Het voortijdig vertrek van de rector-magnificus doet de universiteit geen goed, aldus de decanen.Jammer, droevig, triest. De eerste reacties van de decanen op het opstappen van uitgerekend de vijftigste TU-rector, prof.d
r.ir. J. Blaauwendraad, wijzen op medeleven. Het staat buiten kijf, meldt decaan Vugts van Civiele Techniek, dat de hoogleraar (,,eentje met gezag in eigen kring”) weer met open armen zal worden ontvangen.
Er wordt meegeleefd aan de instelling, maar er wordt ook stilgestaan bij de ernst van deze, zoals Sol van Techniek, Bestuur en Management het uitdrukt, hick-up in de vooruitgang. De ernst geldt het instituut rector-magnificus. Het academisch boegbeeld van de universiteit – dat doorgaans geen averij oploopt.
,,Dit is redelijk uniek”, zegt decaan Dirken van Ontwerp, Constructie en Productie, ,,en nee, niet goed voor de universiteit. Niet goed voor je imago; er worden allerlei vragen gesteld, er rijzen onjuiste vermoedens. Allemaal slecht.”
Bijna 25 jaar geleden, om precies te zijn op 18 januari 1973, verloor de TU voor het laatst zijn hoogste ceremoniemeester. Toenmalig rector Van Nauta Lemke ‘wenste niet langer over zich te laten lopen’. Over Blaauwendraads diepere gronden om nu de ambtsketen af te leggen, wil hij pas na de overdracht van het rectoraat geïnterviewd worden.
De decanen kregen de bui aangekondigd. Een delegatie van de raad van toezicht stelde de groepsraad – de gemeenschappelijke vergadering van de decanen en het college van bestuur – op de hoogte van het ‘voorgenomen besluit’. De raad van toezicht is thans met verlof, althans voorzitter ir. J.J. Slechte verblijft een week in het buitenland. Andere leden van de raad verwijzen naar hem. Hij is woordvoerder en ,,hij heeft de kar getrokken”.
,,Je mag toch aannemen dat al deze mannen op dit niveau hun uiterste best hebben gedaan”, zegt decaan Dam van Bouwkunde. ,,Wat er nu toe doet, in het belang van de universiteit, is zorgvuldigheid. De universiteit is hiermee niet gebaat. Wat dat betreft denk ik dat het moeilijker wordt voor degene die achterblijft dan voor degene die weggaat.”
Katgerman van Technische Natuurwetenschappen baalt van de ‘negatieve publiciteit’, maar stelt, gegeven de situatie: ,,In een geval van incompatibilité d’humeur heeft het geen zin door te sudderen.” Persoonlijk had hij graag wat meer rust in huis gehad: ,,Twee collegeleden eruit in korte tijd, temidden van een proces van grote veranderingen, dat maakt het er niet makkelijker op. We hebben de steun nodig van een stabiel college, niet eentje waarvan de leden vechtend over het tapijt rollen.”
Backer van Informatietechnologie en Systemen gaat nog iets verder: ,,Je moet je misschien ook afvragen: als in korte tijd twee mensen vertrekken, wat is dan de verantwoordelijkheid van het bestuur? Het vertrouwen in het college moet sterk zijn, juist nu. Dit is ook niet één-twee-drie gerepareerd. Er is eentotaalstuk vertrouwen geschaad.”
Kleerscheuren
Dirken, die zelf het ambt bekleedde van 1985 tot en met ’88, leunt achterover: ,,Ik heb nog nooit een periode aan de TU meegemaakt waarin zoveel veranderde. Dit college heeft zich een moeilijke en ambitieuze taak gesteld. Dat vergt veel van zo’n top, en zeker dat ze met z’n drieën eenduidig te werk gaan. Het zou op zich al bijzonder geweest zijn als ze dit zonder kleerscheuren zouden klaren.”
Dirken gelooft niet dat de functie van rector met de komst van de wet modernisering universitaire bestuursorganisatie (MUB) is veranderd, laat staan uitgehold. Het college van decanen is dan misschien opgeheven, ervoor in de plaats kwam de groepsraad, wat de frequentie in het contact tussen decanen en college alleen maar verhoogde.
Dirken: ,,Het voorzitterschap van het college van decanen was wel een deel van de machtsbasis van de rector, maar niet het grootste. Belangrijker is toch het cvb-lidmaatschap. Dus de machtsbasis is dan afhankelijk van de portefeuilleverdeling. Ander punt is nog: volgens de nieuwe wet is het mogelijk dat het cvb uit één lid bestaat, en dat is de rector-magnificus. Dat wil dus ook zeggen dat de rector het meest essentiële deel van het college is.”
In het nieuwe college zullen de portefeuilles waarschijnlijk anders verdeeld worden dan voorheen. Dirken: ,,Een rector zonder een belangrijk part onderwijs en/of onderzoek is een onding. Daarentegen hoeft hij ook geen absolute onderwijs- en onderzoeksmonopolie te hebben. De specifieke inbreng van de rector is echter zijn kundigheid en ervaring omtrent onderwijs- en onderzoeksprocessen. Hij bezit een zeker wetenschappelijk gezag, en verder moet hij via zijn contacten vooral waarmaken dat hij daar ook de spreekbuis voor kan zijn.”
