Onderwijs

Doornroosje ontwaakt

Delft heeft een tuin nodig met ’technische gewassen’, werd honderd jaar geleden bepleit. De Botanische Tuin die het resultaat was, viert komende week zijn jubileum met een wereldcongres. Na een periode van minachting kijkt de tuin nu uit naar een bloeitijd.

“Eigenlijk bestaat de tuin pas vanaf 1917”, verklapt directeur drs. Bob Ursem boven het geluid van een pruttelende Senseo-koffiemachine uit. “Maar het idee om de tuin te beginnen stamt uit 1908 van professor Van Iterson.” Het gehaaste begin aan het interview blijkt typerend; Ursem loopt over van verhalen en ideeën. Hij onderbreekt zichzelf regelmatig omdat een nog belangrijker idee zich naar voren dringt. Ursem heeft vanuit zijn kantoor een van de mooiste uitzichten van de TU: veel rustgevend groen (hij is er immuun voor) en een met instrumenten beklede boom waaraan metingen worden verricht. Natuur en techniek zijn partners in de technische botanie.

‘Wil de aanstaande ingenieur de processen welke vereist worden ter verkrijging van de zo gewichtige producten uit het plantenrijk volkomen kunnen doorgronden, dan zal hem de gelegenheid moeten worden geschonken de gewassen, welke daarvoor het uitgangspunt zijn, zoals zij aan de techniek worden aangeboden, in de meeste gevallen in levende toestand, te bestuderen’, aldus professor Gerrit van Iterson jr. van de Afdeling der Scheikundige Technologie en Mijnbouwkunde van de Technische Hogeschool Delft in 1908.

Van Iterson was zelf zeven jaar eerder in Delft afgestudeerd aan wat toen nog de Polytechnische School heette. Zijn leermeester was professor Beijerinck, hoogleraar bacteriologie en voorheen docent botanie. Hij wordt gezien als de oorsprong van de groene tak in Delft.

Van Iterson wordt Beijerincks assistent en promoveert in 1907 op de phyllotaxis; de wiskundige patronen in de plantenkunde zoals de rangschikking van pitten in een zonnebloem, de ordening van bladen aan een boom en de opbouw van broccoliroosjes. Nog hetzelfde jaar werd Van Iterson benoemd als hoogleraar microscopische anatomie. Het voorstel voor de aanleg van kassen en een cultuurtuin schrijft hij in 1908 in het laboratorium aan de Oude Delft, waarachter zich slechts een kleine tuin bevond. Het zou tot 1917 duren voordat het nieuwe gebouw voor Technische Botanie aan de Julianalaan en de tuin gerealiseerd werden. Nu herbergt het gebouw het Kluyverlaboratorium van de afdeling biotechnologie van Technische Natuurwetenschappen.
Haargroeimiddel

Wat moet een technische universiteit eigenlijk met een tuin? In de tijd van de oprichting hoefde men daar niet lang over na te denken. Nederland had overzeese belangen in Suriname, de Antillen en in het toenmalige Nederlands-Indië. De overzeese gebieden waren van oudsher de oorsprong van specerijen en kruiden, maar in toenemende mate ook van grondstoffen. Ursem: “Daar kwamen nieuwe houtsoorten vandaan, vezels, gommen en harsen die in de rubber- en verfindustrie werden toegepast. In de jaren twintig waren die grondstoffen van groot industrieel belang en zorgden ze voor veel innovaties. Daarvoor is de tuin destijds cruciaal geweest.”

Van Iterson stond aan de wieg van veel van die innovaties. Hij was directeur van de zogenaamde Rijksrubberdienst die in 1910 werd opgericht voor keuring en promotie van het natuurrubber dat in Nederlands-Indië uit de Hevea brasiliensis werd gewonnen. Van Iterson werd in 1918 eveneens benoemd tot voorzitter van de ‘Commissie inzake de vaststelling van papiernormen’. Papier was een van de belangrijkste producten die uit vezels werden gewonnen, en er ontstond een behoefte aan productiestandaards. In 1937 werd er zelfs een leerstoel papierfabricage ingesteld.

En ook op het gebied van hout drukte Van Iterson zijn stempel. In het Laboratorium voor Technische Botanie werden cursussen houtanatomie en houtherkenning gegeven. De belangstellenden waren het met Van Iterson eens dat hout voor de ingenieur een belangrijk constructiemateriaal was. Voor Rijkswaterstaat leidde Van Iterson een onderzoek naar geschikt hout voor havenwerken en hij introduceerde een procédé waardoor hout slijtvaster werd en elastischer door toevoeging van lignine.

