Faculteiten moeten clusteren, in het Bureau van de universiteit is een cultuuromslag nodig, we hebben minder niet-wetenschappelijk personeel nodig, een nieuw elan is geboden.
Bekende geluiden? Ja, maar niet uit 1996.
Vorige week vrijdag nam drs. W.G.P.Braam afscheid van de TU. Als directeur personeel en organisatie heeft hij anderhalf decennium zijn partijtje meegeblazen in het Bureau van de universiteit, zij het dat hij zich de laatste jaren teruggetrokken had op het fraaie handwerk van management development. Het spotten van young potentials (de ‘erwten van Braam’), het inwijden van hoogleraren in kernbeginselen van management (leergangen Human Resource Management) en het stimuleren van medewerkers om eens een treetje hoger te klimmen (maar dan wel na een assessment) – dat waren sommige van zijn activiteiten.
Een aardig hotel in de Noordwijkse duinen heeft er zelfs de bijnaam De Witte Braam aan overgehouden. Gelukkig werden de kosten soms omgeslagen over drie universiteiten (Leiden, Rotterdam en Delft), als het een ,,Randstad Universiteit Produktie” betrof. Weinigen op de afscheidsreceptie van Braam hadden ooit van die universiteit gehoord, maar dat mocht niet deren. Braam hanteerde het als een begrip en zette het voor zijn doelen in – geheel in lijn met zijn devies ,,Beter vergiffenis achteraf, dan toestemming vooraf”, welk oud-rooms gezegde het thema vormde voor het afscheids-minisymposium.
Magda Veenendaal, lid van het cvb, vond het wel een aardig thema, omdat het iets zou zeggen over ,,zelfsturendheid in een organisatie, over het maken van expliciete keuzes en volwaardigheid van partners”. Maar voordat de zaal kon denken dat dat de weg wees naar een onbeperkt ‘vrijheid, blijheid’, nam ze gas terug:,,Tóestemming vooraf is vervangen door àfstemming vooraf.” Het leek een beetje op het onderscheid in de verkeersregels tussen de oude, rode verbodsborden en de nieuwe, blauwe gebodsborden.
Bibliothecaris Waaijers en oud-rector Dirken waren twee van de feestredenaars die met veel anecdotes het tijdperk-Braam inkleurden. Zij gaven het gehoor tegelijkertijd het gevoel dat de TU nog steeds bezig is het wiel uit te vinden. ,,In de jaren tachtig werd ook de noodklok geluid”, zei Waaijers, ,,ook toen moest er bezuinigd worden zonder dat er tekorten waren. De TU heeft nimmer rood gestaan.” De bibliothecaris, die in die nadagen van de radendemocratie cvb-lid was, verhaalde van clusterplannen uit die tijd, die vrijwel identiek waren met die van nu. Conclusie: ,,Onder dwang zijn successen moeilijk te behalen.”
Dirken maakte de schok der herkenning nog sterker. Werkgroepen, kerngroepen en symposia in de jaren tachtig hadden alles al bedacht: het projectmanagement, de kleine staf voor het cvb, het nieuwe elan, de decentralisatie, de klantgerichtheid, én (,,die bleef jaren doorgalmen”) de cultuuromslag. De oud-rector vatte zijn betoog, en feitelijkook dat van Waaijers, samen in wat stellingen. Zoals: Met de TU ging het nooit slecht; Universitair bestuur is modegevoelig en vergeetachtig; Reorganisaties lijken op elkaar; De reorganisatiestormen woeden alleen aan de top.
Maar terwijl Waaijers, met zijn opvatting dat reorganisaties bij de TU nooit beginnen uit echte vernieuwingsdrang, een soort cultuurpessimisme leek uit te stralen, klonk Dirken in zijn laatste stellingen vooral fatalistisch: het opschudden van het bed is nu eenmaal eens in de tien jaar nodig. Èn (daar was-ie weer): een cultuuromslag gebeurt alleen met schokken.
Na afloop van de speeches concludeerde een ervaren, maar cynische, reorganisatietijger dat de lat altijd hoog moet liggen. ,,Als je daar dan maar een kwart van bereikt, ben je toch een heel eind opgeschoten.” Dat is dan waarschijnlijk de reden dat steeds weer nieuwe generaties managers met steeds weer bijna-identieke oplossingen aan komen dragen.
Braam zelf vond dat maar niks. Verscholen in zijn eigen afscheidsspeech gaf hij nog een wijze les mee. ,,Met al dat top-downgedoe blijf je toch altijd ergens halverwege steken. Dan zeggen ze in de organisatie ‘ja’ – maar doen ze ‘nee’.” (R.M.)
