Frankrijk heeft gebrek aan ingenieurs en bedrijven in dat land voelen zich genoopt buiten de landsgrenzen naar jong talent te zoeken. Reden genoeg voor de TU om volgende week donderdag een middag te organiseren over carrièremogelijkheden van Delftse ingenieurs in Frankrijk.
Daniel Bernard, de Franse ambassadeur en één van de sprekers, probeert uitwisseling van studenten en onderzoekers zo veel mogelijk te bevorderen. ,,In Frankrijk heeft een ingenieur een heel hoge status. Iedere moeder is er trots op een zoon te hebben die ingenieur is.”
Hoewel Bernard er onlangs in een interview in NRC-Handelsblad openlijk voor uitkwam dat hij de post Den Haag eigenlijk te min vindt, loopt hij de kantjes er zeker niet af. Aan de relatie tussen Nederland en Frankrijk kan volgens Bernard veel verbeterd worden en dat geldt zeker voor onderwijs. Het woord ‘uitwisseling’ ligt Bernard op de lippen bestorven en de ambassadeur maakt er persoonlijk werk van. ,,Ik heb besloten om alle Nederlandse universiteiten te bezoeken; ik heb er nu een half dozijn gehad”, meldt de Franse diplomaat. Delft is op 23 maart de volgende gelukkige.
Het is niet alleen de Europese gedachte die de ambassadeur in beweging brengt, meer misschien nog de Franse. ,,Het niveau van Nederlandse onderzoekers is heel hoog. Duitsland is onze eerste partner; Nederland zou mijns inziens onze tweede partner moeten zijn. Ik wil in contact komen met docenten èn studenten. Wanneer studenten op het idee gebracht worden naar Frankrijk te gaan, vind ik mijn bezoek al geslaagd.”
Hoewel de ambassadeur àlle universiteiten bezoekt en uitwisseling op ieder vakgebied na zegt te streven, is het duidelijk waar zijn prioriteiten liggen. Frankrijk heeft namelijk ingenieurs nodig, en aangezien de eigen voorraad is uitgeput, gaan Franse bedrijven op zoek in het buitenland. Achterovergeleund in zijn stoel in zijn schitterend ingerichte kamer in de Franse ambassade legt Bernard, niet zonder gevoel voor chauvinisme, uit hoe het komt dat een land als Frankrijk zelf niet genoeg ingenieurs kan leveren. Af en toe vult zijn adviseur hem aan wanneer de ambassadeur de draad even kwijt is.
Allerbesten
,,Onze economie maakt een enorme groei door. Er is sprake van een echte economische revolutie. Momenteel zijn we het op drie na meest exporterende land ter wereld. Daarom zijn er steeds meer ingenieurs nodig. De opleidingen kunnen dat niet bijhouden.” Maar de oorzaak ligt ook in het Franse onderwijssyteem. In Frankrijk wordt er nog tegen een ingenieur opgekeken; paradoxaal genoeg is het gevolg dat er juist minder mensen een ingenieursopleiding gaan volgen.
,,Traditioneel wordt er in ons voortgezet onderwijs alleen geselecteerd op de vakken wiskunde en natuurkunde. Alleen de allerbesten stromen door naar de Grandes Écoles (technische universiteiten, red.), waarvan de École Polytechnique de meestprestigieuze is. Deze opleidingen staan in het teken van selectie en competitie, zodat alleen de allerbesten overblijven.
De universiteiten, die vrije toegang bieden, hebben bij elkaar anderhalf miljoen studenten, terwijl de Grandes Écoles er slechts vijftigduizend herbergen. Daarnaast duren deze opleidingen vijf jaar in plaats van drie of vier jaar in veel andere landen.”
Het gevolg is dat ,,iedere moeder trots is een zoon te hebben die een opleiding aan een Grande École gevolgd heeft en dat Franse ingenieurs zeer gerespecteerde burgers zijn.” Een groot deel van de captains of industry is, in tegenstelling tot in Nederland, dan ook ingenieur.
