Onderwijs

Hoe groter hoe beter?

Als Nederlandse universiteiten daadwerkelijk gaan fuseren, dan zal dat hun een hogere positie op de internationale ranglijsten opleveren. Maar is dat een goed argument om de krachten te bundelen?


Het rommelt in de academische wereld. Groningen, Nijmegen, Wageningen en Twente willen meer samenwerken, net als de twee Amsterdamse universiteiten. Ook Utrecht en Eindhoven maken plannen en de universiteiten van Leiden, Delft en Rotterdam denken zelfs aan een fusie.



De eerste critici roeren zich. Zo schreef astrofysicus Vincent Icke in NRC Handelsblad dat een fusie van Leiden, Delft en Rotterdam niets zou bijdragen aan de wetenschap, omdat de specialismen al min of meer verdeeld zijn. Het zou bovendien slecht zijn voor het onderwijs als er 55 duizend studenten in één instelling rondlopen. Alleen de nieuw aan te stellen laag van “‘top’-bestuurders met exorbitante salarissen” spint er garen bij, stelde hij.



Een mogelijk ander motief is de reputatie van instellingen. Ze zullen namelijk stijgen op de internationale ranglijsten als ze fuseren. “Deze week verscheen de Shanghai Ranking en die is zeer omvanggevoelig”, zegt Ton van Raan, ranglijstenspecialist en samensteller van de ‘Leiden Ranking’ die binnenkort verschijnt. “Elke fusie, in Nederland of waar dan ook, zal met hoge waarschijnlijkheid een betere positie opleveren.”



Zoiets geldt ook voor andere ranglijsten. De TU Delft bijvoorbeeld staat op nummer 151 in de algemene ranglijst van de Times Higher Education, terwijl de universiteit veel hoger staat in de ranglijst van engineering & technology: nummer 33. Leiden staat in het eindklassement op plaats 124, maar in de arts & humanities op nummer 34 als ’top-ranked institution in continental Europe’. Wat er na een fusie gebeurt, laat zich raden.

 

Dat zien bestuurders ook, zegt Frans Kaiser van het Twentse onderzoekscentrum CHEPS. “In de jaren tachtig was efficiëntie de drijfveer voor fusies. Nu gaat het vooral om de reputatie, die stijgt met de omvang. In sommige rankings telt bijvoorbeeld het aantal Nobelprijswinnaars mee en twee universiteiten hebben er nu eenmaal meer dan één.”



“Als één van onze bestuurders rankings als argument naar voren zou schuiven, word ik pas echt boos”, reageert Vincent Icke. “Het lijkt de financiële wereld wel. Zo’n ranglijst verandert niets aan het onderwijs of onderzoek van een universiteit. Ranglijsten zijn geruchtenmachines. Die moeten geen reden vormen voor een fusie.”



Toch is het niet ondenkbaar dat deze argumenten meewegen. De Delftse collegevoorzitter Dirk Jan van den Berg wees in universiteitskrant Delta op de voordelen van wetenschappelijke samenwerking tussen de verschillende vakgroepen: “Dan krijg je iets met een veel grotere schaal. Dat past in het vestigen van je wereldpositie. Als je met zo’n breed aanbod kunt komen op de internationale wetenschappelijke markt, dan heeft dat heel veel betekenis.”



Icke heeft wel enig begrip voor de fusiedrift. “De Nederlandse universiteiten hebben de afgelopen decennia alleen maar ingeleverd, en de studenten ook. Iedereen heeft het moeilijker gekregen. Dat leidt tot grote radeloosheid. Daardoor gaan mensen gekke dingen doen waarvan je, als je er nuchter over nadenkt, heus wel begrijpt dat ze geen zin hebben.”

 

Naam: Jamie van Lede (35)
Woonplaats: Rotterdam
Verliefd/verloofd/getrouwd: Getrouwd
Studie: Bouwkunde
Afstudeerjaar: 2001
Afstudeerrichting: Architectuur
Loopbaan: Net na zijn studie was Jamie van Lede een jaar in loondienst. Daarna werkte hij in Zuid-Afrika. Kort daarna zette hij in 2003 zette hij zijn eigen bureau op: Origins Architecten.

