Prof.ir. Hubert-Jan Henket (1940) neemt afscheid als hoogleraar restauratie bij Bouwkunde. De ‘dienende’ ontwerper maakte de weg vrij voor een nieuwe blik op restaureren.
Een aantal jaren geleden vroeg de Volkskrant Henket een top 10 van belangrijkste architecten te maken. Henket hoefde niet lang na te denken: op nummer 1 prijkte zijn grote voorbeeld Jan Duiker. In 1934 filosofeerde Duiker dat de architectuur niet langer een ‘landschapsmeubel’ moest zijn, maar een ‘organisme met nieuwe functies’, dat in de snel veranderende ‘eeuw van de machine’ paste. Na al die jaren hebben die woorden voor Henket nog niets aan betekenis ingeboet. Henket wil, naar het credo van Berlage, vooral een dienaar zijn. Terwijl Koolhaas en MVRDV de wildste gebouwen ontwierpen en daarmee de traditionele architecten naar lucht deden happen, liet Henket, net als zijn leermeester Aldo van Eyck, beide groepen links liggen. Geen traditionalist, geen vernieuwer. Voor Henket is de functie van het gebouw heilig.
“Hubert-Jan denkt vanuit de maker, de opgave”, zegt industrieel ontwerper Henk van Laarhoven. Hij werkt al drieëntwintig jaar bij het architectenbureau Henket & partners. “Een gebouw beschouwt hij als een product. Architecten zijn geen kunstenaars, in zijn ogen. Een gebouw maak je voor een opdrachtgever en mensen die het gaan gebruiken.”
Van Laarhoven vindt het arbeidsbureau in Veghel (1983) een goed voorbeeld hiervan. Henket ontwierp een groot marktplein, binnenin het gebouw, zodat overheid, werkgevers en werkzoekenden elkaar letterlijk kunnen ontmoeten, als waren ze op een markt.
Harm Tilman, hoofdredacteur van De Architect, meent dat Henket vooral veel betekent voor de restauratie van gebouwen in Nederland. “De modernisten willen oude gebouwen vervangen door nieuwe. Aan de andere kant zijn er neo-traditionalisten, die terug willen naar het originele gebouw. Henket ging zijn eigen weg. Het is zijn levenswerk om de bestaande voorraad opnieuw te gebruiken. De Verkadefabriek in Den Bosch bouwde hij om tot kunstcentrum, maar met behoud van oorspronkelijke elementen.” Alleen de naam doet nu nog denken aan koekjes en chocolade. Het gebouw staat inmiddels voor theater en ateliers van kunstenaars.
De bevlogenheid van Henket om het cultureel erfgoed te behouden maakte op bouwkunde studente Monique Frösch diepe indruk. Zij volgde zijn colleges over de restauratie van Sanatorium Zonnestraal in Hilversum. Henket streed al jaren voor behoud van het gebouw van zijn grote voorbeeld Duiker. “Hij vertelde zo goed over die restauratie”, zegt Frösch. “Iedereen hing aan zijn lippen. Bij veel docenten mis ik enthousiasme. Vaak geven ze een saaie, standaard lezing. Dat was bij Henket absoluut niet het geval. Hij kreeg steeds spontaan ideeën, tussen zijn betoog door, die hij ging vertellen. Doordat hij zelf zo gemotiveerd was, werd de rest van de groep het ook.”
“Hubert-Jan dacht, vooral bij Zonnestraal, veel na over continuïteit en verandering”, zegt hoofddocent ir. Job Roos van bouwkunde. “Van monumentenzorg mocht hij vrijwel niets aan het gebouw veranderen. Het was authentiek, riepen ze. Maar authenticiteit is een subjectief en vastgeroest begrip. Als authenticiteit betekent dat je teruggaat naar het oorspronkelijke, wat doe je dan met de nieuwe materialen die in het gebouw zijn verwerkt? Hubert-Jan probeerde veel begrippen op die manier open te breken. Binnen onze vakgroep restauratie heeft hij dat hoog op de agenda gezet.”
