Onderwijs

‘Denen hebben geen idee wat speedskating is’

Sinds Vilhelm Hastrup in 1912 een indrukwekkende tijd van 59.00 seconden op de 500 meter achteruitschaatsen neerzette, is er weinig opzienbarends meer vernomen van het Deense afstandschaatsen.

Op het EK allround in Hamar, half januari, was Oliver Sundberg de eerste Deen sinds ruim veertig jaar die aan een internationaal toernooi meedeed. Opmerkelijk, want Sundberg begon zijn schaatscarrière pas toen hij in september in Delft kwam studeren.

Hoe kan iemand die pas een paar maanden serieus schaatst zich zo snel ontwikkelen?

“Ik heb wel aanverwante sporten gedaan in Denemarken. Van mijn zevende tot mijn veertiende heb ik geijshockeyd, daarna ben ik gaan shorttracken. Door een ernstige val brak ik mijn voet op drie plaatsen, ik kon bijna vier maanden niet lopen. Ik vond shorttrack te gevaarlijk en ben gaan skeeleren. Als een van de eersten, in 2000. Dat ging van begin af aan goed. Ik werd steeds Deens kampioen en heb twaalf individuele titels gewonnen en nog een aantal estafetteprijzen, totdat ik in 2004 viel en een hernia kreeg. Negen maanden heb ik toen niet geskeelerd.”

Daarna ontdekte je het afstandschaatsen?

“Vorig jaar in januari lag er voor het eerst sinds veertig jaar een vierhonderd-meterbaan in ons land, in Kopenhagen. Die heb ik uitgeprobeerd. Mensen van de schaatsclub vertelden mij dat ik potentie had. Na twee weken moest ik stoppen omdat het begon te dooien.”

Maar het greep je wel?

“Het was een echte ontdekking! Ik dacht: ice is very nice. Het prettige is dat je alleen rijdt. Als je bang bent om weer te vallen is dat goed. Ik was nog niet helemaal hersteld van mijn blessure, durfde nog niet zo hard te gaan. De sport trok mij meteen aan. Je gebruikt dezelfde spieren, maar een andere techniek dan bij skeeleren of shorttrack. Als mensen me zagen skeeleren zeiden ze al vaak dat ik op een langebaanschaatser leek.”

Je had het schaatsen ontdekt, maar na twee weken was de pret dus weer voorbij.

“Ik ging in de zomer weer skeeleren, toen ontstond ook het plan om naar Delft te gaan. Dat was op advies van mijn docenten. Industrieel ontwerpen is in Denemarken een vrij nieuwe studie, mijn klas was de allereerste die afstudeerde. Delft is veel verder. In Nederland ben ik lid geworden van ELS, de studentenschaatsclub van de TU. Erg aardige mensen. Ze zijn niet zo serieus als ik, maar als clublid kan ik meedoen aan studentenwedstrijden in het hele land. Dat zijn erg relaxte toernooien. En ik ben lid geworden van IJsvereniging Zoetermeer, waardoor ik ook aan regionale wedstrijden mag meedoen. Vanwege al die schaatsactiviteiten doe ik op IO individuele projecten. Ik heb geen specialisatie, maar probeer lessen te volgen in alle drie de afstudeerrichtingen. Lessen die de Deense opleiding niet heeft.”

Is het niet demotiverend dat er in Nederland zoveel betere schaatsers zijn?

“Nee hoor. Zij schaatsen al tien jaar, ik ben er pas sinds oktober echt mee bezig. Ik merk dat ik erg vooruitga, dus dat vind ik niet erg. Ik leer veel van onze nationale coach, Trinette Upkes, een Nederlandse. Ik ben erg gemotiveerd. In Nederland heb ik vanaf oktober elke dag getraind. Vijf keer per week op de Uithof. Daar ga ik op de fiets heen, dat is anderhalf uur extra training. En ik doe aan krachttraining. Ik ben bij elkaar 15 a’ 20 uur bezig per week, meer is niet mogelijk met die studie erbij. Mijn hoofddoel is om zoveel mogelijk op het ijs te zijn om mijn schaatstechniek te verbeteren. Je leert veel door achter bekende schaatsers aan te rijden.