Het voortijdig vertrek van de rector-magnificus doet de universiteit geen goed, aldus de decanen.
Jammer, droevig, triest. De eerste reacties van de decanen op het opstappen van uitgerekend de vijftigste TU-rector, prof.dr.ir. J. Blaauwendraad, wijzen op medeleven. Het staat buiten kijf, meldt decaan Vugts van Civiele Techniek, dat de hoogleraar (,,eentje met gezag in eigen kring”) weer met open armen zal worden ontvangen.
Er wordt meegeleefd aan de instelling, maar er wordt ook stilgestaan bij de ernst van deze, zoals Sol van Techniek, Bestuur en Management het uitdrukt, hick-up in de vooruitgang. De ernst geldt het instituut rector-magnificus. Het academisch boegbeeld van de universiteit – dat doorgaans geen averij oploopt.
,,Dit is redelijk uniek”, zegt decaan Dirken van Ontwerp, Constructie en Productie, ,,en nee, niet goed voor de universiteit. Niet goed voor je imago; er worden allerlei vragen gesteld, er rijzen onjuiste vermoedens. Allemaal slecht.”
Bijna 25 jaar geleden, om precies te zijn op 18 januari 1973, verloor de TU voor het laatst zijn hoogste ceremoniemeester. Toenmalig rector Van Nauta Lemke ‘wenste niet langer over zich te laten lopen’. Over Blaauwendraads diepere gronden om nu de ambtsketen af te leggen, wil hij pas na de overdracht van het rectoraat geïnterviewd worden.
De decanen kregen de bui aangekondigd. Een delegatie van de raad van toezicht stelde de groepsraad – de gemeenschappelijke vergadering van de decanen en het college van bestuur – op de hoogte van het ‘voorgenomen besluit’. De raad van toezicht is thans met verlof, althans voorzitter ir. J.J. Slechte verblijft een week in het buitenland. Andere leden van de raad verwijzen naar hem. Hij is woordvoerder en ,,hij heeft de kar getrokken”.
,,Je mag toch aannemen dat al deze mannen op dit niveau hun uiterste best hebben gedaan”, zegt decaan Dam van Bouwkunde. ,,Wat er nu toe doet, in het belang van de universiteit, is zorgvuldigheid. De universiteit is hiermee niet gebaat. Wat dat betreft denk ik dat het moeilijker wordt voor degene die achterblijft dan voor degene die weggaat.”
Katgerman van Technische Natuurwetenschappen baalt van de ‘negatieve publiciteit’, maar stelt, gegeven de situatie: ,,In een geval van incompatibilité d’humeur heeft het geen zin door te sudderen.” Persoonlijk had hij graag wat meer rust in huis gehad: ,,Twee collegeleden eruit in korte tijd, temidden van een proces van grote veranderingen, dat maakt het er niet makkelijker op. We hebben de steun nodig van een stabiel college, niet eentje waarvan de leden vechtend over het tapijt rollen.”
Backer van Informatietechnologie en Systemen gaat nog iets verder: ,,Je moet je misschien ook afvragen: als in korte tijd twee mensen vertrekken, wat is dan de verantwoordelijkheid van het bestuur? Het vertrouwen in het college moet sterk zijn, juist nu. Dit is ook niet één-twee-drie gerepareerd. Er is eentotaalstuk vertrouwen geschaad.”
Kleerscheuren
Dirken, die zelf het ambt bekleedde van 1985 tot en met ’88, leunt achterover: ,,Ik heb nog nooit een periode aan de TU meegemaakt waarin zoveel veranderde. Dit college heeft zich een moeilijke en ambitieuze taak gesteld. Dat vergt veel van zo’n top, en zeker dat ze met z’n drieën eenduidig te werk gaan. Het zou op zich al bijzonder geweest zijn als ze dit zonder kleerscheuren zouden klaren.”
Dirken gelooft niet dat de functie van rector met de komst van de wet modernisering universitaire bestuursorganisatie (MUB) is veranderd, laat staan uitgehold. Het college van decanen is dan misschien opgeheven, ervoor in de plaats kwam de groepsraad, wat de frequentie in het contact tussen decanen en college alleen maar verhoogde.
Dirken: ,,Het voorzitterschap van het college van decanen was wel een deel van de machtsbasis van de rector, maar niet het grootste. Belangrijker is toch het cvb-lidmaatschap. Dus de machtsbasis is dan afhankelijk van de portefeuilleverdeling. Ander punt is nog: volgens de nieuwe wet is het mogelijk dat het cvb uit één lid bestaat, en dat is de rector-magnificus. Dat wil dus ook zeggen dat de rector het meest essentiële deel van het college is.”
In het nieuwe college zullen de portefeuilles waarschijnlijk anders verdeeld worden dan voorheen. Dirken: ,,Een rector zonder een belangrijk part onderwijs en/of onderzoek is een onding. Daarentegen hoeft hij ook geen absolute onderwijs- en onderzoeksmonopolie te hebben. De specifieke inbreng van de rector is echter zijn kundigheid en ervaring omtrent onderwijs- en onderzoeksprocessen. Hij bezit een zeker wetenschappelijk gezag, en verder moet hij via zijn contacten vooral waarmaken dat hij daar ook de spreekbuis voor kan zijn.”

Comments are closed.