Onderwijs

Academici eerst voor de klas

Talentvolle academici hoeven zich niet overhaast in de ratrace van het bedrijfsleven te storten. Ze kunnen ook eerst twee jaar lesgeven aan een middelbare school en daarna alsnog de overstap naar het bedrijfsleven overwegen.

Dat is in een notendop het plan achter ‘Eerst voor de klas’, een project van zeven grote bedrijven en het ministerie van OCW. De komende tijd willen ze hier twintig jonge academici voor selecteren.

Het is de bedoeling dat de acadmici in de eerste twee lesjaren hun eerstegraads lesbevoegdheid halen. Daarnaast krijgen ze een cursus ‘leiderschap’. Op die manier kunnen ze na de twee lesjaren nog alle kanten op.

Het idee is overgewaaid uit Amerika, waar begin jaren negentig ‘Teach for America’ werd bedacht. In Groot-Brittannië bestaat alweer enkele jaren het vergelijkbare ‘Teach first’.

De deelnemers hoeven niet te vrezen dat ze een mogelijke carrière in het bedrijfsleven mislopen als ze eerst lesgeven. Daarom is de steun van zeven grote bedrijven belangrijk: Philips, DSM, Ahold, Akzo Nobel, KPN, ABN Amro en Shell. Zij willen meehelpen het imago van het leraarschap op te poetsen. Het zou onder academici normaler moeten worden om een paar jaar les te geven, vinden ze.

Eén dag per week en een deel van de vakanties besteden de studenten aan het ‘leiderschapsprogramma’ van het bedrijfsleven. De inhoud moet nog worden verzonnen, maar één ding weet staatssecretaris Van Bijsterveldt zeker: “Goed leraarschap is goed leiderschap en andersom.” Het moet elkaar dus versterken.

In Groot-Brittannië klonk kritiek, omdat Teach First elitair zou zijn en het leraarschap zou onderschatten. De afgestudeerden komen vaak van Oxford en Cambridge en het project zou te zwaar leunen op hun intellectuele vaardigheden. Ze krijgen een zesweekse cursus en moeten nog veel leren terwijl ze lesgeven.

Deze onderschatting zou het imago van doorgewinterde leraren schaden: alsof hun ervaring weinig voorstelt en iedereen het kan. In Nederland is het nadrukkelijk de bedoeling dat de studenten hun lesbevoegdheid halen.

“Het idee achter het internet is ontstaan tijdens de Koude Oorlog. Onderzoekers in dienst van het Amerikaanse ministerie van defensie hadden de taak een communicatietechniek te ontwikkelen die niet afgeluisterd kon worden door de Russische vijand”, vertelt dr.ir. Jan van Till, voormalig hoogleraar bedrijfsnetwerken, desgevraagd. “Rond 1970 werden daarom verspreid over de Verenigde Staten computers aan elkaar gekoppeld.”
Hoewel het netwerk oorspronkelijk bedoeld was voor militaire doeleinden, werd het al snel beschikbaar gesteld voor wetenschappelijk onderzoek. Van Till: “Het was de bedoeling om zo computerkracht te kunnen delen. Computers waren in die tijd heel duur en schaars en de universiteiten hadden geen geld om elk zo’n apparaat aan te schaffen. Door middel van het netwerk zouden wetenschappers berekeningen kunnen uitvoeren en simulaties laten draaien op een computer op afstand.”
Ook in Europa werden computernetwerken opgezet. Al snel bleek dat wetenschappers meer interesse hadden in het uitwisselen en opsporen van informatie via het computernetwerk, dan in het delen van rekenkracht.
Dr.ir. Kees van der Meer van Elektrotechniek, Wiskunde en Informatica, vertelt dat hij samen met een collega in 1978 als eerste een cursus gaf in het opsporen van informatie met behulp van computers. “Daar was toen veel interesse voor vanuit de overheid en het bedrijfsleven. Met vierentwintig cursisten zaten we tien dagen in een hotel. Met acht computers en acht internationale telefoonverbindingen. Dat was in die tijd een erg dure bedoening. Ook was het zoeken naar informatie een hele opgave. Pas later werden er nieuwe protocollen ontwikkeld die het steeds makkelijker maakten om informatie te zoeken en te versturen.”
Met de intrede van de personal computer in 1981, werd het al wat makkelijker om digitale informatie uit te wisselen. Willem van der Poel, emeritus hoogleraar informatica, was er destijds als de kippen bij. “Erg snel ging het allemaal nog niet. In de begintijd hadden de pc’s een snelheid van driehonderd baud. Dat is zo’n dertig tekens per seconde. Als je een programmaatje verstuurde, moest je er zeker een kwartiertje voor gaan zitten. Als je eenmaal ingebeld had, hoorde je een heleboel gekraak en geratel van het modem en vervolgens hoopte je maar dat de informatie goed was doorgekomen.”
Dat het internet in zijn huidige vorm nog maar een dikke tien jaar bestaat, beseffen de meeste studenten niet, constateert de emeritus hoogleraar. “De studenten van nu kunnen zich geen voorstelling maken van hoe het er vroeger uitzag. Ze weten bijvoorbeeld niet dat we in 1975 nog niet direct aan de computer werkten. In plaats daarvan werkten we met stapels ponskaarten en moesten wachten op een uitdraai.” 

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.