Sommige bomen uit de begintijd staan er nu nog, zegt Gerard van der Veen. Hij kwam hier 37 jaar geleden binnen als hovenier. Langzamerhand kreeg hij er steeds meer taken bij en nu is hij verantwoordelijk voor educatie, public relations, marketing en communicatie. Maar zijn handen zijn meer die van een tuinman dan van een kantoorklerk, en zijn Delftse tongval verraadt zijn wortels. Met gemak somt hij enkele houtleveranciers in het bomenpark op: beuken, eiken, walnoot, sequoia, esdoorn en populieren. Voor Van der Veen zijn de bomen oude bekenden. De sequoia uit de Himalaya die hier in 1952 geplant werd, of de enorm dikke populier die hier al negentig jaar staat. De berk die, als je er in januari een tak vanaf zaagt zo gaat bloeden dat het berkensap eruit gutst. Dat werd als haargroeimiddel gebruikt. Nee, zelf heeft hij het nooit geprobeerd. Zijn borstelkapsel heeft geen middeltjes nodig.
Winterslaap

Het tij keerde voor de Tuin met de verhouding tot Nederlands-Indië, vlak na de Tweede Wereldoorlog. Op 17 augustus 1945 riep Indonesië de onafhankelijkheid uit, maar het zou tot 1949 duren voordat Nederland de soevereiniteit overdroeg. De stroom koloniale waren, waaronder ook vezels, hout en rubber, nam af. En daarmee ook het belang van het onderzoek aan ’technische gewassen’ in de Botanische Tuin. Aardolie werd de belangrijkste grondstof en de synthetische chemie werd als wegbereider van de toekomst beschouwd. In 1964 werd besloten de Technische Botanie te sluiten. De collectie ging naar het Rijksherbarium in Leiden en de tuin kwam onder beheer van algemene zaken van de afdeling biotechnologie.

Voor de tuin trad een periode van winterslaap in, die een ruim dertig jaar zou duren en waarin het achterste gedeelte met het aangrenzende geodesiegebouw aan Rijkswaterstaat werd verkocht. Hierdoor bleef nog maar ruim de helft van de tuin (2,7 hectare) over. In die Doornroosjeperiode bleef de tuin een goed onderhouden plek voor promoties en bijeenkomsten. Het publiek werd er steeds meer toegelaten.

Het was de tijd van het geloof in de maakbaarheid en in de suprematie van de technologie over de natuur. Wetenschappers keerden de tuin de rug toe, en bleven in het lab.

Niet alle wetenschappers. Universitair hoofddocent organische chemie dr.ir. Leen Maat was op het laatst de enige onderzoeker die nog in de tuin kwam. In de jaren zeventig werkte hij aan een synthetische versie van morfine, en had ter vergelijking een aantal Papaver somniferum of slaapbollen in de Botanische Tuin staan. Uiteindelijk lukte de synthese, maar doordat eind jaren zeventig morfine massaal verbouwd werd, zakte de prijs tot tweehonderd dollar per kilo. Synthese was meer dan tien keer duurder.

Een ander farmaceutisch onderzoek was begin jaren negentig dat van dr.ir. Jan Marijnissen (DelftChemTech, nanogestructureerde materialen). Hij wilde uit de taxusboom Taxus baccata een stof winnen die de voorloper is van het extreem dure kankerremmende medicijn Taxol. Alternatief wordt de stof uit de bast van de boom gewonnen, wat de bomen in rap tempo aantast. Marijnissen slaagde erin de naalden te ‘melken’ door gebruik te maken van een elektrostatisch geladen plaat die de stof als het ware uit de naalden trekt. Volgens Leen Maat werkt de methode wel, maar is nog niet in gebruik genomen door de industrie.
Parkeerterrein

Het dieptepunt voor de tuin, die toen ook wel ‘Cultuurtuin’ werd genoemd, waren de plannen van rond 1995 de tuin op te heffen om er bijvoorbeeld een parkeerterrein van te maken. Die bedreiging vormde voor chemicus Leen Maat en tuinchef Hans van Loon de aanleiding om de Vereniging van Vrienden van de Botanische Tuin op te richten. Ze wisten zich gesteund door een rapport van dr. Pieter van Mourik in opdracht van decaan prof. Karel Luyben. Hierin werden diverse toekomstmogelijkheden van de tuin geschetst. In een ‘pittig gesprek’ drong Leen Maat er bij het college van bestuur op aan om weer een directeur aan te stellen voor de Botanische Tuin. Dat werd in 2001 Bob Ursem. “Een kerel met een visie en een ongelofelijke energie”m constateert Maat (nu 75 jaar).

