Onderwijs

Diep

,,Ik denk dat dit een zware middag wordt.” De aanwezige studenten knikken instemmend, opgelucht zelfs. Fijn om zoiets van je docent te horen na een avond voorbereidend worstelen met de collegestof.

Heidegger is dus inderdaad pittig.

In een vergaderzaal op de zesde verdieping van Lucht- en Ruimtevaart zitten zestien studenten rond dr.ir. A. Vlot. Op de grote tafel stapeltjes copieën, readers, boeken en naambordjes. Het lijkt een beetje op het klasje van de studenten Grieks uit het boek ‘The Secret History’ van Donna Tartt, maar dan op zijn Delfts. Eén keer in de twee weken komen de aanwezigen een middag bij elkaar voor dit werkcollege ‘Techniek en Cultuur’. Die titel doet de inhoud eigenlijk niet genoeg eer aan; het doet iets teveel denken aan het vakje ‘Techniek en Maatschappij’ waarvoor zo’n beetje iedere Delftenaar in zijn eerste jaar lachend, met twee vingers in de neus of gewoon dronken zijn eerste acht haalt.

‘Techniek en Cultuur’ graaft dieper. In een paar maanden behandelt Vlot, die in 1991 promoveerde bij L&R en afstudeerde bij wijsbegeerte, zes filosofen die belangrijke theorieën over techniek hebben ontwikkeld: Ellul, Heidegger, Anders, Jonas, Gehlen en Mumford. De centrale ethische vraag hierbij is of de techniek nog wel door de mens gestuurd kan worden of dat de techniek autonoom geworden is en zich onstuitbaar verder ontwikkelt, waarbij de mens zich maar moet aanpassen en erachter aan moet hobbelen. Hoe het ook zij, de invloed van techniek op het menselijk gedrag is natuurlijk onmiskenbaar. Vlot laat een dia zien van een oud plaatje, waarop nette meisjes in lange jurken te zien zijn, die in een schooltje leren fatsoenlijk op een tram te springen.

In een half uur wordt het college van twee weken geleden opgefrist. Volgens Jacques Ellul ontwikkelt techniek zich maar in één richting, die van grotere efficiëntie. Daarbij kunnen andere, veel belangrijker waarden volkomen vergeten worden. ,,In de vernietigingskampen”, licht Vlot toe, ,,was het grootste probleem voor SS-ers hoe ze die bergen lijken zo efficiënt mogelijk konden afvoeren. Ze vroegen zich niet eens meer af hoe ze daar überhaupt kwamen.”

Daarbij komt dat we volgens Ellul niet kunnen spreken van technologische vooruitgang: techniek doet meer problemen ontstaan dan zij oplost. Ellul is pessimistisch en ziet geen redding, maar wel de noodzakelijke voorwaarden daarvoor. Eén daarvan is dat we de ‘mythe van de technologie’, (’techniek b’vo’) moeten vernietigen. Die mythe leeft sterk; Vlot weet bijvoorbeeld zelf nog goed hoe hij onder de indruk was van de beelden van de eerste man op de maan. ,,Niet dat ik daardoor L&R ben gaan studeren hoor – dat kwam door de Thunderbirds.”

Heidegger, over wie het vanmiddag verder gaat, beschrijft het fenomeen techniek op een hem eigen, abstract niveau. Zeker vergeleken met Ellul. Het komt er uiteindelijk op neer dat een onbegrensde, gevaarlijke groei van de techniek (de bèta-kant) gecompenseerd kan worden door de kunst (de alfa-kant). Heidegger zet dit uiteen in een diep metafysisch betoog. Hoewel een ingenieur hier niet meteen concreet uit de voeten kan, vindt Vlot het wel ,,pure winst als je hiermee in aanraking bent gekomen.” Voor het begrip, niet voor depraktijk. ,,Als een politicus moet beslissen of er een vijfde baan op Schiphol moet komen, kan hij natuurlijk niet zeggen: ‘We moeten er nu maar eens een gedicht bij pakken’.”

