Campus

Architectuur in Eindhoven meer gericht op ontwerpen

De interne ruzie binnen de Eindhovense bouwkundige opleiding is opgelost. De aanleiding was het vrijkomen van een hoogleraarpost, waarbij, zoals gebruikelijk in het architectuurwereldje, een discussie ontstaat over hoe architectuur moet worden toegepast in het onderwijs.

br />

Figuur 1 De Eindhovense faculteit Bouwkunde (nu nog in het hoofdgebouw):…techniek helpt de architect…

De Eindhovense faculteit, die eerder technisch dan architectonisch te boek staat, is de afgelopen maanden een speelbal geweest in het gevecht tussen studenten, vakgroepen, bestuurders en architecten. Met name de laatste groep maakte zich zorgen dat er in Eindhoven geen goed architectuuronderwijs werd gegeven. Na een intensieve forumdiscussie en het uitbrengen van een manifest zijn de ontwerpers er echter van overtuigd dat de ‘intentie bestaat’ om voortaan het ontwerpen centraal te stellen in de opleiding.

Bovenop de interne discussie kwam de kritiek van de commissie-Gietema. Deze commissie, ingesteld door het Architectenregister (een instantie die de titel van architect beschermt en controleert) stelt dat de bouwkundige opleidingen in zowel Eindhoven als Delft een stageverplichting zouden moeten hebben. De commissie vindt eveneens dat het ontwerponderwijs in Eindhoven, en in mindere mate ook in Delft, een ruimere plaats binnen de opleiding verdient. Want er kunnen nu architecten in het register worden opgenomen die een ‘ernstig lacune in het professiedeel van hun vakkennis’ hebben. De commissie stelt voor afgestudeerden pas de titel ‘architect’ te geven na een verplicht stagejaar.
Specialisatie

De Eindhovense opleiding, die dit jaar een groot aantal eerstejaars kreeg (35 meer dan in 1995), is ervan overtuigd dat ze haar architectuurpositie gaat versterken. Han Wessels, directeur beheer, vertelt: ,,Net als voorgaande jaren zal ook de komende tijd veertig procent van de studenten voor architectuur kiezen. Dat we nu de nadruk leggen op architectuuronderwijs door een aparte vakgroep te maken en een aantal hoogleraren aan te stellen, heeft vooral te maken met een verschuiving. Studenten moeten nu na hun eerste jaar al kiezen voor een specialisatie. Daardoor kunnen ze eerder voor architectuur kiezen. In die zin krijgt architectuur meer aandacht.”

Zeker vanuit de Delftse opvatting bezien staat Eindhoven bekend als een technische opleiding, waarbij de kunstzinnige of poëtische kant van het architectuurvak nogal eens wordt vergeten. Wessels vindt dat onzin: ,,Ook in Eindhoven leveren we architecten af van goede naam. Wij geven niet minder architectuur, en hebben geen andere mening over het ontwerpen. We hebben veel aandacht besteed aan andere vakgebieden die met bouwen te maken hebben. Die hebben we altijd met architectuur samengevoegd tot een sterke opleiding.

Wat betreft de techniek zijn wij een stap vooruit op Delft. Akoestiek, windgedrag, energiestudies en virtual reality zijnvakgebieden of onderdelen van het onderwijs waarop wij een voorsprong hebben. Deze onderdelen kunnen we inzetten om de architect te helpen bij het ontwerpen. We kunnen zijn ontwerp visueel maken, we kunnen met de computer het licht en de akoestiek nabootsen.”


Figuur 2 Architectuur in Delft: …besprekingen over een verplicht stagejaar…
Coenen

De nieuwe vakgroep architectuur, die voorheen een onderdeel was van de vakgroep architectuur, urbanistiek en beheer, heeft ruim twee hoogleraarstoelen architectuur gekregen. De posten worden ingevuld door Jo Coenen, Bert Dirrix, Hubert-Jan Henket en Jan Westra. Daarnaast is er een hoogleraar architectuur-geschiedenis, Gerard van Zeijl. Jo Coenen, die onder meer het Nederlands Architectuur Instituut in Rotterdam ontwierp, heeft voor zijn benoeming grote kritiek geleverd op de opleiding. Maar na langdurig overleg stond hij klaar om aan de opleiding te schaven: ,,Ik wil onderzoeken hoe de onderwijsstructuur is. Aan de hand daarvan moeten er conclusies getrokken worden. Ik ga niet meteen voor de banken staan”, verklaarde hij in het Eindhovens universiteitsblad.