“Er lopen momenteel twintig onderzoeksprogramma’s”, verklaart Bob Ursem. En het is waar, vanaf 2000 hebben ook andere onderzoekers dan de organisch chemici de tuin (her-)ontdekt. Op de golf van duurzaamheid, cradle-to-cradle, biobrandstoffen en nanotechnologie heeft de wetenschap meer belangstelling gekregen voor de natuur.

Er loopt een aantal projecten met de faculteit Civiele Techniek en Geowetenschappen voor duurzame kustverdediging. De grassoort Vetiver uit Zuidoost-Azië is door zijn extreem lange wortels uitstekend geschikt om dijken op een natuurlijke manier te verstevigen. De combinatie met mangrovebomen zou dijken zelfs tsunami-bestendig kunnen maken. De afdeling biotechnologie van Technische Natuurwetenschappen doet onderzoek naar teelt voor biobrandstoffen uit plantenafval en algen. Bouwkunde onderzoekt de gevolgen voor het binnenklimaat van ventilatie door een plantenrooster voor de gevel. En bij Industrieel Ontwerpen loopt ondermeer onderzoek naar duurzame schoenzolen op basis van vlas en naar een biogasproducerende gft-bak (de powerbin).

Divers onderzoek heeft al prijzen en patenten opgeleverd: de ontdekking van een duurzaam UV-filter op basis van het beschermingsmechanisme van een bergden Pinus mugo werd in 2004 als beste innovatie in de sensortechnologie gewaardeerd. In 2008 won Ursem samen met Jan Marijnissen en dr.ing. Rein Roos (Botanische Tuin) de Intertraffic Innovation Award voor het fijnstofreductiesysteem. Dat vermindert de hoeveelheid fijnstof in de lucht doordat een positieve ruimtelading de stofdeeltjes naar de grond dirigeert.

Toch is de dreiging voor de tuin niet voorbij. In 2012 zal de afdeling biotechnologie het Kluyverlaboratorium aan de Julianalaan verlaten. Een projectontwikkelaar wil op die plek nieuwe hoogbouw neerzetten en een parkeergarage onder de tuin, vertelt Leen Maat. “Dat betekent het einde van de tuin,” reageert Gerard van der Veen desgevraagd tegenover het Algemeen Dagblad.

Ursem kiest voor een vlucht naar voren: hij wil het leegkomende Kluyverlaboratorium hergebruiken en er een totaal nieuw laboratorium in onderbrengen voor al zijn onderzoeksprojecten. “Dat kan straks met het geld van onze patenten. Dat weet ik gewoon.”

Gelooft Leen Maat daar ook in? “Als Bob zich ergens voor inzet, komt het meestal wat goed.”

Het congres ‘Challenges in Botanical Research and Climate Change’ ter gelegenheid van het honderdjarig bestaan van de Delftse Botanische Tuin loopt van zondag 29 juni tot vrijdag 4 juli.

botanicalresearch2008.bt.tudelft.nl

Luchtfoto van de Botanische Tuin in 1975. Het gedeelte rechts op de foto is er inmiddels af. (Foto: Botanische Tuin)

“Eigenlijk bestaat de tuin pas vanaf 1917”, verklapt directeur drs. Bob Ursem boven het geluid van een pruttelende Senseo-koffiemachine uit. “Maar het idee om de tuin te beginnen stamt uit 1908 van professor Van Iterson.” Het gehaaste begin aan het interview blijkt typerend; Ursem loopt over van verhalen en ideeën. Hij onderbreekt zichzelf regelmatig omdat een nog belangrijker idee zich naar voren dringt. Ursem heeft vanuit zijn kantoor een van de mooiste uitzichten van de TU: veel rustgevend groen (hij is er immuun voor) en een met instrumenten beklede boom waaraan metingen worden verricht. Natuur en techniek zijn partners in de technische botanie.

‘Wil de aanstaande ingenieur de processen welke vereist worden ter verkrijging van de zo gewichtige producten uit het plantenrijk volkomen kunnen doorgronden, dan zal hem de gelegenheid moeten worden geschonken de gewassen, welke daarvoor het uitgangspunt zijn, zoals zij aan de techniek worden aangeboden, in de meeste gevallen in levende toestand, te bestuderen’, aldus professor Gerrit van Iterson jr. van de Afdeling der Scheikundige Technologie en Mijnbouwkunde van de Technische Hogeschool Delft in 1908.

