Promovendi aan de TU melden vaker dan vóór de komst van de Graduate School dat ze achterlopen op schema. Desalniettemin geven ze het promotieklimaat een hoger cijfer dan drie jaar geleden, blijkt uit onderzoek.
In totaal 667 promovendi deden mee aan een tevredenheidsonderzoek als vervolg op een nulmeting uit 2011, pal voor de lancering van de Graduate School. Toen gaf 32 procent aan achter te lopen op schema. Dit jaar zegt 43 procent achter te lopen. De meest genoemde redenen hiervoor zijn: te moeilijk (41 procent) of te druk (21 procent) onderzoek, en begeleidingskwesties (17 procent).
Dat is opmerkelijk want de Graduate School was in 2011 juist opgezet om de promotiesnelheid en -kwaliteit te verhogen. Coördinator Stella van der Meulen denkt dat er sprake is van een bewustwordingseffect. “Mensen realiseren zich nu in het begin van hun promotieonderzoek dat ze het in vier jaar moeten afronden. Vóór de komst van de Graduate School was die notie niet zo groot. De meesten gingen uit van vijf jaar of langer.”
Van der Meulen vermoedt dat promovendi juist meer op schema lopen dan voorheen. “Ik denk dat de promotieduur aan het afnemen is, maar dat kunnen we nu nog niet met harde cijfers staven.” Vanaf 2016 is te zien hoe lang de promotieduur is van de eerste groep promovendi binnen de Graduate School. Van de promovendi denkt trouwens 73 procent de promotie te kunnen afronden binnen de tijd die er voor staat. In 2011 was dat 69 procent.
Op elke faculteit is tussen de dertig en veertig procent van de promovendi niet tevreden over het aantal experts in hun omgeving dat kan helpen met problemen. Daar is de afgelopen jaren niets in verbeterd. Bijna een op de drie geeft aan niet genoeg hulp te krijgen bij het vergaren van data. Dat is meer dan in 2011.
De begeleiding zelf daarentegen wordt nu op alle vlakken als beter ervaren dan in 2011. Opvallend is daarbij wel dat nog niet alle promovendi weten wie hun promotor is, terwijl het de bedoeling is dat alle promovendi tot aan hun go/no go moment een beoogd promotor hebben die daarna meestal de promotor wordt. “Wellicht is er wat begripsverwarring opgetreden en dachten promovendi: een beoogd promotor is niet mijn promotor”, zegt Van der Meulen.
Een op de tien promovendi (maar dat verschilt nogal per faculteit) heeft geen dagelijks begeleider of weet niet dat hij er een heeft. Over de hulp van de promotor of dagelijks begeleider bij het opbouwen van een professioneel netwerk is 31 procent niet zo tevreden. Van der Meulen wil promovendi tijdens een promotiedebat op 28 november bij Lijm & Cultuur vragen wat ze dan verwachten.
Over het aanbod van cursussen zijn promovendi meer te spreken dan in 2011. Dat aanbod verschilt echter nogal per faculteit en bijgevolg ook de tevredenheid. De start-up training – met informatie over de TU, het doctoraal onderwijs en wetenschappelijke integriteit – heeft volgens 39 procent niet heeft bijgedragen aan een goede start van hun project. Per januari 2015 wordt dit programma ingekort van drie naar twee dagen.
Promovendi zijn verder zeer tevreden over hun werkomgeving en faciliteiten, meer dan in 2011. Slechts de helft van de promovendi weet van het bestaan van het Career Centre. Een op de zes heeft de psycholoog voor promovendi wel eens geconsulteerd. De ervaringen daarover wisselen per faculteit, maar 85 procent vond dat het bezoek een positieve invloed had.
Van der Meulen zou meer willen weten over de verschillen tussen bepaalde groepen promovendi. Zo zijn mannen meer tevreden dan vrouwen, en zijn Nederlandse meer dan internationale promovendi te spreken over het promotieklimaat, dat in totaal een iets hoger cijfer kreeg: een 7,34.
Comments are closed.