Fietsers kunnen straks niet meer ter hoogte van de Christiaan
Huygensweg de Schoemakerstraat oversteken. De gemeente is van plan ‘de gevaarlijke oversteek’ voor het einde van het jaar te verplaatsen.
De gemeente krijgt al ‘geruime tijd klachten over de slechte oversteekbaarheid van deze locatie voor fietsers’, schrijft ze in een onlangs verstuurde brief aan omwonenden. Fietsers van en naar de Christiaan Huygensweg moeten zich tussen het autoverkeer mengen om de overkant van de Schoemakerstraat te bereiken.
Die straat is na de afsluiting van de Mekelweg op 1 februari 2007 steeds drukker geworden. Volgens de gemeente is de plek voor alle weggebruikers onoverzichtelijk en gevaarlijk. Regelmatig vinden er aanrijdingen plaats.
Daarom wordt het fietsers nog voor het einde van dit jaar onmogelijk gemaakt op deze plek aan de achterkant van de TU-bibliotheek over te steken. Ze moeten dat zestig meter noordelijker gaan doen, ter hoogte van de Emmalaan. De gemeente gaat daar een nieuwe oversteekplaats aanleggen.
Delft tekent daarbij aan dat er aan deze oplossing nadelen kleven. Zo moeten de bewoners van de appartementen direct aan de overzijde van de Christiaan Huygensweg een stuk omfietsen. En fietsers die de nieuwe oversteekplaats straks gaan gebruiken, moeten wel de Christiaan Huygensweg kruisen. Wat betekent dat ze nog steeds niet van de gevaarlijke t-splitsing verdwenen zijn. Volgens de gemeente wegen de nadelen echter niet op tegen de voordelen.
Henric Corstens, lid van de commissie veiligheid van de TU-ondernemingsraad, denkt een oplossing te hebben die de verkeerssituatie nog veiliger maakt. Zijn voorstel is om ook een oversteekplaats te maken op de Christiaan Huygensweg, ter hoogte van de aula. Fietsers die naar de overkant van de Schoemakerstraat willen, kunnen dan de gevaarlijke t-splitsing even verderop mijden.
Wie is Winy Maas?
Villa VPRO, de Silodam aan de IJ-oever, de Mirador-woontoren in Madrid: Winy Maas (Schijndel, 1959) bouwde met architectenbureau MVRDV een stevige internationale reputatie op voordat hij in 2008 bij Bouwkunde The Why Factory opzette. MVRDV, in 1991 opgericht door het in Delft afgestudeerde architectentrio Winy Maas, Nathalie de Vries en Jacob van Rijs, brak door met het Nederlandse paviljoen voor de Wereldtentoonstelling van 2000 in Hannover.
Maas is één van de tien architecten die op uitnodiging van de Franse president Nicolas Sarkozy een visie ontwikkelde op het Grand Paris van 2030. Stad en banlieues moeten uiteindelijk één dynamische, groene metropool vormen.
Vanaf 2010 werken de tien architecten samen in een gemeenschappelijk atelier. Maas: “Nee, het is geen afvalrace waarbij uiteindelijk slechts één architect overblijft. Sarkozy heeft er geen belang bij om zijn toekomstdroom afhankelijk te maken van één staatsarchitect.”
MVRDV is ook nauw betrokken bij de plannen om Almere met een verbinding over het IJmeer en een forse uitbreiding in (vooral) westelijke richting nader tot Amsterdam te brengen. “De mensen die willen dat het IJmeer ongerept blijft, vergeten dat het een verschrikkelijk tussengebied is. Het water is niet te drinken. Maar ik heb niets tegen de romantische associaties die het IJmeer oproept. Ik zou daar graag een soort hightech Atlantis ontwerpen, een stad onder de waterspiegel, onzichtbaar vanaf het vasteland, waar vogels boven cirkelen, als enige indicatie van zijn bestaan. Natuur en technologie. Ik ben niet blind voor zulke contradicties, maar zie ze als een motor om iets te maken dat je nog niet kent. Dat heeft altijd in ons werk gezeten: paradoxen opzoeken, ontrafelen en er richting aan geven.”
’Vraagfabriek’ is dat geen ongebruikelijke naam voor een onderzoeksgroep?
“Het stellen van vragen is fundamenteel voor wetenschappelijk onderzoek. Ik ben voorstander van architectuur die ook vraagtekens plaatst. Helaas is het belang van zo’n houding de afgelopen jaren in de architectuur vaak verdoezeld. Hoeveel recente gebouwen ken jij die duidelijke vragen stellen aan ons, aan hun omgeving, aan de maatschappij?