Hoe was je voorbereiding op het EK?

“We zijn dinsdag in Hamar aangekomen, de coach, een begeleider, de vrouwelijke deelneemster en ik. Ik moest technisch gezien weer wennen aan het snelle ijs, omdat ik op de baan in Kopenhagen een week lang op erg slecht ijs had gereden. Het was wel prachtig om in Hamar de beste Europese rijders bezig te zien. Daar leerde ik elke dag van. Eind december had ik bij wedstrijden in Hamar nog mijn pr’s verbeterd op de 500 en 3000 meter.”

Je bent laatste geworden op het EK en hebt op de 500 meter na geen persoonlijke records (pr’s) gereden, zoals je hoopte. Hoe heb je het EK ervaren?

“Het rijden ging slecht, daar was ik erg ontevreden over. Maar het toernooi zelf was fantastisch om mee te maken. Op de vijf kilometer reed ik tegen de heersende Europees kampioen, Jochem Uytdehaage. Dat is een eens-in-je-leven-ervaring. Het EK bereiken was dit seizoen mijn grote doel, dat is gelukt. Ik was er om te leren.”

In de voorbije maanden reed je vrijwel voortdurend pr’s. Wat verwacht je nog te kunnen?

“Die persoonlijke records zal ik niet eeuwig blijven verbeteren. Beter worden is nu belangrijker dan hoge doelen te stellen. Toen ik begon, dacht ik niet snel genoeg te zijn om aan wereldbekerwedstrijden mee te doen. Na een maand belde de Deense bond of ik zin had om naar Heerenveen te gaan. Ik kon meedoen in de B-groep. Daar werd ik niet eens laatste. In Turijn verbeterde ik een week later op de vijf kilometer mijn pr met meer dan twintig seconden. Het was pas mijn derde vijfkilometerrace in mijn hele leven. Je moet leren hoe je zo’n race opbouwt, halverwege zakte ik helemaal weg. Een WK of de Spelen zijn nog onhaalbaar. Daar moet je 6.44 voor rijden, ik zit nu op 7.03. Over vier jaar? Zou mogelijk zijn, als ik blijf groeien. Vier jaar is een lange tijd. Ik moet sterker en groter worden, op starts oefenen, maar techniek is het belangrijkst. Als ik op de vijf kilometer moe word, val ik terug op skeelertechniek. Ik moet uitvinden wat mijn beste afstanden zijn. Ik ben geen sprinter, toch is mijn duizend meter niet onaardig. De 1500 is oké.”

Was je niet bang de nieuwe Gomez te worden, de Spaanse schaatser die voor de sier meereed en acht minuten over de vijf kilometer deed?

“Nee, niet echt. Je wilt natuurlijk geen laatste worden, al was die kans heel groot. Ik deed aan het EK mee omdat de Deense bond dat heel graag wilde. Zo kan ik de sport promoten in Denemarken. Op de baan in Kopenhagen zijn veel mensen begonnen sinds ze mij in de krant zagen staan. Ik ben blij dat ik iets voor de schaatssport kan doen in Denemarken. Voor volgend jaar willen ze een achtervolgingsploeg opzetten. We zullen niet winnen, maar anderen moeten toch minstens zo snel kunnen schaatsen als ik, als ze het leren.”

Waarom stelt het afstandschaatsen in Denemarken zo weinig voor?

“IJshockey is er heel populair en er komen veel goede skeeleraars uit Denemarken, maar Denen hebben geen idee wat speedskating is. Als ze een paar schaatsen zien, vragen ze zich af waarom die zo lang zijn. Terwijl er een groot potentieel is. Van de vijf miljoen Denen heeft de helft inline skates en ijshockey- of kunstschaatsen. Maar er was maar één vereniging, met acht leden. Nu ze die baan hebben zijn dat er 130, het wordt dus snel beter. De condities zijn erg slecht. De baan is langzaam. Mensen lopen met schoenen over het ijs, waardoor er zand op komt te liggen. Er liggen vier verschillende koelsystemen onder. Als er een harder werkt dan de andere krijg je heuvels, moet je springen van het ene naar het andere niveau.”

