Studenten zijn de basisbeurs niet voor niets kwijt, bezweert minister Bussemaker. Ze zet alles op alles om de vrijgekomen miljoenen goed te besteden. “Ik wil studenten straks nog wel onder ogen kunnen komen.”
Duizenden eerstejaars beginnen aan hun studie, velen van hen gaan voor het eerst uit huis. Wat zou minister Jet Bussemaker van Onderwijs hun op het hart willen drukken? “Straks ga ik allemaal wijze woorden spreken over lenen voor je studie, en dat je alles weer moet terugbetalen”, lacht ze. “Maar ik zou eerst tegen studenten willen zeggen: benut de kansen die je hebt ten volle. Ga eens kijken bij studentenverenigingen, studieverenigingen, sportverenigingen… Je studietijd is een vormende periode.”
Studeren gaat niet alleen over vakken halen, wil de minister van onderwijs maar zeggen. Zelf bracht ze haar studententijd door in Amsterdam, waar ze politicologie studeerde. Ze deed wetenschappelijk onderzoek, ging de politiek in en werd jaren later collegevoorzitter van de Hogeschool van Amsterdam. Maar het begon allemaal aan de universiteit. “Ik speelde piano, deed mee aan allerlei cursussen”, herinnert ze zich. “Ik heb me zelfs eens opgegeven voor een theatervoorstelling. Gewoon, vond ik leuk om te doen.”
En wat zijn dan de wijze woorden over studieleningen?
“Ga er bewust mee om, maak je eigen afweging. De lening en aanvullende beurs zijn bedoeld voor je studie, niet om leuk van op vakantie te gaan. Studenten kunnen een bijbaan nemen. Werken in de horeca kan leuk en gezellig zijn, maar je kunt ook werk zoeken dat een beetje aansluit bij je studie. Vergeet sowieso niet om studiefinanciering aan te vragen, want dan krijg je een ov-studentenkaart.”
Studeren zonder basisbeurs
Het is het belangrijkste politieke wapenfeit van de minister: nieuwe bachelor- en masterstudenten krijgen geen basisbeurs meer. Tegenstanders waarschuwden dat minder jongeren zouden willen gaan studeren, maar vooralsnog lijkt het erop dat er net zo veel eerstejaars zijn als vorig jaar. Bussemaker: “Ik zei altijd: er kan een kleine dip komen in het aantal aanmeldingen, maar dat zal zich weer herstellen. Ik ben blij dat zelfs die dip er niet lijkt te zijn.”
Een lange neus naar uw critici?
“Iedereen moet zelf maar zijn conclusies trekken, maar ik voel me wel gesterkt. We hebben niet iets onredelijks gevraagd van jongeren. Nieuwe studenten zullen heus gebaald hebben, dat snap ik best. Maar dit is een enorme stap voorwaarts, we kunnen nu tot één miljard euro extra investeren in het hoger onderwijs.”
Hogescholen en universiteiten relativeren dat bedrag. Volgens hen is het veel minder.
“Het geld dat vrijkomt dankzij de invoering van het studievoorschot loopt op tot één miljard euro. Dat is gewoon zo. Dat hebben we allemaal in de tabellen gezet. Ik begrijp best dat universiteiten en hogescholen meer geld willen en het bedrag ter discussie stellen. Maar dit is het. Over de besteding gaan we kwaliteitsafspraken maken. Ik wil studenten straks wel onder ogen kunnen komen. Ik wil per se voorkomen dat het geld als zand tussen de vingers wegglijdt.”
In dat bedrag van een miljard zit bijvoorbeeld een bezuiniging van tweehonderd miljoen op de ov-studentenkaart. Gaat dat lukken?
“Daar ga ik vanuit. Er zijn onderwijsinstellingen waar je na vier uur een kanon kunt afschieten, omdat er helemaal niemand meer is. Dat is zonde, zeker als je bedenkt hoe duur die gebouwen zijn. Dus zeggen wij: denk eens na over betere spreiding. Dat maakt bovendien de ov-studentenkaart goedkoper en dat geld besteden we weer aan het hoger onderwijs.”
Vorig jaar pleitte u voor aanpassingen in de roosters. Dat werd u niet in dank afgenomen.
“Er zijn wat misverstanden ontstaan. Ik ga geen collegetijden voorschrijven. Maar Ron Bormans, de collegevoorzitter van de Hogeschool Rotterdam, zei meteen: ze denken toch niet dat ze onze roosters gaan bepalen? Daar zou ik tegen zeggen: kijk eens even wat de bedoeling is en ga met je collega’s in de regio om tafel zitten en bedenk hoe je je gebouwen optimaal kunt gebruiken.”
Is die houding in het afgelopen jaar veranderd?
“Dat is wisselend. Bij de ene instelling gaat het makkelijker dan bij de andere. Ik vind Zwolle een goed voorbeeld: daar zitten onderwijsinstellingen met vervoersbedrijven en de gemeente om tafel. Opleidingen hebben bijvoorbeeld één dag afstandsonderwijs ingevoerd, tot volle tevredenheid van studenten.”
Bezettingen in Amsterdam
Vorig jaar won Bussemaker de strijd om de basisbeurs. Maar het stof was nog niet neergedaald of in Amsterdam schoot de vlam in de pan met een wekenlange bezetting van het Maagdenhuis. De Amsterdamse actievoerders wisten de camera’s op zich gericht.
Wat was uw reactie op die bezetting?
