Campus

‘Ik zie mezelf als merk’

Volgend jaar denkt hij er klaar voor te zijn; het rally-wk. Student werktuigbouwkunde Leo van der Eijk (21) is een van de jonge talenten van de Nederlandse Autosport Federatie.


WROOOAAAAR… Het geluid aan boord van de rallywagen van Leo van der Eijk is oorverdovend. Met honderdveertig kilometer per uur stuurt de coureur zijn Chevrolet Kalos over een smal kronkelig bospaadje. ‘Tweehonderd rechts, 22 snij’, roept een kleine tengere dame naast hem plots. De student steekt zijn duim op. Hij heeft zijn navigator goed verstaan. Twee seconden later grijpt hij naar de handrem waarna de wagen door de bocht schuift.


Van der Eijk is tevreden. Tijdens de Rallye Sulinger Land in Duitsland, begin mei, heeft hij aardig wat auto’s met meer vermogen achter zich gelaten. Hij klikt de video van een van de race-etappes, die hij net toonde, weg en opent een overzicht met eindscores. “Van de 138 gestarte auto’s ben ik als 86ste geëindigd. Zeker gezien het feit dat ik twee keer een lekke band reed, is dat helemaal geen slechte score. En kijk, ik heb snellere auto’s achter me gelaten, zoals deze Citroën C2R2. Met zijn opgevoerde 1600 cc motor, is die veel sneller dan mijn Kalos met 1400 cc.”

De jonge rallyrijder is naar eigen zeggen klaar voor de volgende stap in zijn sportcarrière; de overstap naar de sterkere Nissan 350Z. Als hij zich ook in die wagen kan bewijzen, dan ligt het jeugdwereldkampioenschap rallyrijden in het verschiet. Dat is waar Van der Eijk door de Nederlandse Autosport Federatie (Knaf) voor wordt klaargestoomd. Sinds vorig jaar is de Delftse student officieel een jong talent (een zogenaamde Knaf Talent First Rally) van deze sportfederatie. De Knaf begeleidt en sponsort hem. Een andere belangrijke partner van Van der Eijk is het Deltion College in Zwolle, dat voor onderwijsdoelstellingen een rallyteam heeft opgezet.



Gaat het nog spannend worden, de plaatsing voor het jeugdwereldkampioenschap?

“Ik heb twaalf concurrenten die al rijden in de Nissan 350Z. Dus ja, dat wordt spannend. Of ik wedstrijd kan gaan rijden op internationaal niveau hangt overigens niet alleen af van mijn snelheid, maar ook van mijn uitstraling.”



Hoezo speelt uitstraling een rol?

“Deze sport kost ontzettend veel geld. Je moet dus gesponsord worden en de sponsors moeten zich in jou herkennen. Jij bent het plaatje. Ik beschouw mezelf daarom op rallyvlak niet echt als persoon, maar als merk.”



Wat houdt dat in?

“Dat betekent bijvoorbeeld dat ik niet de ene keer strontchagrijnig over de finish kom en de andere keer als een lachend vogeltje. Ik moet altijd hetzelfde uitstralen. Ik ga altijd met een glimlach over de finish, mensen moeten mij aan mijn vrolijkheid herkennen.”



Hoe is jouw liefde voor de autosport ontstaan?

“Auto’s hebben me altijd gefascineerd. Op mijn tweede kreeg ik een elektrische auto, een soort jeep, waar ik nooit uit wilde. We hadden een kleine tuin waarin ik net een rondje kon draaien. En dat deed ik dan ook. Eindeloos rondjes rijden. Ik viel achter het stuur in slaap.


Mijn vader deed aan autocrossing, daar kreeg ik ook wat van mee. Voordat de race begon, mocht ik bij mijn vader op schoot achter het stuur en dan reden we stukjes over het weiland.”



Maar zelf heb je nooit aan autocrossen in weilanden gedaan?

“Nee. We hadden wel zo’n auto in de schuur waar ik op mijn veertiende in mocht gaan rijden. Maar toen ik veertien werd, konden we een rallycross-auto kopen met hulp van een sponsor. Dat is toch net even een iets serieuzere klasse. Het eerste jaar was ik best nerveus. Ik had nog nauwelijks ervaring met autorijden. Ik had een beetje gereden met mijn moeders Peugeot 106. (lacht) Ik schakelde een keer mis tijdens de eerste wedstrijd. Maar aan het eind van het seizoen heb ik zelfs gewonnen van Kevin Abbering (een rallyrijder die voor Volkswagen rijdt, red.) Hij heeft me aangestoken om mee te doen aan het Knaf Talent First.”



Voordat je door het Knaf geselecteerd werd als jong talent reed je rallycross in een Mini. Hoe was dat?

“De Mini had een stuk minder vermogen dan de meeste andere auto’s. Standaard leverde hij 110 pk. Na onze aanpassingen werd dat 210 pk. Meer was er niet uit het motortje te halen. Ik heb er geen kampioenschap mee binnengehaald. Maar in de regen scoorde ik altijd het best. Als het nat is, moet je veel meer het voetje beheersen en dan gaat het wat minder om het vermogen. Ik kon als geen ander net tegen het grippunt aan rijden. We reden per ronde een seconde weg op de nummer twee. Dat is best rap. Normaal zit er maar tweetiende verschil tussen de nummer een en twee. Voor aanvang van de wedstrijden deed ik de regendans.”