Op het kantoor van Jamie van Lede in Rotterdam is cradle to cradle geen vaag begrip. De kasten staan vol met handboeken over ecologisch design. Op veel kaften komen de woorden ‘green’ en ‘duurzaamheid’ voor. Het blad Building Business noemde hem een van de twintig ‘Groene goeroes’ van Nederland. Die eretitel maakt de architect meer dan waar. In zijn ontwerpen kom je geen energievretende ventilatiesystemen tegen.

Neem het ‘elementenhuis’ dat hij in 2003 bedacht. Hier wordt de lucht gekoeld met behulp van een techniek die je in de natuur ook in termietenhopen treft. Onder de vijver voor het huis loopt een buis die lucht aanzuigt. Doordat de lucht onder de vijver doorgaat, wordt deze afgekoeld. “Zo los je de ventilatie van het huis op een natuurlijke manier op”, zegt Van Lede. “Zelfs in zomer heb je geen airco of ventilatoren meer nodig.” De bomen rond de vijver houden de weerkaatsing van het licht in het huis tegen. “De bladeren zorgen voor schaduw. Ook lelies zorgen daarvoor, zodat de bewoners in de zomer niet in een broeikas zitten. Als de bomen in de winter hun blad verliezen krijg je juist wel weer extra warmte als de zon in de vijver schijnt. In Kenia past men een soortgelijke methode met grassen toe om het huis koel te houden.”
Van Lede kijkt graag om zich heen voor inspiratie en zijn blik gaat verder dan zijn kantoor in Rotterdam. Hij zoekt oplossingen over de hele wereld. “In Zweden gebruiken ze bijvoorbeeld vaak bomen rond gebouwen om wind te stroomlijnen en in Noorwegen bouwen ze daken met een flauwere knik om de grote hoeveelheden sneeuw goed te kunnen dragen.” Van Lede let op de aerodynamica van zulke daken. “Ik wil de principes snappen. In een woning in Hellevoetsluis heb ik ook een knik in het dak ontworpen, omdat het daar vaak hard waait. De buren hebben door een andere dakconstructie veel last van de wind, maar in mijn ontwerp is daar geen sprake van. Als de bewoners op het terras zitten, staat er nog geen briesje.” Van Lede heeft zijn architectenbureau Origins genoemd, en hij is letterlijk op zoek naar de origine. Hij wil weten hoe hij architectuur het beste kan aanpassen aan het landschap.

Op vijfjarige leeftijd ontdekte Van Lede zijn ontwerppassie. Sinterklaas bracht hem een gereedschapskist. Hij timmerde als eerste een vogelhuisje. “Ik had toen echt mijn eureka-moment, ik werd er helemaal blij van. Vooral toen er ook nog een vogel in ging wonen.”

De kleine Van Lede had ook al jong een mening over architectuur. “Toen ik een jaar of tien was, ging ik met mijn familie naar Engeland. We belandden tijdelijk in een groot gemeubileerd huurhuis. Ik kreeg een grote kamer met een kinderhemelbed, maar dat vond ik afschuwelijk. Ik wilde een plek waar ik me geborgen voelde en koos voor het kleine zolderkamertje.”

Als student aan de TU Delft was hij niet altijd even gecharmeerd van het vakkenaanbod. “Vooral de vakken die geïnspireerd waren op Le Corbusier vond ik niets. Alles bij hem is wit en vlak. Het maakt hem niet uit of een gebouw in Brazilië of Nederland wordt neergezet. Na drie jaar moesten we een vliegveld ontwerpen, terwijl ik een huis wel complex genoeg vond.” Hij vond zijn studententijd op het sociale vlak de leukste tijd van zijn leven. “Maar ik voelde me pas geprikkeld op architectuurgebied als ik met vrienden in de kroeg zat en we aan elkaar onze ideale woning omschreven. Omdat een woning iemands leven huisvest.”

Van Lede begon zijn carrière ambitieus. Hij schreef een bevlogen brief aan het bureau waar hij tijdens zijn studie al werkte en werd al snel projectleider met een topsalaris. “Dat heb ik een jaar volgehouden, toen dacht ik: wat doe ik hier eigenlijk want dit past helemaal niet bij me. Daarna heb ik de baan opgezegd.”