Ik ben ziedend op alle architectuur die niet nieuwsgierig is. Retro-architectuur, bijvoorbeeld. De angst die leeft in de maatschappij vind je terug in de vastgoedontwikkelingen. ‘Ontwerp het maar zoals we het al tachtig jaar kennen, want zulke huizen kunnen we het makkelijkst verkopen!’ Zo’n houding maakt alle vernieuwingsdrang kapot en doodt de nieuwsgierigheid.”
Is het onlangs verschenen ‘Visionary Cities’ bedoeld als introductie tot de reeks Future Cities?
“Ja, in Future Cities worden thema’s als de groei van de sloppenwijken en de verlammende fixatie op risico’s nader verbeeld en uitgewerkt. Overigens wil ik niet alles vastleggen in een vooropgezet plan. Ik wil me door studenten en medewerkers laten verrassen. Een student kwam onlangs met het idee om een toekomstige maatschappij in kaart te brengen waar de ‘groene droom’ al verwezenlijkt is en we over een overvloed aan duurzame energie beschikken. Dan blijkt dat we bijvoorbeeld staal tekort komen en op zoek moeten gaan naar materiaalvervangers. Nieuwe prioriteiten.”
Waarom verwijs je in het boek niet naar projecten van MVRDV?
“Ik wil bij The Why Factory ons eigen werk niet centraal stellen. Wat niet op het bureau van MVRDV kan gebeuren, moet hier op de universiteit plaatsvinden. Experimenten die de publieke zaak dienen. We kunnen ons bij The Why Factory nadrukkelijker in de publieke kant van het vak verdiepen dan bij MVRDV.”
Gaat het niet om dezelfde uitgangspunten, dezelfde ideeën?
“Natuurlijk is er een overlap. Future cities, daar hebben we bij MVRDV boeken en exposities aan gewijd. Maar als bureau werk je vaak op de wat kortere termijn. De visionaire kant van stedenbouw hoort bij uitstek thuis op de universiteit.”
Hoort vernieuwing nog thuis in de architectuur?
“Als er ergens nog plaats is voor een werkelijke avant-gardecultuur, dan is het in de architectuurwereld. Architecten zijn tegelijkertijd de grootste anarchisten en opportunisten die er rondlopen. Ze zijn hyperindividualistisch. ‘Ik doe het altijd net anders dan de anderen’ luidt het credo. Maar ze zijn ook geneigd mee te waaien met de dominante trend. Is duurzaamheid in? Hup, ze doen mee. Die twee polen botsen met elkaar.”
Op de voorkant van Visionary Cities staat geen futuristische stad, maar een negentiende-eeuws schilderij van een bard die net is ontsnapt aan zijn belagers. Waarom?
“Omdat anno 2009 de visionair bijna blijkt te zijn uitgestorven. In de hedendaagse stedenbouwcultuur wordt het visionaire met argwaan bekeken. Grote projecten lijden onder slecht management.
De Millau-brug in Zuid-Frankrijk, de hoogste ter wereld, is een mooi voorbeeld van hoe het ook kan. Die brug was een ambitieus project, maar vanaf het begin reëel geprijsd. Die prijs was hoog: een bedrag waarvoor je in Nederland anderhalve IJmeerverbinding tussen Amsterdam en Almere kunt maken. De overheid had de moed om zo’n project desondanks uit te voeren en de regio letterlijk zichtbaar te maken.
Natuurlijk, visionaire architectuur en stedenbouw zijn soms verkeerd uitgepakt. Maar ze hadden vaak bijzondere kwaliteiten. Ik blijf pleitbezorger van het behoud van de Bijlmermeer. Het huidige ‘ver-Almeren’ van de Bijlmer getuigt van een onbegrijpelijke domheid.”
In Visionary Cities constateer je dat er geen grootse visie van een toparchitect te pas komt aan de nieuwe metropolen die nu in Azië en het Midden-Oosten uit de grond worden gestampt. Zijn architecten huiverig om op zo’n grote schaal te ontwerpen?
“Ja, door de mislukkingen in het verleden zijn ze bang te falen. In onze maatschappij krijgen het individuele en het kleinschalige bovendien veel nadruk. Collectief is bijna een vies woord. Men investeert liever in de directe leefomgeving.”
Je schrijft dat architecten weer toekomstvisioenen moeten durven dromen. Hoe maak je de mentale sprong naar iets werkelijk nieuws?
“Dat is lastig, vaak zelfs onmogelijk. Veel toekomstscenario’s bleken ernaast te zitten. Vaak waren het louter extrapolaties van het bestaande. Volgend jaar brengt The Why Factory een boekje uit dat juist in het teken staat van radicale trendbreuken. Wat doen we als straks zestig procent van de Nederlandse arbeidsbevolking werkeloos is? Wat betekent het voor de inrichting van ons land als er nog eens twintig miljoen mensen bijkomen?”
