
De verkorting van de cursusduur maakt Lansink huiverig. In het hbo moet het volgens hem mogelijk zijn om hier en daar goede driejarige basisopleidingen samen te stellen. Maar universitaire studies lenen zich daar niet voor. ,,Hooguit rechten.”
Niet dat Lansink het onverstandig vindt om over differentiatie van opleidingen te praten. Zeker niet. Alleen loopt het kabinet wel érg hard. Hoe moet het bijvoorbeeld met de persoonlijke ontplooiing, binnen en buiten de studie als die slechts drie jaar duurt? ,,Ik ben geweldig bang voor verschoolsing, ook van het hbo.”
Het plan om de gemiddelde cursusduur te verkorten is volgens Lansink een financiële noodgreep geweest. ,,Er kon niet nog meer op de studiefinanciering worden bezuinigd.” De woedende reacties van instellingen en studenten hadden kunnen worden voorkomen, door eerst met hen te gaan overleggen, en pas daarna naar mogelijke opbrengsten te kijken. Die weg moet het kabinet alsnog inslaan, meent Lansink. ,,Er kan best wat worden bereikt, want iedereen is voor differentiatie.” Het kabinet moet het wel interessant maken. ,,Je kunt premies uitloven voor universiteiten en hogescholen die hun studenten snel naar het diploma leiden, of meer vrijheid bieden om inkomsten van sponsors of contractonderzoek naar eigen goeddunken te laten besteden.” (HOP/P.E.)
JOKE JORRITSMA (D66):
‘We zullen niet het onmogelijke eisen’
,,De keus is gemaakt en ik heb hem ondertekend, dus het moet maar”, zegt Joke Jorritsma (D66) over de bezuinigingen op het hoger onderwijs. ,,Leuk is het natuurlijk niet, maar in ieder geval is het beter dan bezuinigen op primair en voortgezet onderwijs.” En het hoeft ook niet ten koste te gaan van de zo belangrijk geachte ‘kennisinfrastructuur’, denkt ze. ,,Dat gaat toch meer over wat je doet met kennis. Het onderwijs loopt daar als het ware naast.”
Jorritsma heeft nog geen idee waar de komende jaren de klappen vallen. Ze zit in de Kamer om voorstellen van de regering te beoordelen, zegt ze, niet om ze zelf te maken. Al kan ze zich wel indenken welke richting het op zal gaan. ,,Het is bijvoorbeeld een beetje onzin om drie opleidingen sterrenkunde in stand te houden met minder dan vijftig studenten. En we kunnen er voor zorgen dat die enorme, uitdijende overhead in het hoger onderwijs wat minder wordt. Al die mensen die zich helemaal niet met onderzoek en onderwijs bezig houden.”
De voormalige schooldecaan werpt de gedachte verre van zich dat de voorgenomen herziening van het hoger onderwijs is uitgevonden om flink te kunnen snoeien op de budgetten van universiteiten, hogescholen en studenten. ,,Een stelsel met opleidingen die allemaal vier jaar duren is gewoon van een onzinnige starheid”, zegt ze, ,,net als een stelsel waarin alle studies drie jaar duren.” Ook zonder bezuinigingen is het volgens haar nodig dat daar wat aan verandert.
In het hoger onderwijs moeten basisopleidingen komen met een gemiddelde cursusduur van drie jaar, vindt Jorritsma. Sommige studies kunnen korter worden, terwijl andere, zoals de technische opleidingen, wat langer zullen duren. Voor degenen die heel goed zijn kan er een vervolg aan worden vastgeplakt. Maar hoe het er precies uit gaat zien, weet ze nog niet. Ook daarvoor wacht ze liever eerst de voorstellen van het kabinet af. En de inbreng van instellingen en studenten.
Overdreven
Het is makkelijk om te roepen dat de opleidingen niet korter kunnen omdat het onderwijs te slecht is, stelt Jorritsma. Een groter probleem is volgens haar dat veel studenten het huidige niveau niet aankunnen, terwijl voor hen geen alternatief beschikbaar is. ,,Er wordt geklaagd over studenten die zitten te breien, te eten en de krant te lezen tijdens het college”, zegt ze. ,,Of over studenten die helemaal niet komen opdagen. Een vier- of vijfjarige studie is voor sommigen blijkbaar te zwaar. Juist voor hen biedt het nieuwe stelsel mogelijkheden.”