Collega-architect Jan Benthem roemt de eigengereidheid van Henket. “Hubert-Jan is buitengewoon vindingrijk en vasthoudend”, zegt Benthem. Hij werkt met Henket samen op de luchthaven, waar Henket supervisor architectuur en stedenbouw is. “Op Schiphol woedt een voortdurende strijd tussen het snelle, commerciële gewin en het langetermijndenken van de architect. De directie van Schiphol wilde een paar jaar geleden de verkeerstoren verhuren aan Samsung. Alleen Hubert-Jan en ik waren tegen. Dit was een soort prostitutie, een krankzinnig idee, vonden wij. Het boegbeeld van de luchthaven verhuren voor extra centen! Voor Hubert-Jan was het ondenkbaar, dat zou de traditie schaden. Hij bleef hameren op het belang van de traditie. Hij heeft er hart voor hoe er met gebouwen wordt omgegaan.”
Een van de meest spraakmakende ontwerpen van Henket is het ondergrondse gebouw voor de faculteit Dans en Theater voor ArtEZ hogeschool Arnhem (2004). Studenten dans rekken en strekken elf meter onder de grond. Het dak bestaat uit glas. De eerste keer dat de lerares choreografie Mary O’Donnell het gebouw zag was ze verkocht. “It is wonderful“, zegt de Amerikaanse lyrisch. “De kleuren in de repetitieruimtes veranderen voortdurend. Als de zon fel op de paarse vloer schijnt, krijgen de muren een bronsachtige kleur. Amazing. Dat werkt heel inspirerend.” Maar niet iedereen is zo enthousiast. Vanuit de docentenkamer roept een collega: “Meer lucht graag!” O’Donnell lacht. “Ik ben denk ik het meest positieve van iedereen hier.”
Het is niet de enige kritiek die Henket kreeg op zijn dienende ontwerpen, maar, zegt collega Van Laarhoven lachend: daar heeft Henket de perfecte remedie tegen. “Als het huilen ons nader staat dan het lachen, maken we vaak toneelstukjes. Ik roep dan ‘ach en wee”, zegt Van Laarhoven theatraal. “Hubert-Jan stelt me vervolgens gerust met de kalmerende woorden: ‘Zo erg is het niet. We gooien er nog een ton tegen aan een dan is het goed.’ Dan lachen we opgelucht. Die relativerende humor zorgt ervoor dat ik zo goed met hem kan samenwerken.”
Geen traditionalist, geen vernieuwer. Voor Henket is de functie van het gebouw heilig. (Foto: Hans Stakelbeek/FMAX)
Een aantal jaren geleden vroeg de Volkskrant Henket een top 10 van belangrijkste architecten te maken. Henket hoefde niet lang na te denken: op nummer 1 prijkte zijn grote voorbeeld Jan Duiker. In 1934 filosofeerde Duiker dat de architectuur niet langer een ‘landschapsmeubel’ moest zijn, maar een ‘organisme met nieuwe functies’, dat in de snel veranderende ‘eeuw van de machine’ paste. Na al die jaren hebben die woorden voor Henket nog niets aan betekenis ingeboet. Henket wil, naar het credo van Berlage, vooral een dienaar zijn. Terwijl Koolhaas en MVRDV de wildste gebouwen ontwierpen en daarmee de traditionele architecten naar lucht deden happen, liet Henket, net als zijn leermeester Aldo van Eyck, beide groepen links liggen. Geen traditionalist, geen vernieuwer. Voor Henket is de functie van het gebouw heilig.
“Hubert-Jan denkt vanuit de maker, de opgave”, zegt industrieel ontwerper Henk van Laarhoven. Hij werkt al drieëntwintig jaar bij het architectenbureau Henket & partners. “Een gebouw beschouwt hij als een product. Architecten zijn geen kunstenaars, in zijn ogen. Een gebouw maak je voor een opdrachtgever en mensen die het gaan gebruiken.”
Van Laarhoven vindt het arbeidsbureau in Veghel (1983) een goed voorbeeld hiervan. Henket ontwierp een groot marktplein, binnenin het gebouw, zodat overheid, werkgevers en werkzoekenden elkaar letterlijk kunnen ontmoeten, als waren ze op een markt.
Harm Tilman, hoofdredacteur van De Architect, meent dat Henket vooral veel betekent voor de restauratie van gebouwen in Nederland. “De modernisten willen oude gebouwen vervangen door nieuwe. Aan de andere kant zijn er neo-traditionalisten, die terug willen naar het originele gebouw. Henket ging zijn eigen weg. Het is zijn levenswerk om de bestaande voorraad opnieuw te gebruiken. De Verkadefabriek in Den Bosch bouwde hij om tot kunstcentrum, maar met behoud van oorspronkelijke elementen.” Alleen de naam doet nu nog denken aan koekjes en chocolade. Het gebouw staat inmiddels voor theater en ateliers van kunstenaars.
