Prof.ir. Wytze Patijn wil dat studenten meer kans krijgen om in groepsverband te ontwerpen en met elkaar te discussiëren over architectuur. Dit stelde de hij vorige week in zijn intreerede bij Bouwkunde.
“We leiden hier de mensen op die straks de gebouwen van Nederland zullen ontwerpen. Ik vind het belangrijk dat die mensen een scherp maatschappelijk inzicht hebben, dat ze weten wat er in de samenleving speelt”, aldus bouwkundedecaan en voormalig Rijksbouwmeester Patijn in zijn intreerede.
“Bouwkundestudenten maken nu thuis een ontwerp, komen vervolgens naar de faculteit om daar in een grote zaal hun werk te presenteren en feedback te krijgen van docenten. Dat moet veranderen”, zegt Patijn. Hij wil dat het onderwijs minder individueel gericht wordt en dat er ‘meer ruimte komt voor de fascinaties van de studenten zelf’. De studenten moeten zelf onderwerpen kunnen aandragen, ook als die wat excentriek zijn.
Om dit te bereiken moet het onderwijs op de schop. Door lessen slimmer in te roosteren wil de professor ervoor zorgen dat het zogenaamde ‘atelierwerken’ weer terugkeert op de TU: studenten die in groepjes van tien a’ vijftien man intensief samenwerken aan een architectonisch project in één grote zaal.
De laatste jaren is atelierwerken volgens Patijn aan de TU in de verdrukking geraakt door ruimtegebrek. “En dit terwijl deze onderwijsmethode voor een architectuuropleiding van wezenlijk belang is”, aldus de professor. “Studenten krijgen meer kans eigen initiatieven uit te werken. En door met elkaar te debatteren over maatschappelijke ontwikkelingen zoals de ‘verrommeling’ van het landschap, stedelijke vernieuwing en de roep om duurzamere gebouwen, versterken ze hun maatschappelijk inzicht en ze doen inspiratie op.”
Patijn wil ook dat er meer workshops worden gehouden bij Bouwkunde, met ‘bekende architecten en inspirerende leermeesters’. En dat studenten zich niet alleen richten op het ontwikkelen van concepten, die meestal voornamelijk gaan over vorm en esthetiek, maar ook proberen ontwerpen technisch uit te werken en ervoor te zorgen dat ze goed zijn in gebruik. Patijn: “In concepten kun je niet wonen. De praktische kant, de functionaliteit moet sterker op de voorgrond komen. Studenten moeten meer technische kennis opdoen en als dat nodig is samenwerken met studenten van andere faculteiten.”
Vijftien jaar geleden doceerde Patijn ook een tijdje aan de TU. Hij constateert dat studenten sinds die tijd meer maatschappelijk betrokken zijn. Patijn: “Een goed bericht is dat onze studenten zelf meer op zoek zijn naar maatschappelijke binding. Ik hoor dat bijvoorbeeld via de studentenraad.”
“We leiden hier de mensen op die straks de gebouwen van Nederland zullen ontwerpen. Ik vind het belangrijk dat die mensen een scherp maatschappelijk inzicht hebben, dat ze weten wat er in de samenleving speelt”, aldus bouwkundedecaan en voormalig Rijksbouwmeester Patijn in zijn intreerede.
“Bouwkundestudenten maken nu thuis een ontwerp, komen vervolgens naar de faculteit om daar in een grote zaal hun werk te presenteren en feedback te krijgen van docenten. Dat moet veranderen”, zegt Patijn. Hij wil dat het onderwijs minder individueel gericht wordt en dat er ‘meer ruimte komt voor de fascinaties van de studenten zelf’. De studenten moeten zelf onderwerpen kunnen aandragen, ook als die wat excentriek zijn.
Om dit te bereiken moet het onderwijs op de schop. Door lessen slimmer in te roosteren wil de professor ervoor zorgen dat het zogenaamde ‘atelierwerken’ weer terugkeert op de TU: studenten die in groepjes van tien a’ vijftien man intensief samenwerken aan een architectonisch project in één grote zaal.
De laatste jaren is atelierwerken volgens Patijn aan de TU in de verdrukking geraakt door ruimtegebrek. “En dit terwijl deze onderwijsmethode voor een architectuuropleiding van wezenlijk belang is”, aldus de professor. “Studenten krijgen meer kans eigen initiatieven uit te werken. En door met elkaar te debatteren over maatschappelijke ontwikkelingen zoals de ‘verrommeling’ van het landschap, stedelijke vernieuwing en de roep om duurzamere gebouwen, versterken ze hun maatschappelijk inzicht en ze doen inspiratie op.”
Patijn wil ook dat er meer workshops worden gehouden bij Bouwkunde, met ‘bekende architecten en inspirerende leermeesters’. En dat studenten zich niet alleen richten op het ontwikkelen van concepten, die meestal voornamelijk gaan over vorm en esthetiek, maar ook proberen ontwerpen technisch uit te werken en ervoor te zorgen dat ze goed zijn in gebruik. Patijn: “In concepten kun je niet wonen. De praktische kant, de functionaliteit moet sterker op de voorgrond komen. Studenten moeten meer technische kennis opdoen en als dat nodig is samenwerken met studenten van andere faculteiten.”
Vijftien jaar geleden doceerde Patijn ook een tijdje aan de TU. Hij constateert dat studenten sinds die tijd meer maatschappelijk betrokken zijn. Patijn: “Een goed bericht is dat onze studenten zelf meer op zoek zijn naar maatschappelijke binding. Ik hoor dat bijvoorbeeld via de studentenraad.”
Comments are closed.