De nieuwe bachelors zullen ook zeker aan de slag komen, is Jorritma’s overtuiging. Want waarom zou het bedrijfsleven geen behoefte hebben aan redelijk gevormde mensen, die veel goedkoper zijn dan de hoger opgeleiden van nu? ,,Ze kunnen in de praktijk verder worden opgeleid”, zegt ze. ,,Dat verbetert ook nog eens de aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt. Wie betaalt, bepaalt per slot van rekening.” Het is gewoon een kwestie van wennen, vindt ze.
Ook over de aangekondigde bezuinigingen op studiefinanciering maakt Jorritsma zich voorlopig niet al te veel zorgen. Zolang er maar garanties zijn voor de toegankelijkheid van het hoger onderwijs en de studeerbaarheid van onderwijsprogramma’s. ,,We zullen niet het onmogelijke eisen van studenten, ook als we er niet in slagen dat miljard bij elkaar te krijgen.”
Zelf vindt ze het belangrijk dat de hoogte van de beurzen niet wordt aangetast. De periode waarin die wordt uitbetaald kan daarentegen best wat korter. Jorritsma: ,,Ik ben er een groot voorstander van dat je dingen naast je studie doet, maar ik vind het ook een beetje overdreven om te zeggen dat je nul studiepunten kunt halen als je in een bestuur zit. Ik weet datuit ervaring. Ik heb het vroeger zelf ook gedaan.” (HOP/M.W.)
MONIQUE DE VRIES (VVD):
‘Je kunt ook boeken lezen als je babysit’
Een half miljard bezuinigen op het hoger onderwijs: het klinkt misschien hard, maar het kan niet anders, vindt M. de Vries, na de verkiezingen voor de VVD toegetreden tot de Tweede Kamer. ,,Er is in het verleden al zoveel bezuinigd op basis- en voortgezet onderwijs. En ik zie ook wel mogelijkheden.”
Op de lange termijn denkt zij dat de differentiatie van opleidingen geld kan besparen, al ziet zij nog niet precies voor zich hoe die er uit kan zien. Driejarige basisopleidingen acht zij in elk geval ’te rigide’. Mogelijk is het in een aantal gevallen zinnig om een gezamenlijke propaedeuse voor wetenschappelijk en hoger beroepsonderwijs in te richten, denkt De Vries. Daarin kunnen studenten zich oriënteren op een meer wetenschappelijk, of een meer praktisch vervolg van hun studie.
Differentiatie van studies levert pas na de eeuwwisseling geld op. Voor de korte termijn zijn andere oplossingen nodig. De Vries benadrukt dat zij de definitieve keuzes wil overlaten aan de universiteiten en hogescholen. Meedenken wil zij wel. ,,Is het nodig dat je in een gebied met de omvang van greater London op zoveel plaatsen dezelfde studies kunt doen? Twee universiteiten in Amsterdam, één in Leiden, Rotterdam, Utrecht. Daar zijn studies bij met weinig studenten. Toen ik Italiaans studeerde in Leiden vroeg ik me soms al af of het echt nodig is dat al die studies beschikken over een eigen bibliotheek, een eigen hoogleraar. Je kunt aan tien studenten even goed literatuuronderwijs geven als aan twee of drie. De conservatoria in Den Haag en Utrecht hebben samen een operaklas. Dat werkt perfect. Samen kunnen ze een mooie produktie maken.”
De Vries vraagt zich voorts af of ,,al die nieuwe studies wel zo renderend zijn”. ,,Kunnen die niet bij meer traditionele opleidingen worden ondergebracht?”
,,Zonde van het geld en de energie”, vindt De Vries in elk geval wat uitgelote studenten geneeskunde in Amsterdam overkomt, als zij een jaar uitwijken naar medische biologie, en dan alsnog worden ingeloot. De propaedeuses van beide studies bevatten voor een groot deel dezelfde vakken, maar geneeskunde geeft niet één vrijstelling.
