Wetenschap

Aan de wal van de Schelde wemelt het van de stuurlui

Hoewel een kleintje onder de grote rivieren, is de Schelde één van de meest geëxploiteerde riviersystemen ter wereld. De problemen die daaruit voortvloeien en de oplossingen daarvoor zijn onderwerp op het symposium ‘TU Delft en Waterbeheer: integratie in het kwadraat’, dat vandaag wordt gehouden.

Ook wordt dezer dagen het internationaal verdrag ondertekend dat een beter beheer van de Schelde moet regelen.

Het stroomgebied van de Schelde strekt zich uit over Frankrijk, België en Nederland, en behoort economisch gezien bij de top tien van de wereld. De jarenlange uitbuiting van het gebied door inpolderingen en het lozen van vervuild water in de Schelde heeft er toe geleid dat het ecologisch evenwicht ernstig is aangetast. Het Schelde-estuarium, dit is het deel van de Schelde tussen Vlissingen en Gent dat duidelijke invloed ondervindt van de hoog- en laagwaterstanden in de zee, is een uniek overgangsgebied van rivier naar zee. Het grote economische belang en het waardevolle estuarium maken het beheer van de Schelde tot een goed voorbeeld van integraal waterbeheer.

Er zijn talloze instanties die zich bezighouden met het beheer van de Schelde, zoals ministeries van Verkeer en Waterstaat en VROM, waterschappen, gemeenten, zeehavendiensten, natuurbeschermingsorganisaties. ‘Integraal’ houdt in dat alle functies en belangen met betrekking tot de rivier worden meegenomen. Dit houdt in dat al deze instanties worden betrokken bij het beheren van de rivier. Het verleden leert dat maatregelen om de loop van de rivier plaatselijk te verbeteren negatieve gevolgen hebben voor de situatie elders in de rivier. Daarom moet er bij mogelijke oplossingen gekeken worden naar de rivier als geheel.

,,De uitdaging is om win-win situaties te bereiken, waarbij alle partijen tevreden zijn”, aldus ir. H. Smit van Rijkswaterstaat, die vandaag één van de lezingen houdt. ,,Het is meestal niet moeilijk om een technisch haalbare oplossing te bedenken, maar het inpassen van die oplossing in een bestuurlijke omgeving wel.”

Een van de actuele onderzoeken van de TU en Rijkswaterstaat richt zich op de problematiek rond het slib in de Schelde. In de Westerschelde en de Schelde komt zowel (verontreinigd) rivierslib als (schoner) zeeslib voor. Het slib vormt enerzijds een probleem door de hoeveelheid, de haven van Antwerpen wordt slecht bereikbaar door de grote hoeveelheid slib, en anderzijds door de kwaliteit, het slib is sterk verontreinigd. Vroeger werd het slib dat bij Antwerpen uitgebaggerd was gestort in de Zeeschelde, dit is het stuk van de Schelde tussen Antwerpen en Nederland. De retourtijd, de tijd die de natuur nodig heeft om het slib van de plaats waar het gestort is terug te voeren naar de baggerplaats, is erg kort door de geringe afstand tussen bagger- en stortplaats.

Door de huidige strenge milieuwetten in België en Nederland is de verwachting dat het slib minder verontreinigd raakt, zodathet in de toekomst op het land opgeslagen kan worden. Het onderzoek heeft tot doel een beter inzicht in het slibtransport en de herkomst van het slib te verkrijgen, zodat het ontstaan van slib eventueel kan worden tegengegaan.
Poldergronden

Uit de Schelde wordt jaarlijks twaalf miljoen kubieke meter slib en zand gehaald om de rivier bevaarbaar te houden. Hiermee kan heel Delft één meter opgehoogd worden. Een manier om deze hoeveelheid baggerwerk te verminderen is ontpoldering; door het laten onderlopen van de buitendijkse polders neemt de inhoud van het estuarium toe, zodat er bij de getijdenwisselingen meer water in- en uitstroomt. Dit water stroomt door de hoofdtak van de rivier, die hierdoor een groter debiet te verwerken krijgt. Het gevolg is een natuurlijke verdieping en verbreding van de hoofdrivier. Deze vochtige intergetijdegebieden zijn bovendien een paradijs voor allerlei dieren en planten. Het probleem hierbij is uiteraard dat de gemeenten er niet happig op zijn om de vruchtbare poldergronden terug te geven aan de rivier.

Smit denkt dat in de toekomst de problemen internationaal aangepakt zullen worden volgens de ‘netwerkbenadering’. Dat wil zeggen dat de verschillende partijen op gelijke voet met elkaar overleggen en een actieprogramma opstellen. Een nieuw bestuurlijk inzicht hier is om zogenaamd interactief te werk te gaan in plaats van reactief. Er wordt binnenkort een internationale commissie opgericht, die een Schelde-actieprogramma zal opstellen. De wil om de situatie in de Schelde te verbeteren is in ieder geval bij alle partijen uit Nederland, België en Frankrijk aanwezig, getuige een verdrag tussen deze landen dat in april van dit jaar is opgesteld en dat één dezer dagen ondertekend wordt. (M.t.B.)