Droit divin
Op het moment wordt er echter in Frankrijk volgens Bernard hard aan gewerkt om meer ingenieurs af te leveren, zodat het tekort over drie of vier jaar is weggewerkt. Tot die tijd werven Franse bedrijven hun mensen waarschijnlijk in het buitenland, en daarbij maken Nederlandse ingenieurs een goede kans. ,,Franse bedrijven schatten Nederlandse ingenieurs hoog in. Op een aantal terreinen worden hier heel goede mensen afgeleverd, bijvoorbeeld voor de scheikundige en keramische industrie en de techniek van het bouwen van dijken.”
De taal hoeft volgens Bernard geen probleem te zijn wanneer Nederlandse ingenieurs hun heil in Frankrijk zoeken. ,,Natuurlijk hebben Franse bedrijven een voorkeur voor mensen die Frans spreken. Maar er heerst in Nederland een traditie om snel talen te kunnen leren. Na een half jaar in Frankrijk spreken de meesten heel goed Frans. Aan de andere kant spreken Fransen ook steeds beter Engels.”
Wanneer het verschil tussen de Franse en Hollandse bedrijfscultuur ter sprake komt, doet de ambassadeur zijn best dit verschil te relativeren. ,,Er bestaan twee karikaturen. De karikatuur van de Franse firma waar iedereen de bevelen van zijn meerderen op moet volgen, waar de president er een soort droit divin op nahoudt. En de karikatuur van de Nederlandse onderneming waar tot in eeuwigheid op alle niveau’s gediscussieerd en vergaderd wordt. Maar Nederlandse en Franse bedrijven zijn helemaal niet zo verschillend meer. Natuurlijk zijn Fransen wat hiërarchischer ingesteld en heerst er in Nederland een grotere democratische traditie. En het is inderdaad nog steeds zo dat Franse zakenmensen die voor het eerst in Nederland geweest zijn, verbaasd terugkomen. Maar je moet het verschil niet overdrijven.”
Ambassadeur Bernard: ,,Er heerst in Nederland een traditie om snel talen te kunnen leren” (Klik voor grotere foto)
Frankrijk heeft gebrek aan ingenieurs en bedrijven in dat land voelen zich genoopt buiten de landsgrenzen naar jong talent te zoeken. Reden genoeg voor de TU om volgende week donderdag een middag te organiseren over carrièremogelijkheden van Delftse ingenieurs in Frankrijk. Daniel Bernard, de Franse ambassadeur en één van de sprekers, probeert uitwisseling van studenten en onderzoekers zo veel mogelijk te bevorderen. ,,In Frankrijk heeft een ingenieur een heel hoge status. Iedere moeder is er trots op een zoon te hebben die ingenieur is.”
Hoewel Bernard er onlangs in een interview in NRC-Handelsblad openlijk voor uitkwam dat hij de post Den Haag eigenlijk te min vindt, loopt hij de kantjes er zeker niet af. Aan de relatie tussen Nederland en Frankrijk kan volgens Bernard veel verbeterd worden en dat geldt zeker voor onderwijs. Het woord ‘uitwisseling’ ligt Bernard op de lippen bestorven en de ambassadeur maakt er persoonlijk werk van. ,,Ik heb besloten om alle Nederlandse universiteiten te bezoeken; ik heb er nu een half dozijn gehad”, meldt de Franse diplomaat. Delft is op 23 maart de volgende gelukkige.
Het is niet alleen de Europese gedachte die de ambassadeur in beweging brengt, meer misschien nog de Franse. ,,Het niveau van Nederlandse onderzoekers is heel hoog. Duitsland is onze eerste partner; Nederland zou mijns inziens onze tweede partner moeten zijn. Ik wil in contact komen met docenten èn studenten. Wanneer studenten op het idee gebracht worden naar Frankrijk te gaan, vind ik mijn bezoek al geslaagd.”