Faculteiten moeten clusteren, in het Bureau van de universiteit is een cultuuromslag nodig, we hebben minder niet-wetenschappelijk personeel nodig, een nieuw elan is geboden. Bekende geluiden? Ja, maar niet uit 1996.
Vorige week vrijdag nam drs. W.G.P.Braam afscheid van de TU. Als directeur personeel en organisatie heeft hij anderhalf decennium zijn partijtje meegeblazen in het Bureau van de universiteit, zij het dat hij zich de laatste jaren teruggetrokken had op het fraaie handwerk van management development. Het spotten van young potentials (de ‘erwten van Braam’), het inwijden van hoogleraren in kernbeginselen van management (leergangen Human Resource Management) en het stimuleren van medewerkers om eens een treetje hoger te klimmen (maar dan wel na een assessment) – dat waren sommige van zijn activiteiten.
Een aardig hotel in de Noordwijkse duinen heeft er zelfs de bijnaam De Witte Braam aan overgehouden. Gelukkig werden de kosten soms omgeslagen over drie universiteiten (Leiden, Rotterdam en Delft), als het een ,,Randstad Universiteit Produktie” betrof. Weinigen op de afscheidsreceptie van Braam hadden ooit van die universiteit gehoord, maar dat mocht niet deren. Braam hanteerde het als een begrip en zette het voor zijn doelen in – geheel in lijn met zijn devies ,,Beter vergiffenis achteraf, dan toestemming vooraf”, welk oud-rooms gezegde het thema vormde voor het afscheids-minisymposium.
Magda Veenendaal, lid van het cvb, vond het wel een aardig thema, omdat het iets zou zeggen over ,,zelfsturendheid in een organisatie, over het maken van expliciete keuzes en volwaardigheid van partners”. Maar voordat de zaal kon denken dat dat de weg wees naar een onbeperkt ‘vrijheid, blijheid’, nam ze gas terug:,,Tóestemming vooraf is vervangen door àfstemming vooraf.” Het leek een beetje op het onderscheid in de verkeersregels tussen de oude, rode verbodsborden en de nieuwe, blauwe gebodsborden.
Bibliothecaris Waaijers en oud-rector Dirken waren twee van de feestredenaars die met veel anecdotes het tijdperk-Braam inkleurden. Zij gaven het gehoor tegelijkertijd het gevoel dat de TU nog steeds bezig is het wiel uit te vinden. ,,In de jaren tachtig werd ook de noodklok geluid”, zei Waaijers, ,,ook toen moest er bezuinigd worden zonder dat er tekorten waren. De TU heeft nimmer rood gestaan.” De bibliothecaris, die in die nadagen van de radendemocratie cvb-lid was, verhaalde van clusterplannen uit die tijd, die vrijwel identiek waren met die van nu. Conclusie: ,,Onder dwang zijn successen moeilijk te behalen.”
Dirken maakte de schok der herkenning nog sterker. Werkgroepen, kerngroepen en symposia in de jaren tachtig hadden alles al bedacht: het projectmanagement, de kleine staf voor het cvb, het nieuwe elan, de decentralisatie, de klantgerichtheid, én (,,die bleef jaren doorgalmen”) de cultuuromslag. De oud-rector vatte zijn betoog, en feitelijkook dat van Waaijers, samen in wat stellingen. Zoals: Met de TU ging het nooit slecht; Universitair bestuur is modegevoelig en vergeetachtig; Reorganisaties lijken op elkaar; De reorganisatiestormen woeden alleen aan de top.
Maar terwijl Waaijers, met zijn opvatting dat reorganisaties bij de TU nooit beginnen uit echte vernieuwingsdrang, een soort cultuurpessimisme leek uit te stralen, klonk Dirken in zijn laatste stellingen vooral fatalistisch: het opschudden van het bed is nu eenmaal eens in de tien jaar nodig. Èn (daar was-ie weer): een cultuuromslag gebeurt alleen met schokken.
Na afloop van de speeches concludeerde een ervaren, maar cynische, reorganisatietijger dat de lat altijd hoog moet liggen. ,,Als je daar dan maar een kwart van bereikt, ben je toch een heel eind opgeschoten.” Dat is dan waarschijnlijk de reden dat steeds weer nieuwe generaties managers met steeds weer bijna-identieke oplossingen aan komen dragen.
Braam zelf vond dat maar niks. Verscholen in zijn eigen afscheidsspeech gaf hij nog een wijze les mee. ,,Met al dat top-downgedoe blijf je toch altijd ergens halverwege steken. Dan zeggen ze in de organisatie ‘ja’ – maar doen ze ‘nee’.” (R.M.)

Comments are closed.