Marc ter Beek


De Schelde bij Hoboken, België

Hoewel een kleintje onder de grote rivieren, is de Schelde één van de meest geëxploiteerde riviersystemen ter wereld. De problemen die daaruit voortvloeien en de oplossingen daarvoor zijn onderwerp op het symposium ‘TU Delft en Waterbeheer: integratie in het kwadraat’, dat vandaag wordt gehouden. Ook wordt dezer dagen het internationaal verdrag ondertekend dat een beter beheer van de Schelde moet regelen.

Het stroomgebied van de Schelde strekt zich uit over Frankrijk, België en Nederland, en behoort economisch gezien bij de top tien van de wereld. De jarenlange uitbuiting van het gebied door inpolderingen en het lozen van vervuild water in de Schelde heeft er toe geleid dat het ecologisch evenwicht ernstig is aangetast. Het Schelde-estuarium, dit is het deel van de Schelde tussen Vlissingen en Gent dat duidelijke invloed ondervindt van de hoog- en laagwaterstanden in de zee, is een uniek overgangsgebied van rivier naar zee. Het grote economische belang en het waardevolle estuarium maken het beheer van de Schelde tot een goed voorbeeld van integraal waterbeheer.

Er zijn talloze instanties die zich bezighouden met het beheer van de Schelde, zoals ministeries van Verkeer en Waterstaat en VROM, waterschappen, gemeenten, zeehavendiensten, natuurbeschermingsorganisaties. ‘Integraal’ houdt in dat alle functies en belangen met betrekking tot de rivier worden meegenomen. Dit houdt in dat al deze instanties worden betrokken bij het beheren van de rivier. Het verleden leert dat maatregelen om de loop van de rivier plaatselijk te verbeteren negatieve gevolgen hebben voor de situatie elders in de rivier. Daarom moet er bij mogelijke oplossingen gekeken worden naar de rivier als geheel.

,,De uitdaging is om win-win situaties te bereiken, waarbij alle partijen tevreden zijn”, aldus ir. H. Smit van Rijkswaterstaat, die vandaag één van de lezingen houdt. ,,Het is meestal niet moeilijk om een technisch haalbare oplossing te bedenken, maar het inpassen van die oplossing in een bestuurlijke omgeving wel.”

Een van de actuele onderzoeken van de TU en Rijkswaterstaat richt zich op de problematiek rond het slib in de Schelde. In de Westerschelde en de Schelde komt zowel (verontreinigd) rivierslib als (schoner) zeeslib voor. Het slib vormt enerzijds een probleem door de hoeveelheid, de haven van Antwerpen wordt slecht bereikbaar door de grote hoeveelheid slib, en anderzijds door de kwaliteit, het slib is sterk verontreinigd. Vroeger werd het slib dat bij Antwerpen uitgebaggerd was gestort in de Zeeschelde, dit is het stuk van de Schelde tussen Antwerpen en Nederland. De retourtijd, de tijd die de natuur nodig heeft om het slib van de plaats waar het gestort is terug te voeren naar de baggerplaats, is erg kort door de geringe afstand tussen bagger- en stortplaats.

Door de huidige strenge milieuwetten in België en Nederland is de verwachting dat het slib minder verontreinigd raakt, zodathet in de toekomst op het land opgeslagen kan worden. Het onderzoek heeft tot doel een beter inzicht in het slibtransport en de herkomst van het slib te verkrijgen, zodat het ontstaan van slib eventueel kan worden tegengegaan.
Poldergronden

Uit de Schelde wordt jaarlijks twaalf miljoen kubieke meter slib en zand gehaald om de rivier bevaarbaar te houden. Hiermee kan heel Delft één meter opgehoogd worden. Een manier om deze hoeveelheid baggerwerk te verminderen is ontpoldering; door het laten onderlopen van de buitendijkse polders neemt de inhoud van het estuarium toe, zodat er bij de getijdenwisselingen meer water in- en uitstroomt. Dit water stroomt door de hoofdtak van de rivier, die hierdoor een groter debiet te verwerken krijgt. Het gevolg is een natuurlijke verdieping en verbreding van de hoofdrivier. Deze vochtige intergetijdegebieden zijn bovendien een paradijs voor allerlei dieren en planten. Het probleem hierbij is uiteraard dat de gemeenten er niet happig op zijn om de vruchtbare poldergronden terug te geven aan de rivier.

Smit denkt dat in de toekomst de problemen internationaal aangepakt zullen worden volgens de ‘netwerkbenadering’. Dat wil zeggen dat de verschillende partijen op gelijke voet met elkaar overleggen en een actieprogramma opstellen. Een nieuw bestuurlijk inzicht hier is om zogenaamd interactief te werk te gaan in plaats van reactief. Er wordt binnenkort een internationale commissie opgericht, die een Schelde-actieprogramma zal opstellen. De wil om de situatie in de Schelde te verbeteren is in ieder geval bij alle partijen uit Nederland, België en Frankrijk aanwezig, getuige een verdrag tussen deze landen dat in april van dit jaar is opgesteld en dat één dezer dagen ondertekend wordt. (M.t.B.)

Marc ter Beek


De Schelde bij Hoboken, België

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.