Wetenschap

Denken over decompositie

Naam: ir. Jeroen de Ridder (27)Onderwerp: ‘Verklaringen in technische wetenschappen en rationele reconstructies van technische ontwerpprocessen’, bij prof.d

r.ir. Peter Kroes (sectie filosofie)

Tussenstand: nog anderhalf jaar te gaan

“Stel: ik vraag hoe een kopieerapparaat werkt. Dan antwoorden de meeste mensen: ‘Het papier gaat in deze lade, er zit inkt in het apparaat, dan komt er een lichtflits en vervolgens verschijnt een bedrukt stuk papier.’ Ze vertellen uit welke onderdelen het kopieerapparaat bestaat en wat die onderdelen doen.

Op deze manier wordt in de technische wetenschappen vaak verklaard hoe iets werkt. Mijn onderzoek bestaat uit twee gedeelten en met dit gedeelte ben ik de afgelopen jaren bezig geweest. Ik merk dat ingenieurs pragmatisch denken; ze zijn tevreden als het werkt; waarom het werkt doet er minder toe. Dat is een antwoord dat je verwacht, maar ik laat het zien in mijn dissertatie – dat is nooit eerder goed onderzocht.

Ik heb daarvoor een algemeen filosofisch verklaringsmodel gebruikt dat zegt dat verklaren inhoudt dat je een onderliggend mechanisme beschrijft dat het te verklaren verschijnsel voortbrengt. Ik probeer de filosofie van de techniek bij die bestaande filosofische discussie in te brengen.

Het tweede deel van mijn onderzoek gaat over de rol van decompositie in ontwerpprocessen. Daar ga ik me de komende anderhalf jaar mee bezighouden. Veel ontwerpmethodologen zeggen dat het goed is om de functie van het ding dat je ontwerpt in subfuncties op te delen. Neem een oude gloeilamp. Een ontwerper deelt de functie op: wat de gloeidraad doet, wat het vacuúm eromheen doet, de glazen bol enzovoort. Er wordt beweerd dat dit helpt om goed te ontwerpen, maar ik zie nauwelijks onderbouwingen waarom decompositie een goed middel is om te ontwerpen.

Weinig filosofen kijken naar de ingenieurswetenschappen. Ze denken dat techniek een tweederangs, toegepaste wetenschap is. Van de ingenieurskant krijg ik andere kritiek. Toen ik bij Industrieel Ontwerpen meeliep, waren onderzoekers enthousiast, maar ze vroegen zich af of het relevant is wat ik onderzoek. Als mijn dissertatie af is, zullen ze door mijn onderzoek geen concurrentieslag maken. Ik ben er toch van overtuigd dat het waardevol is wat ik doe. Ik zoek antwoorden op vervolgvragen. Bijvoorbeeld: wat is functionele decompositie precies? Ingenieurs hebben voor zulke vragen zelf geen tijd, maar ze zijn wel van belang om hun werk beter te begrijpen.

De meeste moeite heb ik met dagen dat je gedachten blanco zijn. Als ik probeer een argument te bedenken of op orde te krijgen, maar het lukt me niet. Heel frustrerend. Tegelijkertijd is dat ook wat me het meest aanspreekt aan filosofie: je kunt over alles nadenken. Heerlijk.” (RV)

(Foto: Hans Stakelbeek/FMAX)

Naam: ir. Jeroen de Ridder (27)

Onderwerp: ‘Verklaringen in technische wetenschappen en rationele reconstructies van technische ontwerpprocessen’, bij prof.dr.ir. Peter Kroes (sectie filosofie)

Tussenstand: nog anderhalf jaar te gaan

“Stel: ik vraag hoe een kopieerapparaat werkt. Dan antwoorden de meeste mensen: ‘Het papier gaat in deze lade, er zit inkt in het apparaat, dan komt er een lichtflits en vervolgens verschijnt een bedrukt stuk papier.’ Ze vertellen uit welke onderdelen het kopieerapparaat bestaat en wat die onderdelen doen.

Op deze manier wordt in de technische wetenschappen vaak verklaard hoe iets werkt. Mijn onderzoek bestaat uit twee gedeelten en met dit gedeelte ben ik de afgelopen jaren bezig geweest. Ik merk dat ingenieurs pragmatisch denken; ze zijn tevreden als het werkt; waarom het werkt doet er minder toe. Dat is een antwoord dat je verwacht, maar ik laat het zien in mijn dissertatie – dat is nooit eerder goed onderzocht.

Ik heb daarvoor een algemeen filosofisch verklaringsmodel gebruikt dat zegt dat verklaren inhoudt dat je een onderliggend mechanisme beschrijft dat het te verklaren verschijnsel voortbrengt. Ik probeer de filosofie van de techniek bij die bestaande filosofische discussie in te brengen.

Het tweede deel van mijn onderzoek gaat over de rol van decompositie in ontwerpprocessen. Daar ga ik me de komende anderhalf jaar mee bezighouden. Veel ontwerpmethodologen zeggen dat het goed is om de functie van het ding dat je ontwerpt in subfuncties op te delen. Neem een oude gloeilamp. Een ontwerper deelt de functie op: wat de gloeidraad doet, wat het vacuúm eromheen doet, de glazen bol enzovoort. Er wordt beweerd dat dit helpt om goed te ontwerpen, maar ik zie nauwelijks onderbouwingen waarom decompositie een goed middel is om te ontwerpen.

Weinig filosofen kijken naar de ingenieurswetenschappen. Ze denken dat techniek een tweederangs, toegepaste wetenschap is. Van de ingenieurskant krijg ik andere kritiek. Toen ik bij Industrieel Ontwerpen meeliep, waren onderzoekers enthousiast, maar ze vroegen zich af of het relevant is wat ik onderzoek. Als mijn dissertatie af is, zullen ze door mijn onderzoek geen concurrentieslag maken. Ik ben er toch van overtuigd dat het waardevol is wat ik doe. Ik zoek antwoorden op vervolgvragen. Bijvoorbeeld: wat is functionele decompositie precies? Ingenieurs hebben voor zulke vragen zelf geen tijd, maar ze zijn wel van belang om hun werk beter te begrijpen.

De meeste moeite heb ik met dagen dat je gedachten blanco zijn. Als ik probeer een argument te bedenken of op orde te krijgen, maar het lukt me niet. Heel frustrerend. Tegelijkertijd is dat ook wat me het meest aanspreekt aan filosofie: je kunt over alles nadenken. Heerlijk.” (RV)

(Foto: Hans Stakelbeek/FMAX)

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.