De Eindhovense studievereniging Cheops volgde alle ontwikkelingen op de voet. Oud-commissaris onderwijs Anneriek Gardebroek: ,,Als studievereniging van Bouwkunde hadden wij geen aparte sectie architectuur, maar toen de herrie over de nieuwe hoogleraarpost ontstond, waren er studenten snel bij betrokken. Vanuit de faculteitsraad is altijd gezegd dat we een brede opleiding moesten worden. Dus niet alleen techniek of alleen architectuur. Beide disciplines zijn belangrijk. We zijn ervan overtuigd dat we een betere uitstraling krijgen als we op alle vakgebieden thuis zijn. Architecten op de opleiding zeiden altijd: ‘Bouwfysica, wat moeten we daar nou mee?’, maar nu weten ze dat beide gebieden interessant en noodzakelijk zijn voor een architect.”
Delft

De kritiek van de commissie-Gietema, dat de praktische component van de architectuuropleidingen uitgebreid moet worden, is ook in Delft vernomen. Maar er wordt nog niet zo intensief aan gewerkt als in Eindhoven. Het hoofd van de dienst onderwijs, onderzoek en studentenaangelegenheden, Jitske Zijlstra: ,,In 1990 zijn we gestart met een nieuw onderwijsprogramma, en dat wordt inhoudelijk geëvalueerd. We gaan na de kritiek van de commissie niet het hele systeem weer omgooien. Na 1990 is er al veel veranderd door het blokkensysteem. We bekijken nu wat we kunnen doen met die kritiek, en hoe we in kunnen springen op het verplichte stagejaar dat de commissie voorstelt.”

Bouwkunde overlegt hierover met een aantal organisaties zoals de BNA, BNS en de rijksbouwmeester. De besprekingen moeten rond februari afgerond zijn. Daarna zou het verplichte stagejaar ingevoerd kunnen worden in het komend studiejaar.

Over concurrentie met Eindhoven wil ook Zijlstra niets weten: ,,In Delft hebben we vijf afstudeerrichtingen, waarbij de meeste afgestudeerden een plaats vinden bij architectenbureaus of vergelijkbare ontwerpbureaus. In Eindhoven komen meermensen terecht bij adviesbureaus, wat al een duidelijk accentverschil aangeeft.”

Rico Zweers

,

De interne ruzie binnen de Eindhovense bouwkundige opleiding is opgelost. De aanleiding was het vrijkomen van een hoogleraarpost, waarbij, zoals gebruikelijk in het architectuurwereldje, een discussie ontstaat over hoe architectuur moet worden toegepast in het onderwijs.


Figuur 1 De Eindhovense faculteit Bouwkunde (nu nog in het hoofdgebouw):…techniek helpt de architect…

De Eindhovense faculteit, die eerder technisch dan architectonisch te boek staat, is de afgelopen maanden een speelbal geweest in het gevecht tussen studenten, vakgroepen, bestuurders en architecten. Met name de laatste groep maakte zich zorgen dat er in Eindhoven geen goed architectuuronderwijs werd gegeven. Na een intensieve forumdiscussie en het uitbrengen van een manifest zijn de ontwerpers er echter van overtuigd dat de ‘intentie bestaat’ om voortaan het ontwerpen centraal te stellen in de opleiding.