In de samengebalde wereld van het MVRDV-boek ‘Metacity/Megatown’ (1998) figureerden gigantische bouwwerken die honderdduizenden mensen konden huisvesten, inclusief kantoren, natuur en landbouw. Denk je weer in die richting bij dat laatste scenario?
“Niet uitsluitend. Hoewel het me fantastisch lijkt om die wereld weer op te roepen.”
Recente online filmpjes van The Why Factory over ‘Food City’ en ‘CityPig’ laten zien wat een beslag ons voedingspatroon legt op de ruimte, zeker als de wereldbevolking groeit en steeds meer mensen zich vlees kunnen veroorloven. Ze tonen ook innovatieve architectuur die het ruimtebeslag en de footprint proberen te minimaliseren.
“Beide films zijn geïnspireerd door Pig City uit de late jaren negentig: gestapelde varkensstallen in hoge stadstorens. Om de angel uit het debat te halen, is met The Why Factory een compacte varkensstal voor Den Haag ontworpen. Pig City is als visitekaartje voor ‘Food City’ nog altijd te controversieel.”
Hoe komt dat?
“Varkens waren vroeger de afvalruimers in onze cultuur. Het is shockerend als die beesten een eigen plek in de stad krijgen. Daarnaast zijn varkens voor moslims en orthodoxe joden natuurlijk onreine dieren. Bovendien moet je zoveel voedsel in een varken stoppen dat deze sector slecht scoort naast andere voedingsindustrieën. Soja verbouwen voor tofu of zelfs zalm kweken is veel compacter.”
Het filmpje ‘CityPig’ is heel concreet: op het Haagse bedrijventerrein Binckhorst zou je op verschillende manieren varkensteelt kunnen concentreren.
“Ja, maar het idee van varkens als stadgenoten roept nog steeds weerstand op. Nuttig dat zo’n project aan het licht brengt waar de grenzen van de mensen liggen. Als we duurzamer willen leven, moeten we sommige van die weerstanden overwinnen.”
Komt er ooit een varkensflat?
“Het is duur, dus dat is de vraag. Maar we ontkomen de komende decennia niet aan een compactere vorm van voedselproductie. Pig City was daarvan een extreem voorbeeld.”
Je lijkt graag te provoceren. In Visionary Cities bepleit je apocalyptic planning: probeer problemen niet te beheersen, maar breng ze in een stroomversnelling om zo snellere, betere oplossingen te genereren. Verkeersproblemen in een wijk? Laat deze situatie uitgroeien tot de grootste verkeersopstopping van de planeet!
“Toch meen ik het. Provoceren heeft in Nederland een te negatieve bijklank, alsof het respect voor anderen uitsluit. Het tegendeel is waar. Provocaties zijn noodzakelijk. Ze leveren stof tot nadenken.”
Is het vooral een exercitie om nieuwe ideeën los te woelen?
“Ook. Maar tijdelijke Verelendung kan louterend werken. En het probleem bestaat al. Ik vergroot het alleen een beetje uit. Pas als mensen boos worden, verandert er iets. Nu kiezen we voor kortetermijnmaatregelen die de boel tijdelijk oplappen. Werkelijke oplossingen stellen we uit.”
In Visionary Cities wordt het post-fun-tijdperk aangekondigd: massatoerisme heeft alle mooie plekjes kaalgegraasd en alle vormen van amusement zijn uitgeput. Hoe stel je je dat tijdperk voor?
“We maken nu het boek ‘The Death of the Leisure’ Het post-fun-tijdperk is een pikzwart, Céline-achtig visioen, maar ook een nuchtere berekening: hoe lang kunnen we nog doorgaan met die kwetsbare, grotendeels op droombeelden gebaseerde vrijetijdseconomie?
We ontwerpen het grootste vakantieoord ter wereld. Een soort nieuw wereldwonder,waarbij de bezoeker zich altijd nabij kunstmatige watervallen bevindt. Alleen al door de omvang is het project wonderschoon en afzichtelijk tegelijk. De ultieme rationalisatie van leisure: we geven de mensen wat ze willen, en ze schrikken zich kapot.
Ons ontwerpend onderzoek moet mensen met woorden en beelden aan het denken zetten: gaat het echt die kant uit, en is dat een goede zaak? Het onderzoek is vrij abstract: als we het hebben over verdichting in Amsterdam gaat het ons om dat fenomeen, minder om de specifieke locatie.”

Comments are closed.