Volgens MIT-onderzoeker Ernest Moniz waren de klimaatonderhandelingen in ‘Kopenhagen’ een groot succes. “Het zwart-witdenken van Kyoto is gelukkig voorbij.”
Wie is Ernest Moniz?
Ernest J. Moniz is directeur van het laboratorium voor energie en klimaat van het Massachusetts Institute of Technology (MIT) en lid van president Obama’s adviesraad voor wetenschap en technologie en Obama’s adviescommissie voor kernenergie. Als onderzoeker heeft hij zich vooral bezig gehouden met theoretische nucleaire fysica en energietechnologie en beleid. Van 1997 tot 2001 werkte hij als undersecretary (hoge ambtenaar) bij het Amerikaanse ministerie van energie.
“Look over there, Van Basten bought that house. Cruyff has a house around the corner.” Even lijkt hij op een schooljongen, de gerenommeerde MIT-onderzoeker, adviseur van Obama en voetbalfan, Ernest Moniz. Glunderend kijkt hij door het raam van de bus die hem van zijn hotel in Amsterdam naar de TU Delft brengt. Hij zal vandaag een lezing geven over klimaatproblemen en de energie-universiteit van de toekomst op uitnodiging van het Delft Energy Initiative (DEI). Op het programma staat ook een debat met energieambassadeur, Ivo Opstelten, onder leiding van een professioneel debater.
Het DEI is afgekeken van de al langer lopende ‘grotere broer’ MIT Energy Initiative, waar Moniz de directeur van is. “Heel fijn dat jullie ons hebben gekopieerd”, zegt Moniz met een glimlach.
Eén aspect heeft de TU overigens niet van MIT overgenomen: de energieambassadeur. “Wat doet zo iemand dan?” Moniz kan zijn verbazing over dit concept, waarbij een prominente Nederlander zonder verstand van energie het gezicht vormt van het Delftse energie-onderzoek, maar moeilijk verbergen. “En waar hebben we een debater voor nodig?” is zijn volgende vraag. Moniz houdt ervan om een beetje te provoceren. Hij is nog maar net op dreef.
U vindt dat de klimaatonderhandelingen in Kopenhagen een succes waren.
“Ja, dat is waarschijnlijk schokkend voor jullie om te horen, maar in Kopenhagen is een grote stap voorwaarts gezet. Tijdens de besprekingen daar is eindelijk glashelder geworden dat de Verenigde Naties niet het podium vormen waar de oplossingen gesmeed worden.
Ik ben een oude knoestige realist. Hoe kun je nu verwachten dat 196 landen het met elkaar eens worden? En het is ook nergens voor nodig. Twintig landen creëren ongeveer negentig procent van de vervuiling. Zij moeten het onderhandelingspodium vormen. Andere landen kunnen zich aansluiten, of niet. Dat maakt niet zoveel uit. In Kopenhagen had je kleine landen die de besprekingen ophielden. Een land als Tuvalu heeft de onderhandelingen een halve dag opgehouden door almaar te zeggen dat ze door klimaatverandering onder water verdwijnt. Dat verhaal kenden we natuurlijk al lang.”
Maar welke vooruitgang is er concreet geboekt in Kopenhagen?
“We zijn af van het zwart-witdenken dat door Kyoto was ontstaan: zij die hebben ondertekend en zij die dat niet hebben gedaan, de have’s en de have not’s. China, Brazilië, India, Zuid-Afrika en de Verenigde Staten hebben een nieuw fundament voor CO2-reducties gelegd. De overeenkomsten zijn weliswaar een reeks vrijblijvende toezeggingen. Zo neemt China zich voor om de koolstofintensiteit (het energieverbruik per eenheid van de productie) met veertig procent te reduceren, mits de VS zich ook aan de afspraken houden. En de VS zeggen toe dat zij ook hun uitstoot reduceren (ruim drie procent ten opzichte van 1990, red.), mits de senaat daarmee instemt.”
Dat levert niet genoeg op.
