In Nederland loopt het grootste onderzoek ooit naar wetenschappelijke integriteit en ‘sloppy science’. Maar de meeste universiteiten, waaronder de TU Delft, werken niet mee.
Dit is wereldwijd nog nooit vertoond: onderzoekers uit elke discipline dezelfde vragen stellen, van farmacie tot letterkunde en van sociologie tot kunstgeschiedenis. Wat gaat er goed in hun discipline, wat zijn de dubieuze praktijken en welke factoren spelen een rol?
Bocht afsnijden
Iedereen in de academische wereld zegt wetenschappelijke integriteit een belangrijk onderwerp te vinden, zeker na de opzienbarende, jarenlange fraude van de Tilburgse hoogleraar sociale psychologie Diederik Stapel, die in 2011 aan het licht kwam. Er is ook steeds meer aandacht voor het grijze gebied, waarin onderzoekers soms een bocht afsnijden of hun resultaten wat mooier doen voorkomen dan ze zijn.
Bij onderzoeksfinancier ZonMW, die normaal gesproken vooral medisch onderzoek steunt, is een programma gestart om goed onderzoek te bevorderen. Daar is 3,8 miljoen euro voor uitgetrokken. De National Survey on Research Integrity (NSRI) is een van de vier pijlers.
Maar na tweeënhalf jaar voorbereiding krijgt deze enquête de steun van slechts vijf universiteiten en drie umc’s. Dat zijn de universiteiten van Nijmegen, Tilburg, Maastricht en Amsterdam (twee universiteiten) en de academische ziekenhuizen in, jawel, Nijmegen, Maastricht en Amsterdam.
Aanmoedigen
De andere instellingen helpen niet mee: ze geven geen e-maillijsten, laat staan dat ze hun medewerkers aanmoedigen tot deelname. Ook het college van bestuur van de TU Delft heeft geen e-mailadressen gegeven. Wel staat het TU-medewerkers vrij om op eigen initiatief deel te nemen aan het onderzoek, laat integrity officer en professor Sabine Roeser weten. De drijvende krachten achter het project zetten alles op alles om toch iedereen te bereiken, vertelt onderzoeker Gowri Gopalakrishna.
Hoe urgent is dit onderzoek?
“In de coronacrisis blijkt aandacht voor integer onderzoek belangrijker dan ooit. We zien een vloedgolf aan onderzoek, en veel artikelen verschijnen als zogeheten ‘preprints’. Dat zijn artikelen die nog niet door de peer review van een wetenschappelijk tijdschrift heen zijn. Er is dus minder controle op de kwaliteit. Dan is het des te belangrijker dan de auteurs zo zorgvuldig mogelijk te werk gaan.”
Peer review zeeft ook niet alle fouten eruit.
“Klopt, twijfelachtig onderzoek haalt ook weleens de toptijdschriften.”
Is daar een recent voorbeeld van?
“Dit voorjaar stond er een studie in The Lancet over een malariamedicijn dat helaas niet tegen covid-19 werkt. De onderliggende data bleken helemaal niet te bestaan. Gelukkig had het geen gevolgen voor de behandeling van patiënten, want uit ander onderzoek bleek eveneens dat het medicijn niet werkte.”
Spelen zulke problemen ook zo sterk buiten de geneeskunde?
“Dat willen we graag uitzoeken. We horen allerlei verhalen, maar het doel van dit onderzoek is om in kaart te brengen wat er precies speelt, en in welke disciplines. Het is ‘kijken op de radar’. De uitkomst van dit onderzoek is ook niet het einde, maar juist het begin: we hebben dan harde data om het gesprek mee te openen.”
Kun je met één vragenlijst alle disciplines in kaart brengen?
“Je kunt natuurlijk niet alles in een vragenlijst vangen, en sommige termen zullen misschien vragen oproepen. Maar het is de eerste stap. Onderzoekers zijn hooguit 15 à 25 minuten met het invullen bezig. We hadden eerst een kortere vragenlijst, maar die bleek echt te weinig nuance te kennen.”
De meeste universiteiten en umc’s houden zich afzijdig van de enquête. Wat is daarvan het gevolg?
“Hun medewerkers kunnen gewoon meedoen, maar er wordt niet op gewezen hoe belangrijk het is. Onze mails worden vaak niet eens geopend, merken we. De onderzoekers denken misschien dat het spam is, ze herkennen onderzoeksbureau Kantar niet, of ze haken af als ze het logo van onderzoeksfinancier ZonMW zien, waar ze zelf meestal niets mee te maken hebben. Het helpt allemaal niet mee.”
Werken de instellingen het onderzoek welbewust tegen?
“Dat geloof ik niet, maar het is een gemeenschappelijk probleem en het stelt me teleur dat de instellingen het niet samen willen aanpakken. Blijkbaar is er geen collectieve wil om het probleem met zijn allen te bekijken. Maar we moeten samen de schouders eronder zetten als we de complexiteit van wetenschappelijke integriteit willen doorgronden. We hopen dat onderzoekers toch meedoen, ook als hun eigen instelling de enquête niet steunt.”
Breder palet
Het Hoger Onderwijs Persbureau (HOP) heeft een algemene en een technische universiteit gevraagd waarom ze niet zijn aangehaakt. Beide verwijzen naar de aankomende evaluatie van de gedragscode wetenschappelijke integriteit die in 2018 is ingevoerd.
“Deze evaluatie brengt een breder palet aan vraagstukken in beeld en zal naar verwachting betere aanknopingspunten geven voor beleidsvernieuwing”, stelt de Universiteit Utrecht. “Omdat de medewerking van onze onderzoekers nodig is voor die evaluatie hebben we na zorgvuldige afweging besloten om niet actief deel te nemen aan de NSRI. Regelmatig moeten we afwegingen maken om enquêtes al dan niet uit te zetten onder onze onderzoekers.”
Ook de TU Eindhoven verwijst naar de evaluatie van de nieuwe gedragscode: “We verwachten dat die op meer dimensies handvatten zal bieden voor eventuele acties. Het staat individuele onderzoekers uiteraard vrij om mee te werken aan de NSRI-enquête. We zien de resultaten ervan met interesse tegemoet.”
HOP, Bas Belleman
Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?
redactie@hogeronderwijspersbureau.nl
Comments are closed.