De gastspreker was een man met een uitgebreide staat van dienst in het werkveld. Als jonge ingenieur was hij lang in het buitenland gestationeerd, en hij was gevraagd om op deze middag te komen vertellen hoe leuk juist deze internationale kant van zijn beroep was.
En vertellen deed hij. Het was alsof het gisteren was dat hij in de jungle van Borneo en Tanzania werkte, in plaats van twintig jaar geleden. (Want zoals bij veel avonturiers was ook het avontuur van deze Indiana Jones uiteindelijk geëindigd met een goedbetaalde maar lichtelijk saaie managementbaan, een vrouw die Liselotje heette, een halfvrijstaand huis in een Vinexwijk, twee hockeyende kinderen, een labrador en een leasebak met veertien procent bijtelling.)
De spreker vertoonde plaatjes over kleine en grote projecten. Tussen de grafieken en de flowcharts door zag je foto’s waarin hij in zijn jonge jaren afgebeeld stond, geflankeerd door lokale gezagsdragers, naast een staaltje van lokaal technisch vernuft, ongetwijfeld mede door zijn toedoen tot stand gekomen. Breedsprakig vertelde hij over dichte jungles en heftige stortregens. Over onmogelijke problemen en slimme oplossingen, over lokale technici die de boel altijd weer wisten te slopen, over het repareren van apparatuur met een stuk tuinslang en een paar krammen. Op subtiele wijze liet hij steeds weer doorschemeren dat je toch weinig hebt aan de ingenieursoplossingen die men hier in de schoolbanken doceert, en dat je het vak pas echt leert in de praktijk. De spreker ging zo op in zijn verhaal dat hij niet door had, dat hij de zaal een beetje aan het verliezen was. De ingenieurs-in-wording zaten hier kennelijk niet om voorgelezen te worden uit een spannend jongensboek. Vanaf mijn plaats op de achterste rij zag ik steeds meer schermpjes opflikkeren. Facebook, gmail, whatsapp en zelfs Blackboard begonnen het te winnen van de avonturen van deze Kuifje op middelbare leeftijd. Er werd onrustig geschuifeld en gefluisterd en her en der werden meegenomen boterhammen uit trommels gevist. Ook ik was, als niet-techneut en niet-doelgroep, inmiddels geestelijk afgehaakt. Ik richtte mijn blik op de twee jongerejaars voor mij die op gedempte toon iets sportiefs bespraken, waarbij het er, aan de onderdrukte armgebaren te zien heftig aan toe was gegaan. De lange maakte meppende bewegingen met een stick of racket, terwijl de krullenbol de lange fors bij zijn shirt greep. Uit hun boze gezichten kon ik afleiden dat de scheidsrechter niet adequaat had ingegrepen in deze kwestie. Ook meende ik te verstaan dat hem als gevolg van zijn falen een aantal besmettelijke en redelijk zeldzame ziektes waren toegewenst.
Uiteindelijk kwam de spreker, na enig beleefd aandringen van de organisatoren aan het einde van zijn verhaal. Hij kreeg een dankwoord, een kistje wijn en een hartelijk applaus. Waarna de doelgroep langzaam de zaal weer uit schuifelde. Links voor mij de lange en de krullenbol. “Boeie!” zei de krullenbol. “Ach,” zei de lange bijna peinzend, “Een klein lulletje is ook een lul”.
Comments are closed.