“Ik houd er niet van om de jeugd teleur te stellen. Ik was vroeger ook idealist. Maar ik ben pragmatisch geworden. We staan voor een enorme uitdaging. De energievraag van opkomende economieën zal de komende decennia enorm groeien. En die vraag is legitiem. We moeten hen daarin tegemoet komen. Tegelijkertijd moeten we de energiesector minder koolstofintensief maken. Nu halen we 85 procent van onze energie uit fossiele grondstoffen. Als de plannen uit Kopenhagen uitgevoerd worden, dan zien we dit decennium nog een afvlakking van de CO2-uitstoot. Zou ik graag meer resultaat zien? Ja, natuurlijk. Maar dit is al behoorlijk wat.”
Welke rol kunnen universiteiten spelen in het opschonen van energie?
“Universiteiten moeten cutting edge-technologie ontwikkelen. Daarbij moeten ze oog hebben voor kostenreductie van energie. Energie is niet te vergelijken met een apparaatje, zoals een telefoon. Het is een commodity (een grondstof, red.). Daar moeten universiteiten zich meer van bewust worden. Als mensen het licht aan doen, dan interesseert het ze niet hoe de elektronen die dan stromen, geproduceerd zijn. Opschalen van technologieën om de prijs omlaag te krijgen, is voor commodities van groot belang. Universiteiten moeten daar rekening mee houden en proberen spinoffs te creëren samen met het bedrijfsleven. De meeste zullen falen, maar dat is niet erg.”
Bij MIT deed u onderzoek naar de kolenvoorraad in de VS. U denkt dat die voorraden uiteindelijk gebruikt gaan worden en dat dit desastreuze gevolgen heeft voor het milieu. De overheid moet daarom volgens u kolencentrales financieren die CO2 afvangen en opslaan. Is dit zogenaamde carbon capture and storage een van uw paradepaardjes?
“Ik heb geen favoriete kinderen. Maar ik vind het belangrijk dat er demonstratieprojecten komen die aantonen dat CO2-opslag mogelijk is. Wereldwijd heeft men een verschrikkelijke steek laten vallen in het creëren van demonstratieprojecten. De komende tien jaar moeten overheden veel investeren in dergelijke projecten, zodat duidelijk wordt hoeveel energie daadwerkelijk kost. Ik verwacht dat in 2020 een markt is voor CO2 (dankzij een emissiehandelssysteem, red.). De kosten van CO2 moeten tegen die tijd goed begrepen worden. Laten we daarom nu geen tijd verspillen.”
Tegen New Scientist zei u onlangs dat de Amerikaanse regering zo snel mogelijk moet beginnen met het bouwen van kerncentrales.
“Ha, dat ligt in Nederland gevoelig hè?!” (Kijkt uit het raam van de bus) “Inzetten op kernenergie zou hier in het dichtbebouwde Nederland een logische keuze zijn. Het is immers een compacte energiebron. Het is een zware klus om C02-reductiedoelstellingen te halen. Je zou geen opties van de tafel moeten vegen op emotionele gronden.
Maar nogmaals; ik ben geen voorstander van een bepaalde techniek in het bijzonder. Ik sta open voor alles. Maar ik zie niet hoe we zonder kernenergie het energieprobleem kunnen oplossen. Zonne-energie is zeer veelbelovend. Maar pas op veel langere termijn. Offshore windenergie zie ik ook niet echt als oplossing. De reden waarom ik tegen New Scientist zei dat de regering zo snel mogelijk moet investeren in nucleaire energie, is omdat er sinds 1973 geen nieuwe kerncentrales zijn besteld in Amerika. Bedrijven die dat nu als eerste weer zouden doen, lopen een ontzettend groot financieel risico. De regering moet de leiding nemen en de eerste vijf of zes moderne kerncentrales bouwen. Tegelijkertijd moet ze investeren in zonne-energie en windenergie en energiebesparende technologieën zoals brandstofcellen die warmte en elektriciteit produceren voor huishoudens.”
U zit in Obama’s adviesraad voor wetenschap en technologie. Is dat niet frustrerend? Uiteindelijk wegen geopolitieke argumenten toch altijd zwaarder dan puur wetenschappelijke argumenten?