Dat klinkt niet erg professioneel.

“In Denemarken heerst een soort ijsfobie. Natuurijs moet minstens veertien centimeter dik zijn, anders mag je er niet op schaatsen. Als je dat toch doet, komt de politie je bekeuren. Maar als het veertien centimeter dik is zien de meren zwart van de mensen. Op zich is schaatsen populair in Denemarken. Op die nieuwe baan komen elk weekend duizend mensen af.”

Wat staat er op korte termijn op het schema?

“De Zweedse allround-kampioenschappen, eind januari. En begin februari zijn er zowaar weer Deense kampioenschappen. Daar doe ik natuurlijk ook aan mee.”

Hoe zit het met de financiering?

“Ik moet alles zelf betalen. Er wordt jaarlijks rond een miljoen euro uitgegeven aan de kunstrijschaatsers. Maar die hebben sinds 1998 aan geen enkel EK meegedaan, dus dat geld mag wel eens gedeeltelijk naar de schaatsers gaan, vind ik.”

Is het schaatsen wel met je studie te combineren?

“Door mijn schaatsactiviteiten haal ik maar tweederde van de vereiste punten per semester. Dat hoop ik in de zomer te kunnen inhalen. De afgelopen maanden waren hectisch, met al dat reizen en trainen. Dan is studie en sport lastig te combineren. Ik zal nooit mijn geld kunnen verdienen met schaatsen, daarom is de studie voor mij heel belangrijk.”

(Foto’s: Hans Stakelbeek/FMAX)

WIE IS OLIVER SUNDBERG?

De Deen Oliver Sundberg (23) volgde in Lyngby een driejarige opleiding aan de Danish Technical University. In september 2005 kwam hij naar Delft voor een vervolgstudie aan de faculteit Industrieel Ontwerpen. Eenmaal in Nederland startte de meervoudig Deense skeelerkampioen een carrière als hardrijder op de schaats. Hij ontwikkelde zich zo snel, dat hij in december debuteerde op de wereldbekerwedstrijden in Heerenveen, waar hij onder de indruk was van het feit dat iemand om zijn handtekening kwam vragen. Een week later voldeed hij tijdens zijn derde vijfkilometerrit in Turijn aan de limiet voor het EK allround. Dankzij Sundberg neemt de belangstelling voor het lange-afstandschaatsen toe in Denemarken, al eindigde hij in Hamar als laatste.

Hoe kan iemand die pas een paar maanden serieus schaatst zich zo snel ontwikkelen?

“Ik heb wel aanverwante sporten gedaan in Denemarken. Van mijn zevende tot mijn veertiende heb ik geijshockeyd, daarna ben ik gaan shorttracken. Door een ernstige val brak ik mijn voet op drie plaatsen, ik kon bijna vier maanden niet lopen. Ik vond shorttrack te gevaarlijk en ben gaan skeeleren. Als een van de eersten, in 2000. Dat ging van begin af aan goed. Ik werd steeds Deens kampioen en heb twaalf individuele titels gewonnen en nog een aantal estafetteprijzen, totdat ik in 2004 viel en een hernia kreeg. Negen maanden heb ik toen niet geskeelerd.”

Daarna ontdekte je het afstandschaatsen?

“Vorig jaar in januari lag er voor het eerst sinds veertig jaar een vierhonderd-meterbaan in ons land, in Kopenhagen. Die heb ik uitgeprobeerd. Mensen van de schaatsclub vertelden mij dat ik potentie had. Na twee weken moest ik stoppen omdat het begon te dooien.”

Maar het greep je wel?

“Het was een echte ontdekking! Ik dacht: ice is very nice. Het prettige is dat je alleen rijdt. Als je bang bent om weer te vallen is dat goed. Ik was nog niet helemaal hersteld van mijn blessure, durfde nog niet zo hard te gaan. De sport trok mij meteen aan. Je gebruikt dezelfde spieren, maar een andere techniek dan bij skeeleren of shorttrack. Als mensen me zagen skeeleren zeiden ze al vaak dat ik op een langebaanschaatser leek.”

Je had het schaatsen ontdekt, maar na twee weken was de pret dus weer voorbij.