Michael Persson

,,Ik denk dat dit een zware middag wordt.” De aanwezige studenten knikken instemmend, opgelucht zelfs. Fijn om zoiets van je docent te horen na een avond voorbereidend worstelen met de collegestof. Heidegger is dus inderdaad pittig.

In een vergaderzaal op de zesde verdieping van Lucht- en Ruimtevaart zitten zestien studenten rond dr.ir. A. Vlot. Op de grote tafel stapeltjes copieën, readers, boeken en naambordjes. Het lijkt een beetje op het klasje van de studenten Grieks uit het boek ‘The Secret History’ van Donna Tartt, maar dan op zijn Delfts. Eén keer in de twee weken komen de aanwezigen een middag bij elkaar voor dit werkcollege ‘Techniek en Cultuur’. Die titel doet de inhoud eigenlijk niet genoeg eer aan; het doet iets teveel denken aan het vakje ‘Techniek en Maatschappij’ waarvoor zo’n beetje iedere Delftenaar in zijn eerste jaar lachend, met twee vingers in de neus of gewoon dronken zijn eerste acht haalt.

‘Techniek en Cultuur’ graaft dieper. In een paar maanden behandelt Vlot, die in 1991 promoveerde bij L&R en afstudeerde bij wijsbegeerte, zes filosofen die belangrijke theorieën over techniek hebben ontwikkeld: Ellul, Heidegger, Anders, Jonas, Gehlen en Mumford. De centrale ethische vraag hierbij is of de techniek nog wel door de mens gestuurd kan worden of dat de techniek autonoom geworden is en zich onstuitbaar verder ontwikkelt, waarbij de mens zich maar moet aanpassen en erachter aan moet hobbelen. Hoe het ook zij, de invloed van techniek op het menselijk gedrag is natuurlijk onmiskenbaar. Vlot laat een dia zien van een oud plaatje, waarop nette meisjes in lange jurken te zien zijn, die in een schooltje leren fatsoenlijk op een tram te springen.

In een half uur wordt het college van twee weken geleden opgefrist. Volgens Jacques Ellul ontwikkelt techniek zich maar in één richting, die van grotere efficiëntie. Daarbij kunnen andere, veel belangrijker waarden volkomen vergeten worden. ,,In de vernietigingskampen”, licht Vlot toe, ,,was het grootste probleem voor SS-ers hoe ze die bergen lijken zo efficiënt mogelijk konden afvoeren. Ze vroegen zich niet eens meer af hoe ze daar überhaupt kwamen.”

Daarbij komt dat we volgens Ellul niet kunnen spreken van technologische vooruitgang: techniek doet meer problemen ontstaan dan zij oplost. Ellul is pessimistisch en ziet geen redding, maar wel de noodzakelijke voorwaarden daarvoor. Eén daarvan is dat we de ‘mythe van de technologie’, (’techniek b’vo’) moeten vernietigen. Die mythe leeft sterk; Vlot weet bijvoorbeeld zelf nog goed hoe hij onder de indruk was van de beelden van de eerste man op de maan. ,,Niet dat ik daardoor L&R ben gaan studeren hoor – dat kwam door de Thunderbirds.”

Heidegger, over wie het vanmiddag verder gaat, beschrijft het fenomeen techniek op een hem eigen, abstract niveau. Zeker vergeleken met Ellul. Het komt er uiteindelijk op neer dat een onbegrensde, gevaarlijke groei van de techniek (de bèta-kant) gecompenseerd kan worden door de kunst (de alfa-kant). Heidegger zet dit uiteen in een diep metafysisch betoog. Hoewel een ingenieur hier niet meteen concreet uit de voeten kan, vindt Vlot het wel ,,pure winst als je hiermee in aanraking bent gekomen.” Voor het begrip, niet voor depraktijk. ,,Als een politicus moet beslissen of er een vijfde baan op Schiphol moet komen, kan hij natuurlijk niet zeggen: ‘We moeten er nu maar eens een gedicht bij pakken’.”

Michael Persson

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.