“Nee, ik vind het niet frustrerend. Het is mijn taak om wetenschappelijke raad te geven, geen politiek advies. Het enige waar ik om kan vragen is dat mijn mening meegewogen wordt. En dat gebeurt.” (Korte stilte) “Maar er zijn natuurlijk wel teleurstellende momenten. Ik had het liefst gezien dat er een goede klimaatwet was aangenome; de cap-and-trade-wet. (De USCap, een wet die uitstoot moest beperken en het verhandelen van emissierechten moest bevorderen – red.) Maar dat is niet gebeurd. In plaats daarvan hebben we een wet aangenomen over stimuleringsmaatregelen voor schonere energie. Ik ken geen wet die ingewikkelder is dan USCap. Over drie jaar komen we er nog op terug.”
U gaat ook op bezoek bij de Delftse zonnewagen Nuna. Vier keer achtereen won de wagen de zonnerace in Australië, waar ook het MIT aan meedoet. Is Nuna een begrip bij jullie?
“Mijn studenten zullen er vast van gehoord hebben. Zelf volg ik zonneraces niet zo. Ik volg voetbal. Ik speel mee in ’s werelds grootste league; de New England Over-the-Hill Soccer League. Die telt minstens tweeduizend spelers. Ik speel in een van de zestigplus-teams als verdediger. Dat is great fun.”
Roulette
Tijdens zijn lezing toont Moniz twee roulettewielen met daarop de kansverdeling voor temperatuurstijgingen in 2100 variërend van 2 tot 7 graden Celsius. “Het doel om onder de 445 ppm (parts per million; een maat voor het aantal moleculen CO2 per miljoen moleculen in de atmosfeer – red.) C02-equivalenten te blijven en daarmee de temperatuur op aarde met maximaal twee graden Celsius te laten stijgen, halen we hoe dan ook niet”, aldus Moniz. “Maar als we hard ons best doen, kunnen wel voorkomen dat we boven de 650 ppm komen. Als we dit wiel een draai geven dan zie je dat de kans dat het slechts twee graden Celsius warmer wordt niet zo fantastisch is. Maar de kans op een catastrofale temperatuurstijging van 6 of 7 graden Celsius is ook heel klein. Bij het andere wiel, waarbij de wereld geen klimaatbeleid voert, is er een niet triviale kans op 6 of 7 graden Celsius. Dat is volstrekt onacceptabel.”
De ondernemingsraad heeft tijdens een overleg met het college van bestuur (cvb) scherpe kritiek geuit op de evaluatie van de ondersteunende diensten. De or vindt dat het geen evaluatie is, omdat niet goed is gekeken naar wat vóór de reorganisatie was beloofd en wat daarvan uiteindelijk is gerealiseerd.
De or mist een diepgaande studie naar oorzaken van problemen bij de diensten. “Je kunt niet de conclusie trekken dat de doelstellingen zijn gehaald”, zei or-lid Danko Roozemond.
Ook zet de or vraagtekens bij de onafhankelijkheid van de evaluatie, omdat veel mensen die evalueerden ook bij de reorganisatie betrokken waren. Bovendien steekt het de or dat het nieuwe model van de dienstverlening niet ter discussie heeft gestaan en dat in het rapport niet de hoge werkdruk bij secretariaten wordt benadrukt.
De raad concludeert dat ‘het rigide vasthouden’ aan het functiehuis (de indeling van functies en salarissen, red.) heeft geleid tot veel externe inhuur en dus tot veel onnodige kosten.
Volgens de or waren sommige computersystemen niet operationeel. “Mensen bij diensten kregen veel klachten zonder dat ze er iets aan konden doen”, zei Roozemond. De or mist die emoties in het rapport.
Bestuursvoorzitter Dirk Jan van den Berg reageerde door te zeggen dat ‘tijdens het spel van de reorganisatie, de doelpalen werden veranderd’. Hij doelde op de invoering van de bachelor-masterstructuur en op dalende inkomsten vanuit de overheid, waardoor de opbrengsten van de reorganisatie wegvloeiden. Dat was vooraf niet te voorzien.