Bovenop de interne discussie kwam de kritiek van de commissie-Gietema. Deze commissie, ingesteld door het Architectenregister (een instantie die de titel van architect beschermt en controleert) stelt dat de bouwkundige opleidingen in zowel Eindhoven als Delft een stageverplichting zouden moeten hebben. De commissie vindt eveneens dat het ontwerponderwijs in Eindhoven, en in mindere mate ook in Delft, een ruimere plaats binnen de opleiding verdient. Want er kunnen nu architecten in het register worden opgenomen die een ‘ernstig lacune in het professiedeel van hun vakkennis’ hebben. De commissie stelt voor afgestudeerden pas de titel ‘architect’ te geven na een verplicht stagejaar.
Specialisatie

De Eindhovense opleiding, die dit jaar een groot aantal eerstejaars kreeg (35 meer dan in 1995), is ervan overtuigd dat ze haar architectuurpositie gaat versterken. Han Wessels, directeur beheer, vertelt: ,,Net als voorgaande jaren zal ook de komende tijd veertig procent van de studenten voor architectuur kiezen. Dat we nu de nadruk leggen op architectuuronderwijs door een aparte vakgroep te maken en een aantal hoogleraren aan te stellen, heeft vooral te maken met een verschuiving. Studenten moeten nu na hun eerste jaar al kiezen voor een specialisatie. Daardoor kunnen ze eerder voor architectuur kiezen. In die zin krijgt architectuur meer aandacht.”

Zeker vanuit de Delftse opvatting bezien staat Eindhoven bekend als een technische opleiding, waarbij de kunstzinnige of poëtische kant van het architectuurvak nogal eens wordt vergeten. Wessels vindt dat onzin: ,,Ook in Eindhoven leveren we architecten af van goede naam. Wij geven niet minder architectuur, en hebben geen andere mening over het ontwerpen. We hebben veel aandacht besteed aan andere vakgebieden die met bouwen te maken hebben. Die hebben we altijd met architectuur samengevoegd tot een sterke opleiding.

Wat betreft de techniek zijn wij een stap vooruit op Delft. Akoestiek, windgedrag, energiestudies en virtual reality zijnvakgebieden of onderdelen van het onderwijs waarop wij een voorsprong hebben. Deze onderdelen kunnen we inzetten om de architect te helpen bij het ontwerpen. We kunnen zijn ontwerp visueel maken, we kunnen met de computer het licht en de akoestiek nabootsen.”


Figuur 2 Architectuur in Delft: …besprekingen over een verplicht stagejaar…
Coenen

De nieuwe vakgroep architectuur, die voorheen een onderdeel was van de vakgroep architectuur, urbanistiek en beheer, heeft ruim twee hoogleraarstoelen architectuur gekregen. De posten worden ingevuld door Jo Coenen, Bert Dirrix, Hubert-Jan Henket en Jan Westra. Daarnaast is er een hoogleraar architectuur-geschiedenis, Gerard van Zeijl. Jo Coenen, die onder meer het Nederlands Architectuur Instituut in Rotterdam ontwierp, heeft voor zijn benoeming grote kritiek geleverd op de opleiding. Maar na langdurig overleg stond hij klaar om aan de opleiding te schaven: ,,Ik wil onderzoeken hoe de onderwijsstructuur is. Aan de hand daarvan moeten er conclusies getrokken worden. Ik ga niet meteen voor de banken staan”, verklaarde hij in het Eindhovens universiteitsblad.

De Eindhovense studievereniging Cheops volgde alle ontwikkelingen op de voet. Oud-commissaris onderwijs Anneriek Gardebroek: ,,Als studievereniging van Bouwkunde hadden wij geen aparte sectie architectuur, maar toen de herrie over de nieuwe hoogleraarpost ontstond, waren er studenten snel bij betrokken. Vanuit de faculteitsraad is altijd gezegd dat we een brede opleiding moesten worden. Dus niet alleen techniek of alleen architectuur. Beide disciplines zijn belangrijk. We zijn ervan overtuigd dat we een betere uitstraling krijgen als we op alle vakgebieden thuis zijn. Architecten op de opleiding zeiden altijd: ‘Bouwfysica, wat moeten we daar nou mee?’, maar nu weten ze dat beide gebieden interessant en noodzakelijk zijn voor een architect.”
Delft