Wat voel je tijdens een race?

“Plezier, voldoening, spanning.”



Wat maakt deze sport zo geweldig, is dat de lucht van de benzine?

“Nee, en ook niet het geluid. De controle hebben over snelheid is geweldig. En dan het liefst ook nog als je net over de grens gaat; dat je de auto in bedwang houdt op het moment dat hij begint te glijden.”



Maar dan heb je per definitie toch geen controle meer?

“Echt wel. Kijk maar naar dit videootje van toen ik net vijftien was en ik mijn eerste meters drifting deed in Zandvoort. (Start een video waarop te zien is hoe hij als jong knulletje strakke rondjes draait in een personenauto in overstuur met slippende banden en enorme rookontwikkeling). Hier steek ik mijn handje uit het raam om het moeilijker te maken.


Driften doe je op het gas. Als je meer gas geeft, verlies je grip en gaat de achterzijde van je auto glijden. En op het moment dat je minder gas geeft en dus meer grip krijgt, keert je kont weer naar binnen. In principe kun je dus sturen met het gaspedaal. Tijdens rally’s is dat heel belangrijk. Als je bijvoorbeeld een bocht moet maken op een punt waar de weg van gravel overgaat op asfalt, is het slim om voor de bocht al zijwaarts aan te komen zetten. Want als je op het asfalt – waar geheid gravel op ligt – nog moet draaien, dan vlieg je uit de bocht.”



Het gaat ook wel eens mis. Vorig jaar belandde je in de slootkant. Is het een gevaarlijke sport?

“Nee, rallyrijden is tegenwoordig veiliger dan op de openbare weg rijden. Dat komt door de kooiconstructie, helm en zespuntsgordel. Ik ben op het racecircuit van Spa een paar jaar geleden gecrasht. Er ging iets mis in het onderstel van de auto. Bij een bocht ging ik rechtuit in de bandenstapel; van 150 kilometer per uur naar nul in vier meter. Dat deed pijn aan mijn sleutelbeen en mijn zak, maar ik had verder niets.”



Maar langs dat racecircuit staan geen bomen.

“Coureurs overleven de allerergste crashes. Ook tegen een boom. Er storten ook wel eens auto’s in een ravijn. Van de auto’s blijft dan weinig meer over, maar de coureurs stappen er doorgaans zonder een schrammetje uit. Maar goed, uiteindelijk gebeurt er in iedere sport wel eens wat.”



Hoeveel tijd steek je in deze sport?

“Het is een topsport. Ik probeer vijf à zes uur per week fysiek te trainen; hardlopen, fietsen, roeien. Ik train ook mijn buik- en rugspieren om tijdens het rijden een goede balans in het lichaam te kunnen houden. Daarnaast ben ik veel bezig met pr. Contacten onderhouden met sponsors, media en vrienden kost veel tijd.



En af en toe rijd je nog een stukje?

“Ik heb het afgelopen jaar acht wedstrijden gereden en daar komen nog wat trainingen en testritten bij. Ik denk dat ik in een jaar ongeveer vijftien weekenden aan het rijden ben en tien weekenden naar wedstrijden ga om te kijken en contacten op te doen.”



Houd je nog wel tijd over om te studeren?

“Het is lastig. Ik moet goed plannen. Als derdejaars student werktuigbouwkunde ben ik nu bezig met mechatronica projecten uit het tweede jaar. Behalve dat ik aan topsport doe, ben ik ook dyslectisch. Een bachelor in drie jaar is voor mij niet te doen. Gelukkig steunt de TU mij.”



Wat wil je uiteindelijk doen met je studie werktuigbouwkunde?

“Na mijn bachelor wil ik in Eindhoven de master automotive doen. Of in Delft, als tegen die tijd hier ook zo’n master is. Ik wil me richten op de ontwikkeling van het onderstel of op het motorische gedeelte van personenauto’s. Werken aan waterstofauto’s lijkt me interessant. Ik zit ook niet voor niets bij het TU raceteam Forze, dat een wagen heeft dat op waterstof rijdt. De olie raakt op, dus we moeten toch op wat anders gaan rijden.”

CV
CV

CV


Leo van der Eijk (1992) kreeg de autosport met de paplepel ingegoten. “Vanaf mijn geboorte ben ik al bezeten van auto’s.” Zijn vader deed aan autocrossen en als klein jongetje mocht hij op diens schoot voor aanvang van de wedstrijd rondjes rijden over het parcours. Op zijn dertiende jaar is hij serieus begonnen in de autosport, door te starten in de Ford RST junior Cup op het Eurocircuit in Valkenswaard. Op zijn zeventiende is hij mee gaan doen aan de Super 1600 klasse in de Rally-Racing. Afgelopen jaar heeft hij de talentenjacht van de autosportfederatie Knaf gewonnen. Hij hoopt met de hulp van deze sportclub een coureur van wereldniveau te worden.

Tevens is Van der Eijk derdejaars student werktuigbouwkunde en maakt hij deel uit van raceteam Forze hydrogen racing Delft.

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.