Studentenvertegenwoordigers uit Delft, Leiden en Rotterdam vinden dat de colleges van bestuur van hun universiteiten opener mogen zijn over hun samenwerkingsplannen.
In een gezamenlijke notitie schrijven de Delftse studentenraad en de studentengeledingen van de universiteitsraden van Leiden en Rotterdam dat ‘zich veel achter de schermen lijkt uit te kristalliseren, zonder dat berichten daarover de medezeggenschapsorganen bereiken’. ‘Met het oog op gedegen besluitvorming, lijkt het ons wenselijk om (ook) medezeggenschapsorganen goed en volledig te informeren over de diverse ontwikkelingen’, schrijven ze.
De Delftse studentenraad (sr) stipte dit maandag ook aan in de vergadering met het college van bestuur (cvb). Volgens sr-lid Bas Mentink weten studenten weinig over de samenwerkingsplannen tussen de drie universiteiten (LDE). “Onbekend maakt onbemind. Is het daarom niet verstandig om studenten via de sr meer mee te delen over waar dit proces heengaat?”
Cvb-lid Paul Rullmann voelt daar niks voor. “Studenten moeten nog heel even geduld hebben. Begin 2012 komen met onze profileringsnotities voor staatssecretaris Zijlstra. In dat kader komt er een gemeenschappelijk verhaal. Ik heb liever dat de sr zijn beeld vormt op basis van dat totaalbeeld en niet op basis van geruchten of deeldocumenten. Er is nu niet echt iets te melden.”
In hun notitie benoemen de studenten nog meer ‘aandachtspunten’, zoals dat de verschillen in cultuur en identiteit op de drie universiteiten overeind moeten blijven. Ook moeten de bestuurders zorgvuldig omgaan ‘met het bestaande studiepakket’, mag er geen vervlakking optreden en moeten verschillende lesmethodieken blijven bestaan.
Verder dient het volgens de studenten een uitgangspunt te zijn dat ‘een opleiding in één stad genoten wordt’. Voorzieningen als bibliotheken en sportcentra moeten in elke stad behouden blijven, en ‘zeker niet onder het kopje samenwerking gecentraliseerd worden’. Ook culturele activiteiten als ‘introductieweken, cultuurcentra en stadsgebonden vieringen’ moeten in iedere stad blijven bestaan.
In de loop der jaren is het Nederlandse bedrijfsleven steeds iets minder gaan besteden aan R&D. Dat komt volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek doordat de dienstensector in Nederland relatief groot is: die doet weinig vernieuwend onderzoek.
Achterhoede
In 2009 vormden de bedrijfsinvesteringen in R&D slechts 0,88 procent van het bruto binnenlands product (het ‘jaarinkomen’ van Nederland). Daarmee loopt Nederland in de achterhoede van de EU, die er gemiddeld 1,25 procent aan uitgaf. Zweden en Finland besteedden ruim drie keer zo veel als Nederland.
Contractonderzoek
Intussen zien universiteiten en hogescholen hun inkomsten door contractonderzoek verder toenemen. In 2007 gaven bedrijven er een recordbedrag van 452 miljoen euro aan uit. Een jaar later, toen de crisis erin hakte, zakte dat terug tot 438 miljoen euro. Volgens de voorlopige CBS-cijfers van vorige maand zou het bedrag voor 2009 op ongeveer 456 miljoen euro uitkomen. Dat is bijna twee keer zoveel als in het jaar 2000.
Ook de overheid steekt steeds meer geld in contractonderzoek: in 2009 maar liefst 479 miljoen euro. Dat is meer dan het dubbele dan het bedrag in het jaar 2000.
Comments are closed.