Van Iterson was zelf zeven jaar eerder in Delft afgestudeerd aan wat toen nog de Polytechnische School heette. Zijn leermeester was professor Beijerinck, hoogleraar bacteriologie en voorheen docent botanie. Hij wordt gezien als de oorsprong van de groene tak in Delft.

Van Iterson wordt Beijerincks assistent en promoveert in 1907 op de phyllotaxis; de wiskundige patronen in de plantenkunde zoals de rangschikking van pitten in een zonnebloem, de ordening van bladen aan een boom en de opbouw van broccoliroosjes. Nog hetzelfde jaar werd Van Iterson benoemd als hoogleraar microscopische anatomie. Het voorstel voor de aanleg van kassen en een cultuurtuin schrijft hij in 1908 in het laboratorium aan de Oude Delft, waarachter zich slechts een kleine tuin bevond. Het zou tot 1917 duren voordat het nieuwe gebouw voor Technische Botanie aan de Julianalaan en de tuin gerealiseerd werden. Nu herbergt het gebouw het Kluyverlaboratorium van de afdeling biotechnologie van Technische Natuurwetenschappen.
Haargroeimiddel

Wat moet een technische universiteit eigenlijk met een tuin? In de tijd van de oprichting hoefde men daar niet lang over na te denken. Nederland had overzeese belangen in Suriname, de Antillen en in het toenmalige Nederlands-Indië. De overzeese gebieden waren van oudsher de oorsprong van specerijen en kruiden, maar in toenemende mate ook van grondstoffen. Ursem: “Daar kwamen nieuwe houtsoorten vandaan, vezels, gommen en harsen die in de rubber- en verfindustrie werden toegepast. In de jaren twintig waren die grondstoffen van groot industrieel belang en zorgden ze voor veel innovaties. Daarvoor is de tuin destijds cruciaal geweest.”

Van Iterson stond aan de wieg van veel van die innovaties. Hij was directeur van de zogenaamde Rijksrubberdienst die in 1910 werd opgericht voor keuring en promotie van het natuurrubber dat in Nederlands-Indië uit de Hevea brasiliensis werd gewonnen. Van Iterson werd in 1918 eveneens benoemd tot voorzitter van de ‘Commissie inzake de vaststelling van papiernormen’. Papier was een van de belangrijkste producten die uit vezels werden gewonnen, en er ontstond een behoefte aan productiestandaards. In 1937 werd er zelfs een leerstoel papierfabricage ingesteld.

En ook op het gebied van hout drukte Van Iterson zijn stempel. In het Laboratorium voor Technische Botanie werden cursussen houtanatomie en houtherkenning gegeven. De belangstellenden waren het met Van Iterson eens dat hout voor de ingenieur een belangrijk constructiemateriaal was. Voor Rijkswaterstaat leidde Van Iterson een onderzoek naar geschikt hout voor havenwerken en hij introduceerde een procédé waardoor hout slijtvaster werd en elastischer door toevoeging van lignine.

Sommige bomen uit de begintijd staan er nu nog, zegt Gerard van der Veen. Hij kwam hier 37 jaar geleden binnen als hovenier. Langzamerhand kreeg hij er steeds meer taken bij en nu is hij verantwoordelijk voor educatie, public relations, marketing en communicatie. Maar zijn handen zijn meer die van een tuinman dan van een kantoorklerk, en zijn Delftse tongval verraadt zijn wortels. Met gemak somt hij enkele houtleveranciers in het bomenpark op: beuken, eiken, walnoot, sequoia, esdoorn en populieren. Voor Van der Veen zijn de bomen oude bekenden. De sequoia uit de Himalaya die hier in 1952 geplant werd, of de enorm dikke populier die hier al negentig jaar staat. De berk die, als je er in januari een tak vanaf zaagt zo gaat bloeden dat het berkensap eruit gutst. Dat werd als haargroeimiddel gebruikt. Nee, zelf heeft hij het nooit geprobeerd. Zijn borstelkapsel heeft geen middeltjes nodig.
Winterslaap

Het tij keerde voor de Tuin met de verhouding tot Nederlands-Indië, vlak na de Tweede Wereldoorlog. Op 17 augustus 1945 riep Indonesië de onafhankelijkheid uit, maar het zou tot 1949 duren voordat Nederland de soevereiniteit overdroeg. De stroom koloniale waren, waaronder ook vezels, hout en rubber, nam af. En daarmee ook het belang van het onderzoek aan ’technische gewassen’ in de Botanische Tuin. Aardolie werd de belangrijkste grondstof en de synthetische chemie werd als wegbereider van de toekomst beschouwd. In 1964 werd besloten de Technische Botanie te sluiten. De collectie ging naar het Rijksherbarium in Leiden en de tuin kwam onder beheer van algemene zaken van de afdeling biotechnologie.