“Ik probeerde te begrijpen wat de actievoerders wilden, maar het was niet zo simpel om daar zicht op te krijgen. Ik wilde bijvoorbeeld langsgaan in het Maagdenhuis, maar alleen als dat enigszins zou worden voorbereid en er geen geduw en getrek aan de deur zou ontstaan. Uiteindelijk ben ik er tijdens de bezetting niet geweest. Ze konden het maar niet eens worden. Er was altijd wel iemand tegen mijn komst of tegen het onderwerp dat we wilden bespreken.
Ik herkende de onderstroom van het protest: docenten die zich geen eigenaar van hun studie voelen en studenten die vinden dat het te veel over kwantitatieve resultaten gaat. Maar wat je niet moet vergeten is dat de protesten in een groot deel van het land helemaal geen weerklank vonden. Ik vroeg het aan studenten bij de Radboud Universiteit: die herkenden de klachten nauwelijks. Alleen twee Duitse studenten hadden daar kritiek.”
Was het een Amsterdams feestje?
“Amsterdam is natuurlijk licht ontvlambaar en de Universiteit van Amsterdam heeft een lange geschiedenis met studentenprotesten. Voor journalisten is Amsterdam ook bijzonder. Ga eens in Maastricht of Groningen kijken, heb ik wel eens gezegd. Of bij de Christelijke Hogeschool Ede: dat is een totaal andere wereld. Bij de diploma-uitreiking sta je in een kerk. Alles is daar zo netjes en geordend.”
U heeft Kamerleden er wel eens op aangesproken dat ze vooral over universiteiten praten als het over hoger onderwijs gaat.
“Ja, dat vind ik heel slecht. In de Eerste Kamer is het nog erger. Daar zitten veel hoogleraren uit de Randstad. Vergeet vooral niet wat er elders gebeurt, denk ik dan. In andere steden en in het hoger beroepsonderwijs.”
Een nieuw politiek jaar
Nu het leenstelsel veilig door beide Kamers is geloodst en de rust in het Maagdenhuis is weergekeerd, start een nieuw politiek jaar. Bussemaker bespreekt met de Tweede Kamer haar strategische agenda voor het hoger onderwijs en verdedigt een wetsvoorstel dat de balans tussen medezeggenschap en bestuur moet verbeteren.
Hebben de acties in Amsterdam invloed gehad op uw plannen?
“Ik heb niets aangepast vanwege de protesten. Een groot deel lag er al en ik ben te autonoom om ineens van alles te gaan veranderen. Maar sommige problemen herken ik, dus daarin voelde ik me gesterkt.”
Zoals?
“Neem bijvoorbeeld de enorme hoeveelheid tijdelijke contracten in de wetenschap. Dat is op sommige punten echt doorgeschoten. Daar proberen we iets aan te doen. Aan universiteiten moet het onderwijs weer meer waardering krijgen en op hogescholen wil ik de lectoraten meer verbinden met het onderwijs. Die verbinding van onderwijs en onderzoek is vrij uniek, in Duitsland is dat veel meer gescheiden. Dus dat moeten we goed vasthouden.”
Volgens critici heeft u in uw wetsvoorstel over de medezeggenschap helemaal niet geluisterd naar de roep om democratisering.
“Ik las een boos stuk van de SP. Die wil dat studenten het college van bestuur gaan kiezen. Als je echt instellingen snel om zeep wil helpen, moet je dat doen. Er spelen gewoon heel ingewikkelde processen, zeker bij grote instellingen. Wie zulke wilde ideeën heeft, moet eens in het buitenland kijken. Er zijn universiteiten in Engeland waar studenten bijna niets te zeggen hebben en heel tevreden zijn en omgekeerd. Er is gewoon geen perfect systeem.”
Een meerderheid in de Tweede Kamer wil meer macht voor opleidingscommissies. Die zouden instemmingsrecht op het onderwijsprogramma moeten krijgen.
“Die motie is ingediend toen het wetsvoorstel al geschreven was. Het is niet mijn gewoonte om moties te negeren. Ik wil graag kijken hoe we de opleidingscommissies kunnen versterken. Maar ik waarschuw wel dat je er met alleen wettelijke wijzigingen niet komt. Moet je eens kijken hoeveel raden en commissies nauwelijks studenten kunnen vinden om zitting te nemen! We moeten over de medezeggenschapcultuur nadenken. Ik vind het idee van David van Reybrouck interessant, die voor loting pleit: studenten worden dan gewoon opgeroepen. Dan heb je niet altijd de usual suspects in de commissies. Je moet het niet alleen van formele instemming hebben.”
Toch hebben studenten aan de ene instelling veel meer te vertellen dan aan de andere. Moet dat niet gelijk worden getrokken?
“Ik waak ervoor om alles maar in regels te vatten. Wat zouden dan de minimumeisen moeten zijn? Zijn die voor een universiteit in Amsterdam hetzelfde als voor een kleine hogeschool in Zeeland? Bovendien worden minimumeisen al heel snel maximumnormen. Dat wordt dan wat iedereen gaat doen.”
Jet Bussemaker
Jet Bussemaker (1961) is sinds 2012 voor de Partij van de Arbeid minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap in het kabinet Rutte II. Ze studeerde politicologie aan de Universiteit van Amsterdam (UvA), waar ze ook promoveerde. Daarna werkte ze als docent en onderzoeker aan de UvA en de Vrije Universiteit, maar ook bij de overheid. In 2011 en 2012 was ze rector van de Hogeschool van Amsterdam. Bussemaker was aanvankelijk lid van GroenLinks, maar stapte over naar de PvdA en kwam in 1998 voor die partij in de Tweede Kamer. Van 2007 tot 2010 was ze staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport in het kabinet Balkenende IV.
Comments are closed.