Het universitair onderwijs in Nederland moet drie fasen krijgen. Na een algemene, driejarige fase, kan ongeveer de helft van de studenten doorstromen naar een onderzoekschool of een professionele school, waar de student één tot drie jaar doorbrengt.
Een klein groepje komt vervolgens in aanmerking voor een promotie, die is ondergebracht in de derde fase.
Op deze wijze kunnen de universiteiten beter tegemoet komen aan de behoeften en wensen van de duizenden studenten, zo schrijft de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) in het rapport ‘Hoger onderwijs in fasen’. Met het rapport wil de WRR een bijdrage leveren aan de discussie over de hervorming van het hoger onderwijs.
De universiteit probeert iets onmogelijks te realiseren, aldus de WRR. Zij wil zowel studenten opleiden die wetenschapper willen worden, als studenten die met een academische opleiding de arbeidsmarkt op willen. En er worden tientallen specialisaties aangeboden.
Studenten moeten volgens de WRR echter veel breder worden opgeleid. Zij komen zelden terecht in een baan die aansluit op hun gespecialiseerde opleiding. Daarentegen komen zij nogal wat algemene vaardigheden tekort. Bijvoorbeeld presentatie, schrijfvaardigheid, maar ook de volledige beheersing van een buitenlandse taal. Ook wisselen academici steeds vaker en sneller van baan. Een meer algemene basisopleiding kan er voor zorgen dat zij mobieler worden.
In de driejarige eerste fase kiest een student uit een beperkt aantal brede profielen. In de propaedeuse ontdekt hij waar zijn ambities en mogelijkheden liggen. Na het eerste jaar kiest hij een hoofdvak met een aantal bijvakken. Hoofdvakken zijn bij voorbeeld biologie, letteren, geschiedenis of economie. In de twee jaar erna wordt hij dan opgeleid tot een academicus met ,,een solide basis om de hele loopbaan mee vooruit te kunnen”.
Studenten die zich richten op een specifiek beroep mogen door naar de tweede fase, mits cijfers en motivatie voldoende zijn. In de ‘professionele school’ worden zij dan opgeleid tot beroepen als advocaat, arts of ingenieur. Studenten die onderzoeker willen worden, gaan naar de onderzoekschool. Een deel van hen kan promoveren in de derde fase.
Met het drie-fasenmodel wil de WRR niet alleen tegemoet komen aan de behoefte aan meer individueel onderwijs. Het sluit ook beter aan bij het onderwijs in het buitenland. Zo krijgen studenten die de eerste fase afsluiten de titel baccalaureus of bachelor. Na afloop van de tweede fase worden titels als doctorandus, meester en ingenieur uitgereikt, gelijk te stellen aan de internationale masterstitel. (HOP/P.E.)
Het universitair onderwijs in Nederland moet drie fasen krijgen. Na een algemene, driejarige fase, kan ongeveer de helft van de studenten doorstromen naar een onderzoekschool of een professionele school, waar de student één tot drie jaar doorbrengt. Een klein groepje komt vervolgens in aanmerking voor een promotie, die is ondergebracht in de derde fase.
Op deze wijze kunnen de universiteiten beter tegemoet komen aan de behoeften en wensen van de duizenden studenten, zo schrijft de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) in het rapport ‘Hoger onderwijs in fasen’. Met het rapport wil de WRR een bijdrage leveren aan de discussie over de hervorming van het hoger onderwijs.
De universiteit probeert iets onmogelijks te realiseren, aldus de WRR. Zij wil zowel studenten opleiden die wetenschapper willen worden, als studenten die met een academische opleiding de arbeidsmarkt op willen. En er worden tientallen specialisaties aangeboden.
Studenten moeten volgens de WRR echter veel breder worden opgeleid. Zij komen zelden terecht in een baan die aansluit op hun gespecialiseerde opleiding. Daarentegen komen zij nogal wat algemene vaardigheden tekort. Bijvoorbeeld presentatie, schrijfvaardigheid, maar ook de volledige beheersing van een buitenlandse taal. Ook wisselen academici steeds vaker en sneller van baan. Een meer algemene basisopleiding kan er voor zorgen dat zij mobieler worden.
In de driejarige eerste fase kiest een student uit een beperkt aantal brede profielen. In de propaedeuse ontdekt hij waar zijn ambities en mogelijkheden liggen. Na het eerste jaar kiest hij een hoofdvak met een aantal bijvakken. Hoofdvakken zijn bij voorbeeld biologie, letteren, geschiedenis of economie. In de twee jaar erna wordt hij dan opgeleid tot een academicus met ,,een solide basis om de hele loopbaan mee vooruit te kunnen”.
Studenten die zich richten op een specifiek beroep mogen door naar de tweede fase, mits cijfers en motivatie voldoende zijn. In de ‘professionele school’ worden zij dan opgeleid tot beroepen als advocaat, arts of ingenieur. Studenten die onderzoeker willen worden, gaan naar de onderzoekschool. Een deel van hen kan promoveren in de derde fase.
Met het drie-fasenmodel wil de WRR niet alleen tegemoet komen aan de behoefte aan meer individueel onderwijs. Het sluit ook beter aan bij het onderwijs in het buitenland. Zo krijgen studenten die de eerste fase afsluiten de titel baccalaureus of bachelor. Na afloop van de tweede fase worden titels als doctorandus, meester en ingenieur uitgereikt, gelijk te stellen aan de internationale masterstitel. (HOP/P.E.)
Comments are closed.