De bevlogenheid van Henket om het cultureel erfgoed te behouden maakte op bouwkunde studente Monique Frösch diepe indruk. Zij volgde zijn colleges over de restauratie van Sanatorium Zonnestraal in Hilversum. Henket streed al jaren voor behoud van het gebouw van zijn grote voorbeeld Duiker. “Hij vertelde zo goed over die restauratie”, zegt Frösch. “Iedereen hing aan zijn lippen. Bij veel docenten mis ik enthousiasme. Vaak geven ze een saaie, standaard lezing. Dat was bij Henket absoluut niet het geval. Hij kreeg steeds spontaan ideeën, tussen zijn betoog door, die hij ging vertellen. Doordat hij zelf zo gemotiveerd was, werd de rest van de groep het ook.”
“Hubert-Jan dacht, vooral bij Zonnestraal, veel na over continuïteit en verandering”, zegt hoofddocent ir. Job Roos van bouwkunde. “Van monumentenzorg mocht hij vrijwel niets aan het gebouw veranderen. Het was authentiek, riepen ze. Maar authenticiteit is een subjectief en vastgeroest begrip. Als authenticiteit betekent dat je teruggaat naar het oorspronkelijke, wat doe je dan met de nieuwe materialen die in het gebouw zijn verwerkt? Hubert-Jan probeerde veel begrippen op die manier open te breken. Binnen onze vakgroep restauratie heeft hij dat hoog op de agenda gezet.”
Collega-architect Jan Benthem roemt de eigengereidheid van Henket. “Hubert-Jan is buitengewoon vindingrijk en vasthoudend”, zegt Benthem. Hij werkt met Henket samen op de luchthaven, waar Henket supervisor architectuur en stedenbouw is. “Op Schiphol woedt een voortdurende strijd tussen het snelle, commerciële gewin en het langetermijndenken van de architect. De directie van Schiphol wilde een paar jaar geleden de verkeerstoren verhuren aan Samsung. Alleen Hubert-Jan en ik waren tegen. Dit was een soort prostitutie, een krankzinnig idee, vonden wij. Het boegbeeld van de luchthaven verhuren voor extra centen! Voor Hubert-Jan was het ondenkbaar, dat zou de traditie schaden. Hij bleef hameren op het belang van de traditie. Hij heeft er hart voor hoe er met gebouwen wordt omgegaan.”
Een van de meest spraakmakende ontwerpen van Henket is het ondergrondse gebouw voor de faculteit Dans en Theater voor ArtEZ hogeschool Arnhem (2004). Studenten dans rekken en strekken elf meter onder de grond. Het dak bestaat uit glas. De eerste keer dat de lerares choreografie Mary O’Donnell het gebouw zag was ze verkocht. “It is wonderful“, zegt de Amerikaanse lyrisch. “De kleuren in de repetitieruimtes veranderen voortdurend. Als de zon fel op de paarse vloer schijnt, krijgen de muren een bronsachtige kleur. Amazing. Dat werkt heel inspirerend.” Maar niet iedereen is zo enthousiast. Vanuit de docentenkamer roept een collega: “Meer lucht graag!” O’Donnell lacht. “Ik ben denk ik het meest positieve van iedereen hier.”
Het is niet de enige kritiek die Henket kreeg op zijn dienende ontwerpen, maar, zegt collega Van Laarhoven lachend: daar heeft Henket de perfecte remedie tegen. “Als het huilen ons nader staat dan het lachen, maken we vaak toneelstukjes. Ik roep dan ‘ach en wee”, zegt Van Laarhoven theatraal. “Hubert-Jan stelt me vervolgens gerust met de kalmerende woorden: ‘Zo erg is het niet. We gooien er nog een ton tegen aan een dan is het goed.’ Dan lachen we opgelucht. Die relativerende humor zorgt ervoor dat ik zo goed met hem kan samenwerken.”
Geen traditionalist, geen vernieuwer. Voor Henket is de functie van het gebouw heilig. (Foto: Hans Stakelbeek/FMAX)
Comments are closed.