Voor de tuin trad een periode van winterslaap in, die een ruim dertig jaar zou duren en waarin het achterste gedeelte met het aangrenzende geodesiegebouw aan Rijkswaterstaat werd verkocht. Hierdoor bleef nog maar ruim de helft van de tuin (2,7 hectare) over. In die Doornroosjeperiode bleef de tuin een goed onderhouden plek voor promoties en bijeenkomsten. Het publiek werd er steeds meer toegelaten.

Het was de tijd van het geloof in de maakbaarheid en in de suprematie van de technologie over de natuur. Wetenschappers keerden de tuin de rug toe, en bleven in het lab.

Niet alle wetenschappers. Universitair hoofddocent organische chemie dr.ir. Leen Maat was op het laatst de enige onderzoeker die nog in de tuin kwam. In de jaren zeventig werkte hij aan een synthetische versie van morfine, en had ter vergelijking een aantal Papaver somniferum of slaapbollen in de Botanische Tuin staan. Uiteindelijk lukte de synthese, maar doordat eind jaren zeventig morfine massaal verbouwd werd, zakte de prijs tot tweehonderd dollar per kilo. Synthese was meer dan tien keer duurder.

Een ander farmaceutisch onderzoek was begin jaren negentig dat van dr.ir. Jan Marijnissen (DelftChemTech, nanogestructureerde materialen). Hij wilde uit de taxusboom Taxus baccata een stof winnen die de voorloper is van het extreem dure kankerremmende medicijn Taxol. Alternatief wordt de stof uit de bast van de boom gewonnen, wat de bomen in rap tempo aantast. Marijnissen slaagde erin de naalden te ‘melken’ door gebruik te maken van een elektrostatisch geladen plaat die de stof als het ware uit de naalden trekt. Volgens Leen Maat werkt de methode wel, maar is nog niet in gebruik genomen door de industrie.
Parkeerterrein

Het dieptepunt voor de tuin, die toen ook wel ‘Cultuurtuin’ werd genoemd, waren de plannen van rond 1995 de tuin op te heffen om er bijvoorbeeld een parkeerterrein van te maken. Die bedreiging vormde voor chemicus Leen Maat en tuinchef Hans van Loon de aanleiding om de Vereniging van Vrienden van de Botanische Tuin op te richten. Ze wisten zich gesteund door een rapport van dr. Pieter van Mourik in opdracht van decaan prof. Karel Luyben. Hierin werden diverse toekomstmogelijkheden van de tuin geschetst. In een ‘pittig gesprek’ drong Leen Maat er bij het college van bestuur op aan om weer een directeur aan te stellen voor de Botanische Tuin. Dat werd in 2001 Bob Ursem. “Een kerel met een visie en een ongelofelijke energie”m constateert Maat (nu 75 jaar).

“Er lopen momenteel twintig onderzoeksprogramma’s”, verklaart Bob Ursem. En het is waar, vanaf 2000 hebben ook andere onderzoekers dan de organisch chemici de tuin (her-)ontdekt. Op de golf van duurzaamheid, cradle-to-cradle, biobrandstoffen en nanotechnologie heeft de wetenschap meer belangstelling gekregen voor de natuur.

Er loopt een aantal projecten met de faculteit Civiele Techniek en Geowetenschappen voor duurzame kustverdediging. De grassoort Vetiver uit Zuidoost-Azië is door zijn extreem lange wortels uitstekend geschikt om dijken op een natuurlijke manier te verstevigen. De combinatie met mangrovebomen zou dijken zelfs tsunami-bestendig kunnen maken. De afdeling biotechnologie van Technische Natuurwetenschappen doet onderzoek naar teelt voor biobrandstoffen uit plantenafval en algen. Bouwkunde onderzoekt de gevolgen voor het binnenklimaat van ventilatie door een plantenrooster voor de gevel. En bij Industrieel Ontwerpen loopt ondermeer onderzoek naar duurzame schoenzolen op basis van vlas en naar een biogasproducerende gft-bak (de powerbin).