De kritiek van de commissie-Gietema, dat de praktische component van de architectuuropleidingen uitgebreid moet worden, is ook in Delft vernomen. Maar er wordt nog niet zo intensief aan gewerkt als in Eindhoven. Het hoofd van de dienst onderwijs, onderzoek en studentenaangelegenheden, Jitske Zijlstra: ,,In 1990 zijn we gestart met een nieuw onderwijsprogramma, en dat wordt inhoudelijk geëvalueerd. We gaan na de kritiek van de commissie niet het hele systeem weer omgooien. Na 1990 is er al veel veranderd door het blokkensysteem. We bekijken nu wat we kunnen doen met die kritiek, en hoe we in kunnen springen op het verplichte stagejaar dat de commissie voorstelt.”

Bouwkunde overlegt hierover met een aantal organisaties zoals de BNA, BNS en de rijksbouwmeester. De besprekingen moeten rond februari afgerond zijn. Daarna zou het verplichte stagejaar ingevoerd kunnen worden in het komend studiejaar.

Over concurrentie met Eindhoven wil ook Zijlstra niets weten: ,,In Delft hebben we vijf afstudeerrichtingen, waarbij de meeste afgestudeerden een plaats vinden bij architectenbureaus of vergelijkbare ontwerpbureaus. In Eindhoven komen meermensen terecht bij adviesbureaus, wat al een duidelijk accentverschil aangeeft.”

Rico Zweers

De interne ruzie binnen de Eindhovense bouwkundige opleiding is opgelost. De aanleiding was het vrijkomen van een hoogleraarpost, waarbij, zoals gebruikelijk in het architectuurwereldje, een discussie ontstaat over hoe architectuur moet worden toegepast in het onderwijs.


Figuur 1 De Eindhovense faculteit Bouwkunde (nu nog in het hoofdgebouw):…techniek helpt de architect…

De Eindhovense faculteit, die eerder technisch dan architectonisch te boek staat, is de afgelopen maanden een speelbal geweest in het gevecht tussen studenten, vakgroepen, bestuurders en architecten. Met name de laatste groep maakte zich zorgen dat er in Eindhoven geen goed architectuuronderwijs werd gegeven. Na een intensieve forumdiscussie en het uitbrengen van een manifest zijn de ontwerpers er echter van overtuigd dat de ‘intentie bestaat’ om voortaan het ontwerpen centraal te stellen in de opleiding.

Bovenop de interne discussie kwam de kritiek van de commissie-Gietema. Deze commissie, ingesteld door het Architectenregister (een instantie die de titel van architect beschermt en controleert) stelt dat de bouwkundige opleidingen in zowel Eindhoven als Delft een stageverplichting zouden moeten hebben. De commissie vindt eveneens dat het ontwerponderwijs in Eindhoven, en in mindere mate ook in Delft, een ruimere plaats binnen de opleiding verdient. Want er kunnen nu architecten in het register worden opgenomen die een ‘ernstig lacune in het professiedeel van hun vakkennis’ hebben. De commissie stelt voor afgestudeerden pas de titel ‘architect’ te geven na een verplicht stagejaar.
Specialisatie

De Eindhovense opleiding, die dit jaar een groot aantal eerstejaars kreeg (35 meer dan in 1995), is ervan overtuigd dat ze haar architectuurpositie gaat versterken. Han Wessels, directeur beheer, vertelt: ,,Net als voorgaande jaren zal ook de komende tijd veertig procent van de studenten voor architectuur kiezen. Dat we nu de nadruk leggen op architectuuronderwijs door een aparte vakgroep te maken en een aantal hoogleraren aan te stellen, heeft vooral te maken met een verschuiving. Studenten moeten nu na hun eerste jaar al kiezen voor een specialisatie. Daardoor kunnen ze eerder voor architectuur kiezen. In die zin krijgt architectuur meer aandacht.”