Hoewel de ambassadeur àlle universiteiten bezoekt en uitwisseling op ieder vakgebied na zegt te streven, is het duidelijk waar zijn prioriteiten liggen. Frankrijk heeft namelijk ingenieurs nodig, en aangezien de eigen voorraad is uitgeput, gaan Franse bedrijven op zoek in het buitenland. Achterovergeleund in zijn stoel in zijn schitterend ingerichte kamer in de Franse ambassade legt Bernard, niet zonder gevoel voor chauvinisme, uit hoe het komt dat een land als Frankrijk zelf niet genoeg ingenieurs kan leveren. Af en toe vult zijn adviseur hem aan wanneer de ambassadeur de draad even kwijt is.
Allerbesten
,,Onze economie maakt een enorme groei door. Er is sprake van een echte economische revolutie. Momenteel zijn we het op drie na meest exporterende land ter wereld. Daarom zijn er steeds meer ingenieurs nodig. De opleidingen kunnen dat niet bijhouden.” Maar de oorzaak ligt ook in het Franse onderwijssyteem. In Frankrijk wordt er nog tegen een ingenieur opgekeken; paradoxaal genoeg is het gevolg dat er juist minder mensen een ingenieursopleiding gaan volgen.
,,Traditioneel wordt er in ons voortgezet onderwijs alleen geselecteerd op de vakken wiskunde en natuurkunde. Alleen de allerbesten stromen door naar de Grandes Écoles (technische universiteiten, red.), waarvan de École Polytechnique de meestprestigieuze is. Deze opleidingen staan in het teken van selectie en competitie, zodat alleen de allerbesten overblijven.
De universiteiten, die vrije toegang bieden, hebben bij elkaar anderhalf miljoen studenten, terwijl de Grandes Écoles er slechts vijftigduizend herbergen. Daarnaast duren deze opleidingen vijf jaar in plaats van drie of vier jaar in veel andere landen.”
Het gevolg is dat ,,iedere moeder trots is een zoon te hebben die een opleiding aan een Grande École gevolgd heeft en dat Franse ingenieurs zeer gerespecteerde burgers zijn.” Een groot deel van de captains of industry is, in tegenstelling tot in Nederland, dan ook ingenieur.
Droit divin
Op het moment wordt er echter in Frankrijk volgens Bernard hard aan gewerkt om meer ingenieurs af te leveren, zodat het tekort over drie of vier jaar is weggewerkt. Tot die tijd werven Franse bedrijven hun mensen waarschijnlijk in het buitenland, en daarbij maken Nederlandse ingenieurs een goede kans. ,,Franse bedrijven schatten Nederlandse ingenieurs hoog in. Op een aantal terreinen worden hier heel goede mensen afgeleverd, bijvoorbeeld voor de scheikundige en keramische industrie en de techniek van het bouwen van dijken.”
De taal hoeft volgens Bernard geen probleem te zijn wanneer Nederlandse ingenieurs hun heil in Frankrijk zoeken. ,,Natuurlijk hebben Franse bedrijven een voorkeur voor mensen die Frans spreken. Maar er heerst in Nederland een traditie om snel talen te kunnen leren. Na een half jaar in Frankrijk spreken de meesten heel goed Frans. Aan de andere kant spreken Fransen ook steeds beter Engels.”
Wanneer het verschil tussen de Franse en Hollandse bedrijfscultuur ter sprake komt, doet de ambassadeur zijn best dit verschil te relativeren. ,,Er bestaan twee karikaturen. De karikatuur van de Franse firma waar iedereen de bevelen van zijn meerderen op moet volgen, waar de president er een soort droit divin op nahoudt. En de karikatuur van de Nederlandse onderneming waar tot in eeuwigheid op alle niveau’s gediscussieerd en vergaderd wordt. Maar Nederlandse en Franse bedrijven zijn helemaal niet zo verschillend meer. Natuurlijk zijn Fransen wat hiërarchischer ingesteld en heerst er in Nederland een grotere democratische traditie. En het is inderdaad nog steeds zo dat Franse zakenmensen die voor het eerst in Nederland geweest zijn, verbaasd terugkomen. Maar je moet het verschil niet overdrijven.”
Ambassadeur Bernard: ,,Er heerst in Nederland een traditie om snel talen te kunnen leren” (Klik voor grotere foto)
Comments are closed.