Divers onderzoek heeft al prijzen en patenten opgeleverd: de ontdekking van een duurzaam UV-filter op basis van het beschermingsmechanisme van een bergden Pinus mugo werd in 2004 als beste innovatie in de sensortechnologie gewaardeerd. In 2008 won Ursem samen met Jan Marijnissen en dr.ing. Rein Roos (Botanische Tuin) de Intertraffic Innovation Award voor het fijnstofreductiesysteem. Dat vermindert de hoeveelheid fijnstof in de lucht doordat een positieve ruimtelading de stofdeeltjes naar de grond dirigeert.

Toch is de dreiging voor de tuin niet voorbij. In 2012 zal de afdeling biotechnologie het Kluyverlaboratorium aan de Julianalaan verlaten. Een projectontwikkelaar wil op die plek nieuwe hoogbouw neerzetten en een parkeergarage onder de tuin, vertelt Leen Maat. “Dat betekent het einde van de tuin,” reageert Gerard van der Veen desgevraagd tegenover het Algemeen Dagblad.

Ursem kiest voor een vlucht naar voren: hij wil het leegkomende Kluyverlaboratorium hergebruiken en er een totaal nieuw laboratorium in onderbrengen voor al zijn onderzoeksprojecten. “Dat kan straks met het geld van onze patenten. Dat weet ik gewoon.”

Gelooft Leen Maat daar ook in? “Als Bob zich ergens voor inzet, komt het meestal wat goed.”

Het congres ‘Challenges in Botanical Research and Climate Change’ ter gelegenheid van het honderdjarig bestaan van de Delftse Botanische Tuin loopt van zondag 29 juni tot vrijdag 4 juli.

botanicalresearch2008.bt.tudelft.nl

Luchtfoto van de Botanische Tuin in 1975. Het gedeelte rechts op de foto is er inmiddels af. (Foto: Botanische Tuin)

“Eigenlijk bestaat de tuin pas vanaf 1917”, verklapt directeur drs. Bob Ursem boven het geluid van een pruttelende Senseo-koffiemachine uit. “Maar het idee om de tuin te beginnen stamt uit 1908 van professor Van Iterson.” Het gehaaste begin aan het interview blijkt typerend; Ursem loopt over van verhalen en ideeën. Hij onderbreekt zichzelf regelmatig omdat een nog belangrijker idee zich naar voren dringt. Ursem heeft vanuit zijn kantoor een van de mooiste uitzichten van de TU: veel rustgevend groen (hij is er immuun voor) en een met instrumenten beklede boom waaraan metingen worden verricht. Natuur en techniek zijn partners in de technische botanie.

‘Wil de aanstaande ingenieur de processen welke vereist worden ter verkrijging van de zo gewichtige producten uit het plantenrijk volkomen kunnen doorgronden, dan zal hem de gelegenheid moeten worden geschonken de gewassen, welke daarvoor het uitgangspunt zijn, zoals zij aan de techniek worden aangeboden, in de meeste gevallen in levende toestand, te bestuderen’, aldus professor Gerrit van Iterson jr. van de Afdeling der Scheikundige Technologie en Mijnbouwkunde van de Technische Hogeschool Delft in 1908.

Van Iterson was zelf zeven jaar eerder in Delft afgestudeerd aan wat toen nog de Polytechnische School heette. Zijn leermeester was professor Beijerinck, hoogleraar bacteriologie en voorheen docent botanie. Hij wordt gezien als de oorsprong van de groene tak in Delft.

Van Iterson wordt Beijerincks assistent en promoveert in 1907 op de phyllotaxis; de wiskundige patronen in de plantenkunde zoals de rangschikking van pitten in een zonnebloem, de ordening van bladen aan een boom en de opbouw van broccoliroosjes. Nog hetzelfde jaar werd Van Iterson benoemd als hoogleraar microscopische anatomie. Het voorstel voor de aanleg van kassen en een cultuurtuin schrijft hij in 1908 in het laboratorium aan de Oude Delft, waarachter zich slechts een kleine tuin bevond. Het zou tot 1917 duren voordat het nieuwe gebouw voor Technische Botanie aan de Julianalaan en de tuin gerealiseerd werden. Nu herbergt het gebouw het Kluyverlaboratorium van de afdeling biotechnologie van Technische Natuurwetenschappen.
Haargroeimiddel

Wat moet een technische universiteit eigenlijk met een tuin? In de tijd van de oprichting hoefde men daar niet lang over na te denken. Nederland had overzeese belangen in Suriname, de Antillen en in het toenmalige Nederlands-Indië. De overzeese gebieden waren van oudsher de oorsprong van specerijen en kruiden, maar in toenemende mate ook van grondstoffen. Ursem: “Daar kwamen nieuwe houtsoorten vandaan, vezels, gommen en harsen die in de rubber- en verfindustrie werden toegepast. In de jaren twintig waren die grondstoffen van groot industrieel belang en zorgden ze voor veel innovaties. Daarvoor is de tuin destijds cruciaal geweest.”