Zeker vanuit de Delftse opvatting bezien staat Eindhoven bekend als een technische opleiding, waarbij de kunstzinnige of poëtische kant van het architectuurvak nogal eens wordt vergeten. Wessels vindt dat onzin: ,,Ook in Eindhoven leveren we architecten af van goede naam. Wij geven niet minder architectuur, en hebben geen andere mening over het ontwerpen. We hebben veel aandacht besteed aan andere vakgebieden die met bouwen te maken hebben. Die hebben we altijd met architectuur samengevoegd tot een sterke opleiding.

Wat betreft de techniek zijn wij een stap vooruit op Delft. Akoestiek, windgedrag, energiestudies en virtual reality zijnvakgebieden of onderdelen van het onderwijs waarop wij een voorsprong hebben. Deze onderdelen kunnen we inzetten om de architect te helpen bij het ontwerpen. We kunnen zijn ontwerp visueel maken, we kunnen met de computer het licht en de akoestiek nabootsen.”


Figuur 2 Architectuur in Delft: …besprekingen over een verplicht stagejaar…
Coenen

De nieuwe vakgroep architectuur, die voorheen een onderdeel was van de vakgroep architectuur, urbanistiek en beheer, heeft ruim twee hoogleraarstoelen architectuur gekregen. De posten worden ingevuld door Jo Coenen, Bert Dirrix, Hubert-Jan Henket en Jan Westra. Daarnaast is er een hoogleraar architectuur-geschiedenis, Gerard van Zeijl. Jo Coenen, die onder meer het Nederlands Architectuur Instituut in Rotterdam ontwierp, heeft voor zijn benoeming grote kritiek geleverd op de opleiding. Maar na langdurig overleg stond hij klaar om aan de opleiding te schaven: ,,Ik wil onderzoeken hoe de onderwijsstructuur is. Aan de hand daarvan moeten er conclusies getrokken worden. Ik ga niet meteen voor de banken staan”, verklaarde hij in het Eindhovens universiteitsblad.

De Eindhovense studievereniging Cheops volgde alle ontwikkelingen op de voet. Oud-commissaris onderwijs Anneriek Gardebroek: ,,Als studievereniging van Bouwkunde hadden wij geen aparte sectie architectuur, maar toen de herrie over de nieuwe hoogleraarpost ontstond, waren er studenten snel bij betrokken. Vanuit de faculteitsraad is altijd gezegd dat we een brede opleiding moesten worden. Dus niet alleen techniek of alleen architectuur. Beide disciplines zijn belangrijk. We zijn ervan overtuigd dat we een betere uitstraling krijgen als we op alle vakgebieden thuis zijn. Architecten op de opleiding zeiden altijd: ‘Bouwfysica, wat moeten we daar nou mee?’, maar nu weten ze dat beide gebieden interessant en noodzakelijk zijn voor een architect.”
Delft

De kritiek van de commissie-Gietema, dat de praktische component van de architectuuropleidingen uitgebreid moet worden, is ook in Delft vernomen. Maar er wordt nog niet zo intensief aan gewerkt als in Eindhoven. Het hoofd van de dienst onderwijs, onderzoek en studentenaangelegenheden, Jitske Zijlstra: ,,In 1990 zijn we gestart met een nieuw onderwijsprogramma, en dat wordt inhoudelijk geëvalueerd. We gaan na de kritiek van de commissie niet het hele systeem weer omgooien. Na 1990 is er al veel veranderd door het blokkensysteem. We bekijken nu wat we kunnen doen met die kritiek, en hoe we in kunnen springen op het verplichte stagejaar dat de commissie voorstelt.”

Bouwkunde overlegt hierover met een aantal organisaties zoals de BNA, BNS en de rijksbouwmeester. De besprekingen moeten rond februari afgerond zijn. Daarna zou het verplichte stagejaar ingevoerd kunnen worden in het komend studiejaar.

Over concurrentie met Eindhoven wil ook Zijlstra niets weten: ,,In Delft hebben we vijf afstudeerrichtingen, waarbij de meeste afgestudeerden een plaats vinden bij architectenbureaus of vergelijkbare ontwerpbureaus. In Eindhoven komen meermensen terecht bij adviesbureaus, wat al een duidelijk accentverschil aangeeft.”

Rico Zweers

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.