De collegevoorzitter gaf toe dat systemen als Peoplesoft niet perfect liepen. “Dingen duren langer dan je plant”, zei Van den Berg. “Is de ood mislukt? Dat is een crue opmerking. Ik denk van niet.”
Externe inhuur was volgens Van den Berg het gevolg van capaciteitsproblemen. Het model van de ondersteuning vindt hij wel goed. “Dingen worden op de verschillende faculteiten op gelijke manieren georganiseerd en lopen beter. Dat neemt niet weg dat ook ons beeld is dat het niet perfect is.”
Van den Berg wees erop dat naar de capaciteit van de secretariaten en naar het functiehuis wordt gekeken en herhaalde dat hij openstaat voor suggesties van de or om zaken te verbeteren.
OR-voorzitter Dineke Heersma bleef ontevreden. “Als resultaten niet worden gehaald, noemen we dat in het normale leven ‘mislukt’.” Van den Berg vond dat geen goede conclusie en wees weer op de afgenomen inkomsten.
De or schorste daarop het overleg, maar besloot na een kwartier toch ‘vooruit te blikken’. De raad drong er bij het college op aan in het verbeterplan uitgangspunten, mijlpalen en kwaliteit vast te leggen, zaken goed te monitoren en tussentijds te sturen als er signalen zijn.
Het college vond het uitstekend een en ander in de aanbiedingsbrief bij het verbeterplan (dat voor de zomer af moet zijn) op te nemen. Directeur Onderwijs en Studentenzaken Anka Mulder zal dit verbeterplan coördineren.

Wie is Ernest Moniz?
Ernest J. Moniz is directeur van het laboratorium voor energie en klimaat van het Massachusetts Institute of Technology (MIT) en lid van president Obama’s adviesraad voor wetenschap en technologie en Obama’s adviescommissie voor kernenergie. Als onderzoeker heeft hij zich vooral bezig gehouden met theoretische nucleaire fysica en energietechnologie en beleid. Van 1997 tot 2001 werkte hij als undersecretary bij het Amerikaanse ministerie van energie.
“Look over there, Van Basten bought that house. Cruyff has a house around the corner.” Even lijkt hij op een schooljongen, de gerenommeerde MIT-onderzoeker, adviseur van Obama en voetbalfan, Ernest Moniz. Glunderend kijkt hij door het raam van de bus die hem van zijn hotel in Amsterdam naar de TU Delft brengt. Hij zal vandaag een lezing geven over klimaatproblemen en de energie-universiteit van de toekomst op uitnodiging van het Delft Energy Initiative (DEI). Op het programma staat ook een debat met energieambassadeur, Ivo Opstelten, onder leiding van een professioneel debater.
Het DEI is afgekeken van de al langer lopende ‘grotere broer’ MIT Energy Initiative, waar Moniz de directeur van is. “Heel fijn dat jullie ons hebben gekopieerd”, zegt Moniz met een glimlach.
Eén aspect heeft de TU overigens niet van MIT overgenomen: de energieambassadeur. “Wat doet zo iemand dan?” Moniz kan zijn verbazing over dit concept, waarbij een prominente Nederlander zonder verstand van energie het gezicht vormt van het Delftse energie-onderzoek, maar moeilijk verbergen. “En waar hebben we een debater voor nodig?” is zijn volgende vraag. Moniz houdt ervan om een beetje te provoceren. Hij is nog maar net op dreef.
U vindt dat de klimaatonderhandelingen in Kopenhagen een succes waren.
“Ja, dat is waarschijnlijk schokkend voor jullie om te horen, maar in Kopenhagen is een grote stap voorwaarts gezet. Tijdens de besprekingen daar is eindelijk glashelder geworden dat de Verenigde Naties niet het podium vormen waar de oplossingen gesmeed worden.