Van Iterson stond aan de wieg van veel van die innovaties. Hij was directeur van de zogenaamde Rijksrubberdienst die in 1910 werd opgericht voor keuring en promotie van het natuurrubber dat in Nederlands-Indië uit de Hevea brasiliensis werd gewonnen. Van Iterson werd in 1918 eveneens benoemd tot voorzitter van de ‘Commissie inzake de vaststelling van papiernormen’. Papier was een van de belangrijkste producten die uit vezels werden gewonnen, en er ontstond een behoefte aan productiestandaards. In 1937 werd er zelfs een leerstoel papierfabricage ingesteld.

En ook op het gebied van hout drukte Van Iterson zijn stempel. In het Laboratorium voor Technische Botanie werden cursussen houtanatomie en houtherkenning gegeven. De belangstellenden waren het met Van Iterson eens dat hout voor de ingenieur een belangrijk constructiemateriaal was. Voor Rijkswaterstaat leidde Van Iterson een onderzoek naar geschikt hout voor havenwerken en hij introduceerde een procédé waardoor hout slijtvaster werd en elastischer door toevoeging van lignine.

Sommige bomen uit de begintijd staan er nu nog, zegt Gerard van der Veen. Hij kwam hier 37 jaar geleden binnen als hovenier. Langzamerhand kreeg hij er steeds meer taken bij en nu is hij verantwoordelijk voor educatie, public relations, marketing en communicatie. Maar zijn handen zijn meer die van een tuinman dan van een kantoorklerk, en zijn Delftse tongval verraadt zijn wortels. Met gemak somt hij enkele houtleveranciers in het bomenpark op: beuken, eiken, walnoot, sequoia, esdoorn en populieren. Voor Van der Veen zijn de bomen oude bekenden. De sequoia uit de Himalaya die hier in 1952 geplant werd, of de enorm dikke populier die hier al negentig jaar staat. De berk die, als je er in januari een tak vanaf zaagt zo gaat bloeden dat het berkensap eruit gutst. Dat werd als haargroeimiddel gebruikt. Nee, zelf heeft hij het nooit geprobeerd. Zijn borstelkapsel heeft geen middeltjes nodig.
Winterslaap

Het tij keerde voor de Tuin met de verhouding tot Nederlands-Indië, vlak na de Tweede Wereldoorlog. Op 17 augustus 1945 riep Indonesië de onafhankelijkheid uit, maar het zou tot 1949 duren voordat Nederland de soevereiniteit overdroeg. De stroom koloniale waren, waaronder ook vezels, hout en rubber, nam af. En daarmee ook het belang van het onderzoek aan ’technische gewassen’ in de Botanische Tuin. Aardolie werd de belangrijkste grondstof en de synthetische chemie werd als wegbereider van de toekomst beschouwd. In 1964 werd besloten de Technische Botanie te sluiten. De collectie ging naar het Rijksherbarium in Leiden en de tuin kwam onder beheer van algemene zaken van de afdeling biotechnologie.

Voor de tuin trad een periode van winterslaap in, die een ruim dertig jaar zou duren en waarin het achterste gedeelte met het aangrenzende geodesiegebouw aan Rijkswaterstaat werd verkocht. Hierdoor bleef nog maar ruim de helft van de tuin (2,7 hectare) over. In die Doornroosjeperiode bleef de tuin een goed onderhouden plek voor promoties en bijeenkomsten. Het publiek werd er steeds meer toegelaten.

Het was de tijd van het geloof in de maakbaarheid en in de suprematie van de technologie over de natuur. Wetenschappers keerden de tuin de rug toe, en bleven in het lab.

Niet alle wetenschappers. Universitair hoofddocent organische chemie dr.ir. Leen Maat was op het laatst de enige onderzoeker die nog in de tuin kwam. In de jaren zeventig werkte hij aan een synthetische versie van morfine, en had ter vergelijking een aantal Papaver somniferum of slaapbollen in de Botanische Tuin staan. Uiteindelijk lukte de synthese, maar doordat eind jaren zeventig morfine massaal verbouwd werd, zakte de prijs tot tweehonderd dollar per kilo. Synthese was meer dan tien keer duurder.