“Ik ging in de zomer weer skeeleren, toen ontstond ook het plan om naar Delft te gaan. Dat was op advies van mijn docenten. Industrieel ontwerpen is in Denemarken een vrij nieuwe studie, mijn klas was de allereerste die afstudeerde. Delft is veel verder. In Nederland ben ik lid geworden van ELS, de studentenschaatsclub van de TU. Erg aardige mensen. Ze zijn niet zo serieus als ik, maar als clublid kan ik meedoen aan studentenwedstrijden in het hele land. Dat zijn erg relaxte toernooien. En ik ben lid geworden van IJsvereniging Zoetermeer, waardoor ik ook aan regionale wedstrijden mag meedoen. Vanwege al die schaatsactiviteiten doe ik op IO individuele projecten. Ik heb geen specialisatie, maar probeer lessen te volgen in alle drie de afstudeerrichtingen. Lessen die de Deense opleiding niet heeft.”

Is het niet demotiverend dat er in Nederland zoveel betere schaatsers zijn?

“Nee hoor. Zij schaatsen al tien jaar, ik ben er pas sinds oktober echt mee bezig. Ik merk dat ik erg vooruitga, dus dat vind ik niet erg. Ik leer veel van onze nationale coach, Trinette Upkes, een Nederlandse. Ik ben erg gemotiveerd. In Nederland heb ik vanaf oktober elke dag getraind. Vijf keer per week op de Uithof. Daar ga ik op de fiets heen, dat is anderhalf uur extra training. En ik doe aan krachttraining. Ik ben bij elkaar 15 a’ 20 uur bezig per week, meer is niet mogelijk met die studie erbij. Mijn hoofddoel is om zoveel mogelijk op het ijs te zijn om mijn schaatstechniek te verbeteren. Je leert veel door achter bekende schaatsers aan te rijden.

Hoe was je voorbereiding op het EK?

“We zijn dinsdag in Hamar aangekomen, de coach, een begeleider, de vrouwelijke deelneemster en ik. Ik moest technisch gezien weer wennen aan het snelle ijs, omdat ik op de baan in Kopenhagen een week lang op erg slecht ijs had gereden. Het was wel prachtig om in Hamar de beste Europese rijders bezig te zien. Daar leerde ik elke dag van. Eind december had ik bij wedstrijden in Hamar nog mijn pr’s verbeterd op de 500 en 3000 meter.”

Je bent laatste geworden op het EK en hebt op de 500 meter na geen persoonlijke records (pr’s) gereden, zoals je hoopte. Hoe heb je het EK ervaren?

“Het rijden ging slecht, daar was ik erg ontevreden over. Maar het toernooi zelf was fantastisch om mee te maken. Op de vijf kilometer reed ik tegen de heersende Europees kampioen, Jochem Uytdehaage. Dat is een eens-in-je-leven-ervaring. Het EK bereiken was dit seizoen mijn grote doel, dat is gelukt. Ik was er om te leren.”

In de voorbije maanden reed je vrijwel voortdurend pr’s. Wat verwacht je nog te kunnen?

“Die persoonlijke records zal ik niet eeuwig blijven verbeteren. Beter worden is nu belangrijker dan hoge doelen te stellen. Toen ik begon, dacht ik niet snel genoeg te zijn om aan wereldbekerwedstrijden mee te doen. Na een maand belde de Deense bond of ik zin had om naar Heerenveen te gaan. Ik kon meedoen in de B-groep. Daar werd ik niet eens laatste. In Turijn verbeterde ik een week later op de vijf kilometer mijn pr met meer dan twintig seconden. Het was pas mijn derde vijfkilometerrace in mijn hele leven. Je moet leren hoe je zo’n race opbouwt, halverwege zakte ik helemaal weg. Een WK of de Spelen zijn nog onhaalbaar. Daar moet je 6.44 voor rijden, ik zit nu op 7.03. Over vier jaar? Zou mogelijk zijn, als ik blijf groeien. Vier jaar is een lange tijd. Ik moet sterker en groter worden, op starts oefenen, maar techniek is het belangrijkst. Als ik op de vijf kilometer moe word, val ik terug op skeelertechniek. Ik moet uitvinden wat mijn beste afstanden zijn. Ik ben geen sprinter, toch is mijn duizend meter niet onaardig. De 1500 is oké.”