Zielig
Samenvoegen danwel opheffen: vooral de universiteiten voorspellen massale ontslaggolven, die hun handenvol geld aan uitkeringen zullen kosten. Overdreven, vindt De Vries. ,,De instellingen weten nu al hoeveel er moet worden bezuinigd en kunnen dus vanaf nu minder mensen gaan aanstellen. Het is ook bekend dat er minder studenten komen door de daling van het aantal geboorten.”
Studenten krijgen vanaf volgend jaar nog maar vier jaar een beurs. Deze wordt bovendien uitbetaald als een lening, die pas wordt omgezet in een beurs als de student voldoendestudiepunten haalt. Een prestatie-element waar de VVD warm voorstander van is. De Vries hoopt dat beide maatregelen scholieren er toe zullen aanzetten minder vrijblijvend een keus te maken, wat ook weer tot een bezuiniging kan leiden. Geen sporthallen vol omgemotiveerde rechtenstudenten meer. ,,Al die (her)tentamens die moeten worden nagekeken! Dat geld kan beter worden besteed.” Minder maar beter. Dat verhoogt het rendement van de opleiding, en ,,het is ook prettiger voor studenten en docenten.”
Vier jaar beurs is volgens De Vries genoeg. Zeker voor alfa- en gammastudies. Daar zijn de programma’s flexibel. Ze laten voldoende ruimte over voor andere bezigheden. Studenten moeten niet doen alsof ze zielig zijn. Wie desondanks meer tijd nodig heeft, hoeft volgens De Vries niet automatisch te worden opgescheept met een lening. ,,Je kunt ook boeken lezen als je nachtdienst doet of babysit.” Bèta’s en medici hebben meer te doen. Maar zij kunnen best wat geld lenen, vindt De Vries. Tenslotte komen zij ,,goed terecht, en kunnen dus hun investering vrij gemakkelijk terugverdienen”.
Bovendien beseffen studenten ,,donders goed welk risico zij nemen als zij voor een studie kiezen”. Met de ene studie kom je nu eenmaal makkelijker aan werk dan met de andere. (HOP/P.E.)
RICK VAN DER PLOEG (PVDA):
‘Niet zeuren maar werken’
,,Heel vervelend”, vindt Rick van der Ploeg (PvdA) de bezuinigingen, ,,misschien wel onevenredig zwaar.” Of sterker nog, als hij heel eerlijk is, ,,the limit”. Maar ja, op vele terreinen moet worden ingeleverd, dus kan het hoger onderwijs niet buiten schot blijven. Van der Ploeg wenst zich dan ook loyaal aan de taakstelling van het nieuwe kabinet te houden, al weet hij nog niet precies waar het geld de komende jaren vandaan moet komen. Daarvoor wacht hij liever eerst de voorstellen van minister Ritzen af.
Bezuinigen op studiefinanciering, dat is wel te verkopen denkt Van der Ploeg, zolang de toegankelijkheid van het hoger onderwijs niet in gevaar komt en er een goede regeling is voor de terugbetaling van schulden. Het idee van de prestatiebeurs, die studenten afrekent op geleverde prestaties, is terecht in deze tijd, denkt hij. Bovendien kan de studiefinanciering best worden teruggebracht tot de officiële cursusduur. Studenten die naast hun studie allerlei extra activiteiten willen ondernemen, moeten dat maar in hun eigen tijd doen. ,,Als ik kijk naar leeftijdsgenoten die hard staan te werken in een garagebedrijf, dan pik ik het gewoon niet dat studenten daar geld voor eisen. Dan zeg ik: niet zeuren, maar werken.”
Het nieuwe kamerlid is vooral teleurgesteld over ,,het halve miljard dat de hogescholen en universiteiten voor hun kiezen krijgen”. Het geeft zoveel druk, dat de instellingen nauwelijks te bewegen zullen zijn tot een serieus gesprek over een stelselherziening, denkt hij. En toch is het volgens hem dringend nodig dat er, ook zonder de noodzaak tot bezuinigen, een flexibel bestel komt dat beter aansluit bij de wensen van studenten en werkgevers. ,,Ik durf daarvoor best de woorden’emancipatie van het hoger onderwijs’ in de mond te nemen.”
