Wetenschap

Desgevraagd: Samenstelling gifgas Syrië onduidelijk

De kans is klein dat VN-inspecteurs er nog in slagen de exacte chemische samenstelling van het afgelopen week in Syrië gebruikte gifgas te achterhalen, stelt chemische-wapenexpert en TU-alumnus dr. Maarten Nieuwenhuizen.

“Vlak voordat je belde, las ik dat de inspecteurs beschoten zijn. Door wie is niet duidelijk. Het is wel duidelijk dat het Syrische regime het onderzoek tegenwerkt. Dat geeft te denken.”
Chemische-wapenexpert bij TNO Maarten Nieuwenhuizen, die in 1985 aan de TU promoveerde op een onderzoek naar fosfaatvervangers in wasmiddel en die vervolgens een totaal andere richting op ging met zijn carrière, houdt het nieuws uit Damascus goed in de gaten. Hij beschuldigt niemand en neemt zelfs het woord gifgas niet in de mond, maar tussen de regels door laat hij duidelijk merken hoe hij over de situatie denkt. “De camerabeelden van naar adem happende mensen liegen niet. De symptomen wijzen erop dat er een zenuwgas is gebruikt. Maar we moeten het nog wel vaststellen. Er moet forensisch bewijs komen. Dat is van juridisch belang.” Mochten de inspecteurs erin slagen besmet materiaal te vergaren uit de getroffen gebieden, dan krijgt het lab van Nieuwenhuizen in Rijswijk daar mogelijk een deel van toegestuurd om te analyseren. TNO is een van de circa twintig daartoe aangewezen laboratoria wereldwijd. Hij heeft zijn hoop vooral gevestigd op bloedmonsters van patiënten.
“De smoking gun is weg”, zegt Nieuwenhuizen. “De stoffen die in het milieu terecht zijn gekomen hebben niet het eeuwige leven. Zeker niet vluchtige stoffen als sarin. Sarin heeft een lager kookpunt dan water. Het verdampt snel. De kans is nihil dat je het spul nog vindt. Maar in het bloed van patiënten zitten nog wel stoffen die een goede indicatie kunnen geven van de soort chemicaliën. Die kun je tot soms meer dan twintig dagen na besmetting in het bloed aantreffen. En dan kom je toch al een eind verder.” “De inspecteurs moeten bij bemonsteren van het bloed aanwezig zijn. Vergelijk het met een dopingcontrole. De betrouwbaarheidsketen moet in orde zijn, anders word je zo genept”, legt hij uit. Of Nieuwenhuizen en zijn collega’s monsters toegestuurd krijgen als de inspecteurs in hun missie slagen, is onduidelijk en zal ook strikt geheim blijven. Als het gebeurt, dan isoleren ze de eiwitten die door het gifgas zijn aangetast en vergelijken die met eiwitten uit bloed dat ze zelf hebben besmet met diverse soorten gassen. Het gebeurt niet vaak dat de chemische wapenexperts hun onderzoeksmethoden kunnen testen. In 1995 kregen ze bloedmonsters van slachtoffers toegestuurd van de sarinaanval bij een Japans metrostation. Nieuwenhuizen: “Misschien kunnen we onze onderzoeksmethoden straks weer op echte monsters toepassen. Er heerst hier een professionele spanning.”

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.