Ik ben een oude knoestige realist. Hoe kun je nu verwachten dat 196 landen het met elkaar eens worden? En het is ook nergens voor nodig. Twintig landen creëren ongeveer negentig procent van de vervuiling. Zij moeten het onderhandelingspodium vormen. Andere landen kunnen zich aansluiten, of niet. Dat maakt niet zoveel uit. In Kopenhagen had je kleine landen die de besprekingen ophielden. Een land als Tuvalu heeft de onderhandelingen een halve dag opgehouden door almaar te zeggen dat ze door klimaatverandering onder water verdwijnt. Dat verhaal kenden we natuurlijk al lang.”
Maar welke vooruitgang is er concreet geboekt in Kopenhagen?
“We zijn af van het zwart-witdenken dat door Kyoto was ontstaan: zij die hebben ondertekend en zij die dat niet hebben gedaan, de have’s en de have not’s. China, Brazilië, India, Zuid-Afrika en de Verenigde Staten hebben een nieuw fundament voor CO2-reducties gelegd. De overeenkomsten zijn weliswaar een reeks vrijblijvende toezeggingen. Zo neemt China zich voor om de koolstofintensiteit (het energieverbruik per eenheid van de productie) met veertig procent te reduceren, mits de VS zich ook aan de afspraken houden. En de VS zeggen toe dat zij ook hun uitstoot reduceren (ruim drie procent ten opzichte van 1990, red.), mits de senaat daarmee instemt.”
Dat levert niet genoeg op.
“Ik houd er niet van om de jeugd teleur te stellen. Ik was vroeger ook idealist. Maar ik ben pragmatisch geworden. We staan voor een enorme uitdaging. De energievraag van opkomende economieën zal de komende decennia enorm groeien. En die vraag is legitiem. We moeten hen daarin tegemoet komen. Tegelijkertijd moeten we de energiesector minder koolstofintensief maken. Nu halen we 85 procent van onze energie uit fossiele grondstoffen. Als de plannen uit Kopenhagen uitgevoerd worden, dan zien we dit decennium nog een afvlakking van de CO2-uitstoot. Zou ik graag meer resultaat zien? Ja, natuurlijk. Maar dit is al behoorlijk wat.”
Welke rol kunnen universiteiten spelen in het opschonen van energie?
“Universiteiten moeten cutting edge-technologie ontwikkelen. Daarbij moeten ze oog hebben voor kostenreductie van energie. Energie is niet te vergelijken met een apparaatje, zoals een telefoon. Het is een commodity (een grondstof, red.). Daar moeten universiteiten zich meer van bewust worden. Als mensen het licht aan doen, dan interesseert het ze niet hoe de elektronen die dan stromen, geproduceerd zijn. Opschalen van technologieën om de prijs omlaag te krijgen, is voor commodities van groot belang. Universiteiten moeten daar rekening mee houden en proberen spinoffs te creëren samen met het bedrijfsleven. De meeste zullen falen, maar dat is niet erg.”
Bij MIT deed u onderzoek naar de kolenvoorraad in de VS. U denkt dat die voorraden uiteindelijk gebruikt gaan worden en dat dit desastreuze gevolgen heeft voor het milieu. De overheid moet daarom volgens u kolencentrales financieren die CO2 afvangen en opslaan. Is dit zogenaamde carbon capture and storage een van uw paradepaardjes?
“Ik heb geen favoriete kinderen. Maar ik vind het belangrijk dat er demonstratieprojecten komen die aantonen dat CO2-opslag mogelijk is. Wereldwijd heeft men een verschrikkelijke steek laten vallen in het creëren van demonstratieprojecten. De komende tien jaar moeten overheden veel investeren in dergelijke projecten, zodat duidelijk wordt hoeveel energie daadwerkelijk kost. Ik verwacht dat in 2020 een markt is voor CO2 (dankzij een emissiehandelssysteem, red.). De kosten van CO2 moeten tegen die tijd goed begrepen worden. Laten we daarom nu geen tijd verspillen.”
Tegen New Scientist zei u onlangs dat de Amerikaanse regering zo snel mogelijk moet beginnen met het bouwen van kerncentrales.