Een ander farmaceutisch onderzoek was begin jaren negentig dat van dr.ir. Jan Marijnissen (DelftChemTech, nanogestructureerde materialen). Hij wilde uit de taxusboom Taxus baccata een stof winnen die de voorloper is van het extreem dure kankerremmende medicijn Taxol. Alternatief wordt de stof uit de bast van de boom gewonnen, wat de bomen in rap tempo aantast. Marijnissen slaagde erin de naalden te ‘melken’ door gebruik te maken van een elektrostatisch geladen plaat die de stof als het ware uit de naalden trekt. Volgens Leen Maat werkt de methode wel, maar is nog niet in gebruik genomen door de industrie.
Parkeerterrein

Het dieptepunt voor de tuin, die toen ook wel ‘Cultuurtuin’ werd genoemd, waren de plannen van rond 1995 de tuin op te heffen om er bijvoorbeeld een parkeerterrein van te maken. Die bedreiging vormde voor chemicus Leen Maat en tuinchef Hans van Loon de aanleiding om de Vereniging van Vrienden van de Botanische Tuin op te richten. Ze wisten zich gesteund door een rapport van dr. Pieter van Mourik in opdracht van decaan prof. Karel Luyben. Hierin werden diverse toekomstmogelijkheden van de tuin geschetst. In een ‘pittig gesprek’ drong Leen Maat er bij het college van bestuur op aan om weer een directeur aan te stellen voor de Botanische Tuin. Dat werd in 2001 Bob Ursem. “Een kerel met een visie en een ongelofelijke energie”m constateert Maat (nu 75 jaar).

“Er lopen momenteel twintig onderzoeksprogramma’s”, verklaart Bob Ursem. En het is waar, vanaf 2000 hebben ook andere onderzoekers dan de organisch chemici de tuin (her-)ontdekt. Op de golf van duurzaamheid, cradle-to-cradle, biobrandstoffen en nanotechnologie heeft de wetenschap meer belangstelling gekregen voor de natuur.

Er loopt een aantal projecten met de faculteit Civiele Techniek en Geowetenschappen voor duurzame kustverdediging. De grassoort Vetiver uit Zuidoost-Azië is door zijn extreem lange wortels uitstekend geschikt om dijken op een natuurlijke manier te verstevigen. De combinatie met mangrovebomen zou dijken zelfs tsunami-bestendig kunnen maken. De afdeling biotechnologie van Technische Natuurwetenschappen doet onderzoek naar teelt voor biobrandstoffen uit plantenafval en algen. Bouwkunde onderzoekt de gevolgen voor het binnenklimaat van ventilatie door een plantenrooster voor de gevel. En bij Industrieel Ontwerpen loopt ondermeer onderzoek naar duurzame schoenzolen op basis van vlas en naar een biogasproducerende gft-bak (de powerbin).

Divers onderzoek heeft al prijzen en patenten opgeleverd: de ontdekking van een duurzaam UV-filter op basis van het beschermingsmechanisme van een bergden Pinus mugo werd in 2004 als beste innovatie in de sensortechnologie gewaardeerd. In 2008 won Ursem samen met Jan Marijnissen en dr.ing. Rein Roos (Botanische Tuin) de Intertraffic Innovation Award voor het fijnstofreductiesysteem. Dat vermindert de hoeveelheid fijnstof in de lucht doordat een positieve ruimtelading de stofdeeltjes naar de grond dirigeert.

Toch is de dreiging voor de tuin niet voorbij. In 2012 zal de afdeling biotechnologie het Kluyverlaboratorium aan de Julianalaan verlaten. Een projectontwikkelaar wil op die plek nieuwe hoogbouw neerzetten en een parkeergarage onder de tuin, vertelt Leen Maat. “Dat betekent het einde van de tuin,” reageert Gerard van der Veen desgevraagd tegenover het Algemeen Dagblad.

Ursem kiest voor een vlucht naar voren: hij wil het leegkomende Kluyverlaboratorium hergebruiken en er een totaal nieuw laboratorium in onderbrengen voor al zijn onderzoeksprojecten. “Dat kan straks met het geld van onze patenten. Dat weet ik gewoon.”

Gelooft Leen Maat daar ook in? “Als Bob zich ergens voor inzet, komt het meestal wat goed.”

Het congres ‘Challenges in Botanical Research and Climate Change’ ter gelegenheid van het honderdjarig bestaan van de Delftse Botanische Tuin loopt van zondag 29 juni tot vrijdag 4 juli.

botanicalresearch2008.bt.tudelft.nl

Luchtfoto van de Botanische Tuin in 1975. Het gedeelte rechts op de foto is er inmiddels af. (Foto: Botanische Tuin)

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.