Was je niet bang de nieuwe Gomez te worden, de Spaanse schaatser die voor de sier meereed en acht minuten over de vijf kilometer deed?

“Nee, niet echt. Je wilt natuurlijk geen laatste worden, al was die kans heel groot. Ik deed aan het EK mee omdat de Deense bond dat heel graag wilde. Zo kan ik de sport promoten in Denemarken. Op de baan in Kopenhagen zijn veel mensen begonnen sinds ze mij in de krant zagen staan. Ik ben blij dat ik iets voor de schaatssport kan doen in Denemarken. Voor volgend jaar willen ze een achtervolgingsploeg opzetten. We zullen niet winnen, maar anderen moeten toch minstens zo snel kunnen schaatsen als ik, als ze het leren.”

Waarom stelt het afstandschaatsen in Denemarken zo weinig voor?

“IJshockey is er heel populair en er komen veel goede skeeleraars uit Denemarken, maar Denen hebben geen idee wat speedskating is. Als ze een paar schaatsen zien, vragen ze zich af waarom die zo lang zijn. Terwijl er een groot potentieel is. Van de vijf miljoen Denen heeft de helft inline skates en ijshockey- of kunstschaatsen. Maar er was maar één vereniging, met acht leden. Nu ze die baan hebben zijn dat er 130, het wordt dus snel beter. De condities zijn erg slecht. De baan is langzaam. Mensen lopen met schoenen over het ijs, waardoor er zand op komt te liggen. Er liggen vier verschillende koelsystemen onder. Als er een harder werkt dan de andere krijg je heuvels, moet je springen van het ene naar het andere niveau.”

Dat klinkt niet erg professioneel.

“In Denemarken heerst een soort ijsfobie. Natuurijs moet minstens veertien centimeter dik zijn, anders mag je er niet op schaatsen. Als je dat toch doet, komt de politie je bekeuren. Maar als het veertien centimeter dik is zien de meren zwart van de mensen. Op zich is schaatsen populair in Denemarken. Op die nieuwe baan komen elk weekend duizend mensen af.”

Wat staat er op korte termijn op het schema?

“De Zweedse allround-kampioenschappen, eind januari. En begin februari zijn er zowaar weer Deense kampioenschappen. Daar doe ik natuurlijk ook aan mee.”

Hoe zit het met de financiering?

“Ik moet alles zelf betalen. Er wordt jaarlijks rond een miljoen euro uitgegeven aan de kunstrijschaatsers. Maar die hebben sinds 1998 aan geen enkel EK meegedaan, dus dat geld mag wel eens gedeeltelijk naar de schaatsers gaan, vind ik.”

Is het schaatsen wel met je studie te combineren?

“Door mijn schaatsactiviteiten haal ik maar tweederde van de vereiste punten per semester. Dat hoop ik in de zomer te kunnen inhalen. De afgelopen maanden waren hectisch, met al dat reizen en trainen. Dan is studie en sport lastig te combineren. Ik zal nooit mijn geld kunnen verdienen met schaatsen, daarom is de studie voor mij heel belangrijk.”

(Foto’s: Hans Stakelbeek/FMAX)

WIE IS OLIVER SUNDBERG?

De Deen Oliver Sundberg (23) volgde in Lyngby een driejarige opleiding aan de Danish Technical University. In september 2005 kwam hij naar Delft voor een vervolgstudie aan de faculteit Industrieel Ontwerpen. Eenmaal in Nederland startte de meervoudig Deense skeelerkampioen een carrière als hardrijder op de schaats. Hij ontwikkelde zich zo snel, dat hij in december debuteerde op de wereldbekerwedstrijden in Heerenveen, waar hij onder de indruk was van het feit dat iemand om zijn handtekening kwam vragen. Een week later voldeed hij tijdens zijn derde vijfkilometerrit in Turijn aan de limiet voor het EK allround. Dankzij Sundberg neemt de belangstelling voor het lange-afstandschaatsen toe in Denemarken, al eindigde hij in Hamar als laatste.

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.