Werkervaring
Een basisopleiding van drie jaar universiteit of vier jaar hoger beroepsonderwijs moet er komen, vindt Van der Ploeg. Met daarna, het liefst na enige jaren werkervaring, een vervolg voor wie dat wil en kan. Een stelsel, waarin studenten als mondige consumenten van hun docenten eisen dat ze uitstekend onderwijs krijgen. En een stelsel waarin studenten de vrijheid nemen om te kiezen voor minder voor de hand liggende combinaties van studies. ,,Een heao’er met een masters in de psychologie, dat vind ik pas interessant. Gekke combinaties leveren aantrekkelijke mensen op. Ook voor de arbeidsmarkt.”
Van der Ploeg houdt ervan zichzelf als voorbeeld te nemen om zijn ideaal aan te prijzen. In Engeland volgde hij een driejarige opleiding in de wis- en natuurkunde. ,,Verder heb ik geen opleiding gehad”, zegt hij. ,,Het was voor mij voldoende om hoogleraar economie te worden. Je zal mij niet horen zeggen dat er in de huidige opleidingen een hoop dor hout zit, maar ik had al die detailvakken uit een vierjarig programma gewoon niet nodig voor mijn verdere carrière. Studenten moeten de vrijheid krijgen om voor zo’n route te kiezen.”
De basisopleiding moet een nieuwe opleiding worden, vindt Van der Ploeg, een soort tussenopleiding, waarmee studenten die niet verder willen, en in het huidige stelsel massaal afvallen, in ieder geval terecht kunnen op de arbeidsmarkt. ,,Want laten we wel wezen”, zegt hij, ,,het gros heeft in zijn werk niet meer nodig dan wat ze in hun eerste twee jaar hebben geleerd. We hoeven niet allemaal wetenschapper te worden en ik geloof ook niet dat het bedrijfsleven echt zit te wachten op al die doctorandussen. Het gaat er niet om dat er kennis in wordt gestampt, maar dat studenten leren denken.”
Privatisering
De flexibiliteit van het systeem moet volgens Van der Ploeg vooral komen van de één à tweejarige vervolgopleidingen. Het idee van D66 om al variatie aan te brengen in de duur van de eerste fase wijst hij af. Het zou de deur openzetten naar allerlei onaangename discussies over het niveau van studies. Bovendien wordt dan volstrekt onduidelijk wat de waarde is van het diploma waarmee een basisopleiding wordt afgesloten.
Er zullen volgens Van der Ploeg studies komen, zoals techniek of geneeskunde, waar een ruime meerderheid verder mag met de vervolgopleiding. Voor andere studie zal strenger moeten worden geselecteerd. Dat systeem zal zich grotendeels zelf kunnen reguleren, denkt hij. Zolang de universiteiten en hogescholen maar geld van buitenaf mogen halen. En de vrijheid krijgen om de hoogte van hun eigen collegegeld te bepalen.
Van der Ploeg denkt dat in de toekomst de koopkrachtige vraag van studenten en werkgevers, of dat nu bedrijven, ziekenhuizen of ministeries zijn, gaat bepalen welke opleidingen er wel of niet in de tweede fase komen. De overheid kan zich uit grote delen van het hoger onderwijs terugtrekken en zijn geld besteden aan opleidingen waar de markt geen belangstelling voor heeft, bijvoorbeeld op het gebied van cultuur.
,,Een gedeeltelijke privatisering ja, maar laten we er geen doekjes om winden. Ook nu al organiseren hogescholen samen met Britse universiteiten professional-mastersopleidingen, waar de studenten stevig voor moeten betalen. En aan de universiteiten is een groeiende markt voor postdoctorale cursussen, zoals de opleiding voor journalistiek in Rotterdam.” Wel wil hij pleiten voor leningen aan studenten die zo’n opleiding niet zelf kunnen betalen. Ook als ze in het buitenland verder willen studeren. Het zou de concurrentie met andere landen aangenaam versterken, denkt Van der Ploeg. (HOP/M.W.)
Comments are closed.