“Ha, dat ligt in Nederland gevoelig hè?!” (Kijkt uit het raam van de bus) “Inzetten op kernenergie zou hier in het dichtbebouwde Nederland een logische keuze zijn. Het is immers een compacte energiebron. Het is een zware klus om C02-reductiedoelstellingen te halen. Je zou geen opties van de tafel moeten vegen op emotionele gronden.
Maar nogmaals; ik ben geen voorstander van een bepaalde techniek in het bijzonder. Ik sta open voor alles. Maar ik zie niet hoe we zonder kernenergie het energieprobleem kunnen oplossen. Zonne-energie is zeer veelbelovend. Maar pas op veel langere termijn. Offshore windenergie zie ik ook niet echt als oplossing. De reden waarom ik tegen New Scientist zei dat de regering zo snel mogelijk moet investeren in nucleaire energie, is omdat er sinds 1973 geen nieuwe kerncentrales zijn besteld in Amerika. Bedrijven die dat nu als eerste weer zouden doen, lopen een ontzettend groot financieel risico. De regering moet de leiding nemen en de eerste vijf of zes moderne kerncentrales bouwen. Tegelijkertijd moet ze investeren in zonne-energie en windenergie en energiebesparende technologieën zoals brandstofcellen die warmte en elektriciteit produceren voor huishoudens.”
U zit in Obama’s adviesraad voor wetenschap en technologie. Is dat niet frustrerend? Uiteindelijk wegen geopolitieke argumenten toch altijd zwaarder dan puur wetenschappelijke argumenten?
“Nee, ik vind het niet frustrerend. Het is mijn taak om wetenschappelijke raad te geven, geen politiek advies. Het enige waar ik om kan vragen is dat mijn mening meegewogen wordt. En dat gebeurt.” (Korte stilte) “Maar er zijn natuurlijk wel teleurstellende momenten. Ik had het liefst gezien dat er een goede klimaatwet was aangenomen; de cap-and-trade-wet. (De USCap, een wet die uitstoot moest beperken en het verhandelen van emissierechten moest bevorderen – red.) Maar dat is niet gebeurd. In plaats daarvan hebben we een wet aangenomen over stimuleringsmaatregelen voor schonere energie. Ik ken geen wet die ingewikkelder is dan USCap. Over drie jaar komen we er nog op terug.”
U gaat ook op bezoek bij de Delftse zonnewagen Nuna. Vier keer achtereen won de wagen de zonnerace in Australië, waar ook het MIT aan meedoet. Is Nuna een begrip bij jullie?
“Mijn studenten zullen er vast van gehoord hebben. Zelf volg ik zonneraces niet zo. Ik volg voetbal. Ik speel mee in ’s werelds grootste league; de New England Over-the-Hill Soccer League. Die telt minstens tweeduizend spelers. Ik speel in een van de zestigplus-teams als verdediger. Dat is great fun.”
Roulette
Tijdens zijn lezing toont Moniz twee roulettewielen met daarop de kansverdeling voor temperatuurstijgingen in 2100 variërend van 2 tot 7 graden Celsius. “Het doel om onder de 445 ppm (parts per million; een maat voor het aantal moleculen CO2 per miljoen moleculen in de atmosfeer – red.) C02-equivalenten te blijven en daarmee de temperatuur op aarde met maximaal twee graden Celsius te laten stijgen, halen we hoe dan ook niet”, aldus Moniz. “Maar als we hard ons best doen, kunnen wel voorkomen dat we boven de 650 ppm komen. Als we dit wiel, dat uitgaat van 650 ppm, een draai geven dan zie je dat de kans dat het slechts twee graden Celsius warmer wordt niet zo fantastisch is. Maar de kans op een catastrofale temperatuurstijging van 6 of 7 graden Celsius is ook heel klein. Bij het andere wiel, waarbij de wereld geen klimaatbeleid voert, is er een niet triviale kans op 6 of 7 graden Celsius. Dat is volstrekt onacceptabel.”

Comments are closed.