Hij ging weer werken bij een lokaal architectenbureau in Zuid-Afrika waar hij eerder stage liep. Hij leerde het klappen van de zweep achter de tekentafel, maar ook op de bouw. “Tussen die twee werelden kan een groot gat gapen, maar als je met beide in aanraking komt, snap je waar het mis kan gaan. In Zuid-Afrika hadden we een spant bedacht dat makkelijk door de mensen zelf gemaakt kon worden. Het was niet duur. Maar het ding was niet te tillen. Niet met twee man, maar ook niet met zes. Er moest een kraan voor komen. Uiteindelijk was het makkelijker geweest om het in de fabriek te maken. Dat was heel leerzaam. Ik heb er ook leren metselen en vloeren smeren. Met de zwarte bevolking bouwden we aan de townships.”

Terug in Nederland startte hij zijn eigen bedrijf, om een aantrekkelijke vorm voor duurzaamheid in de architectuur te vinden. “Toen ik met Origins begon werd er al wel aan duurzaamheid in de architectuur gedaan, maar dat waren vooral mannen met grijze manen en cornflakes in hun baard. Ze hadden fantastische ideeën, maar aan hun ontwerpen zat kraak nog smaak. Een gebouw moet er ook aantrekkelijk uitzien en voor mensen prettig zijn om in te werken en te wonen.”

Van Lede kreeg duurzaamheid en commercieel denken met de paplepel ingegoten. “Mijn vader is commercieel ingesteld en pragmatisch, mijn moeder is een idealist die erg met de derde wereld is begaan en biologisch eet. Ik heb wat van allebei”, zegt hij.
Natuurlijke verwarming van huizen, waterfiltersystemen, hergebruik van sloopmateriaal: alle ontwerpen van de architect zijn doordrenkt van duurzaamheid.

Hij bedenkt geregeld nieuwe toepassingen voor materiaal. Zo zit er op woningen in Steenbergen en Welberg klittenband op het dak. “Dat is goedkoper, lekkagebestendiger en milieuvriendelijker dan de reguliere dakbedekking”, zegt hij. “En voor dakdekkers is het ook veel fijner, want zij hoeven geen zware rollen bitumen meer het dak op te slepen en in een verbrandingslucht te werken.” De toepassing is geïnspireerd op  speelgoed van zijn dochtertje. “Zij speelde met een houten appeltje. Met een houten mesje kon ze het zogenaamd in tweeën snijden. Het zat met klittenband aan elkaar. Er zit een enorme kracht in, het gaat niet stuk.” Van Lede werkte de klittenbandtoepassing met een dakdekker verder uit en plaatste het op de woningen in Steenbergen en Welberg. “Het zit er nog steeds op, gelukkig”, zegt hij.

De architect pluist veel boeken na op het onderwerp. “Ik ben een kennisjunk.” Hij is blij met de groeiende aandacht voor duurzaamheid, maar er valt nog veel te verbeteren, vindt hij. “Want alleen met een waterbesparende knop op de wc gaan we het niet redden”, zegt hij. “Spaarlampen zijn leuk, maar daar zitten kwikdampen in en dat is niet handig.”

Van Lede maakt zich zorgen over de wereld. “De materialen, zoals koper, raken op, terwijl de wereldbevolking doorgroeit. De mensen in tweede en derde wereldlanden willen dezelfde levenstandaard als wij nu hebben, maar zoveel grondstoffen zijn daar niet voor beschikbaar. De aarde is niet meegegroeid met onze economie. Ik denk dan ook dat de wortel van de crisis niet om geld gaat, maar om een grondstoffenuitputting. Als alle Chinezen straks massaal hout opkopen en hun metaal voor zichzelf houden, gaan wij dat zeker merken.”
Toch is Van Lede geen doemdenker, hij blijft pragmatisch met duurzaamheid omgaan. “Wat duurzaam gedaan kan worden moeten we vooral duurzaam doen. De Romeinen gebruikten stenen van ruïnes voor nieuwe gebouwen. Dat moeten wij ook doen. En als ik in Wageningen mee kan doen aan een groot project waarmee twintig procent energie kan worden bespaard op de waterzuivering dan bedenk ik me ook geen twee keer.”

Een wereld waarin alle energie wordt opgewekt door zonlicht en afval niet bestaat: Van Lede wil er graag aan meebouwen. “We moeten meer een onderdeel van de natuur worden. Er zijn meer termieten dan mensen. Als zij allemaal dood zouden gaan, is er een groot probleem. Met het brein dat wij hebben, kunnen wij zoveel oplossingen voor problemen bedenken. Waarom zouden we dat niet doen?”    

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.